Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 5
(1863)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Jaerboeken der Thieltsche Rhetorijkkamer]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aen den volksgeest te geven, welke ten minste alle cultuer niet uitsloot; maer Spanje rigtte het hier te lande op zulke wyze in, dat het goede met het kwade werd uitgeroeid, en de geest des doods gansch België scheen te overvleugelen, en alle verdere geestontwikkeling verstikteGa naar voetnoot(1).’ De uitslag van dit dwangstelsel was, dat de letterkunde, door eene dweepzuchtige censuer verlamd, alle eigenaerdigheid verloor, en weldra als verachtelijk werd beschouwd. De kamers van Rhetorika ondergingen den onvermijdelijken invloed van dien noodlottigen toestand: zij werden door de geleerden en de begoede klassen verlaten, vielen in het domein der kleine burgerij, en werden in smakelooze konfreriën herschapen. In deze gesteldheid verwierven zij andermael de gunst der geestelijkheid. Deze vond hierin een groot voordeel die genootschappen, welke nu door eene eeuwenlange verdrukking getemd en afgemat waren, maer bij welke het vuer misschien nog onder de asch bleef smeulen, onder haer onmiddellijk patroonschap te stellen, ten einde dezelve van nabij te kunnen bewaken, en ze op het door haer afgebakend spoor te houden. Tusschen die voorwaerdelijke bescherming en eene geheele afschaffing was er geen middelweg. De kamers wisten het wel: eene lange en zure ondervinding had het hun genoegzaem geleerd. Ook, verre van eene noodelooze worsteling te beproeven, onderwierpen zij zich gedwee aen de vereischten van hun nieuw lot. Ging deze inwilliging bij eenige gedwongen, bij een groot gedeelte sproot zij evenwel uit oprechtheid voort. Om het even; de volkomene onderwerping der Rederijkkamers kwam op eens de oorzaken, die hunne sluiting sedert menigvuldige jaren hadden bevolen, uit den weg ruimen. Thands mochten zij zich | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
weder op de tooneelkunde toeleggen, en dit deden zij met eene geestdrift, die des te levendiger werd, naer mate de tijden zich gunstiger aenboden. Onder het regentschap van Maria-Elisabeth, en vooral onder het gezegend bestuer van Maria-Theresia genoot België het geluk van eenen voorspoedigen vrede. De linnennijverheid en de landbouw, die twee bronnen van rijkdom voor Vlaenderen, deden onder de werkende klassen eene buitengewoone welvaert heerschen, welke het volk krachtig aendreef, om als vroeger in de openbare vreugdebetoogen en in de tooneelkundige uitspanningen zijn vermaek te zoeken. Dit duerde zoo tot aen den eersten patriottenkrijg. De laetste jaren der eeuw toonen ons België door Frankrijk ingenomen, zuchtende onder het schrikbewind der omwentelaers, en weinig andere feesten vierende dan degene door den Republikaenschen kalender voorgeschreven.
1700. Het rekeningboek der kamer, beginnende ten jare 1700, waervan de index op het Gulde-bouck van 1740 is bewaerd gebleven, doet ons kennen, dat er jaerlijks drij algemeene vergaderingen gehouden werden, te weten: op 1 Meidag, als men de inhaling van den Mei vierde; op 24 Juni, feestdag van den H.-Joannes Baptista, patroon der Gilde, en op St.-Michielsdag, ter gelegenheid van de Thieltsche kermis. Die vergaderingen duerden gewoonlijk twee of drij opvolgende dagen, gedurende welke onze kunstgezellen zich hartelijk vermaekten, en door hunne vrolijkheid geheel de burgerij in beweging brachten. De gilden van St.-Joris en St.-Sebastiaen hielpen hen overigens gewillig in die taek. Na de solemnele mis, waeraen al de konfraters in vollen tooi moesten tegenwoordig zijn, trok men statig, en voorzien van de vereischte eereteekens ter redezael. Daer las de dichtmeester eenige verzen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot lof van den Prins en van het gezelschap. 's Middags vereenigde een eetmael al deze vrolijke gasten rond eene groote tafel. Het lekker bier schuimde in de tinnen bekers, de zang weêrklonk dat het gebouw daverde; dan kwam de dans onder de lindeboomen. Een kluchtspel ‘tot vermaeck van het ghemeen’ werd in de opene lucht uitgevoerd; 's avonds trok ieder welgemoed huiswaerts, en al moest men hieraen ook een deel van den nacht besteden, niemand wist er kwaed van te spreken. 's Anderen daegs ging het spel weder aen den gang. Hoe beter de tijden werden, hoe luidruchtiger ook de vergaderingen onzer Rederijkers zich voordeden. De ‘oudvermaerde vrije Reden-Ghilde der weerde dry Santinnen in Brugge’ gaf dit jaer eene berijmde prijskaert, of zoo als zij het noemde, eene ‘konstbegroetinge’ uit voor het opstellen van een dichtwerk in honderd verzen over ‘den Oorspronck en den Lof der Rymkonst’ en van een liedeken over ‘'t Bedryf der Sanggodinnen, elck in 't besonder met hun oeffeningh ten toon ghestelt.’ Zestien Rederijkkamers namen deel aen dezen dichtstrijd: Antwerpen (de Olyftack ende Violiere); Mechelen (de Pioene); Lier (de Genette-blom); Lier (den Groeyenden boom); Brugge (de H. Geestkamer); Nieupoort (van Vroescepe dinne); Duynkercke (Karssouwieren, verblyders in den tydt); St Winoxbergen (Baptisten-Royaart); Dixmude (H. Gheest, gheseyt Annanisten); Dixmude (Morgen niet); Oudenburg (Cranck B. stier); Ninove (Al vloyende groyende); Aelst (Liefde wint); Thielt Besproyt dat bloyt); Rousselare (Seeghbaer herten) en Leffinghe (Altoos doende). Benevens deze genootschappen traden in het perk vijftien bijzondere liefhebbers onder welke wij tellen eene ‘Rymbeantwordinge door B.J. Coussens, liefhebber binnen der stede van Thielt,’ onder kenspreuk: ‘Jonst baerdt const.’ De prijskamp had plaets den 9 Mei en werd den volgenden dag voltrokken. Wij laten hier eenige regelen volgen uit het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dichtwerk namens de Thieltsche kamer van Besproyt dat bloyt uitgegalmd: Apollo ick die ben tot uwen dienst bereyt
Kom vragen met eerbiet u de oorsproncklijckheyt
Van d'ed'le Rymerie, dies wilt myn pen besproyen
Met u Bellerophon, op dat myn ad'ren vloyen
Eerleven na hun doot, dies geeft my eyghen stof
Da 'k uyten na de vraegh den oorspronck en den lof
Magh van u Rymerie; op, op, vercleunde sinnen
En siet waer uyt dat ghy dien oorspronck wilt beginnen
Sy comt daelen uyt Godt en Godt dat eeuwigh wort
Heeft d'ed'le Rymerie Homerum inghestort,
Dien Goddelijcken Man, Vader der soete maeten
Hoe hy dus Goddelyck weet in sijn werck te praeten
Soo wie dus Vader is van eenigh dinck gheseyt
Moet wesen het begin en de oorspronckelijckheyt
Uyt wie de Wateren als uyt Parnassi beken
Ghestadigh in den mont van de Constminners leken
................
De Ryemerie is ryck van alderhande gaven
Versteende herten can sy murwen, ja de rots
Hoe hert, hoe steenich, hoe onroerigh en hoe trots
Nabotst een soet ghedicht, en wilt haer galm dwinghen
Om tgheen sy Rymen hoort het leste uyt te singhen
.................
De dicht-Const can het al en dat in overvloet
Sy is als een fonteyn, een dauw soet van nateuren
En haere craght die strydt teghen der Hellen deuren
En opent haer ghewelt int Hemelsche Paleys
Neffens de Godtheyt self set sy haer menich reys
Sy can noch hedensdaeghs den Mensch met Manna spysen
En de ghestorvene ten oordeele doen rysen
Dien vervaerlycken dagh beschryven dat u hert
Van schrick van anghst, u 't schynt, van Godt geoordeelt wert.
t' Is als een Atlas, s' ondersteunt des aerdrycks saecken
Mits sy u met Ghedicht can alle dengh doen smaecken
En s' heeft onsterffelyck ghemaeckt menighen Man
rYM'rIe WIe kLoUCk ghenoUgh DIe U WtWerken kan. (1700).
(Kenspreuk: Daer min is vrede.)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op enkele uitzonderingen na, zijn de werken der andere kamers en der bijzondere liefhebbers in den zelfden trant geschreven. Er behoeft geen gering geduld om dien bundel van Helikonsche verzen te doorloopen. Hetgeen bij den eersten oogopslag den lezer vooral in de oogen springt, is het onmatig gebruik van ronkende woorden en van mythologische zinnebeelden. Men weet eigentlijk niet of men lachen of zich ergeren moet over die gedurige koppeling van het gewijde met het heidensche, van den Bijbel met de Odyssea. Een enkel gedicht, te midden van al dat rijmwerk, draegt blijken van echt poëtisch vernuft: 't is dat der Rederijkkamer van Duinkerke. Die bundel zal een denkbeeld geven van hetgeen, helaes! de edele dichtkunst alsdan was geworden. Het liedeken door de Thieltenaers gedicht op de stemme: Doodt van den koninck van Inglant, bestaet uit drij coupletten en begint aldus: I.
Laet de schachten van de swaen, trots de konst befaemde Griecken
In neder duyts vermaen, tot soete thoonen wiecken
Om Phoebi top, te clemmen op, daert al besproyt, dat liefde groyt.
Aenghename geuren riecken, met den dauw besproyt
Kwil met soete reden, gaen ontleden
Der Musen werck en hun perck
Soet en schoon, voor const minners stellen ten thoon
Alwaer men speelt, en aerdigh queelt
Met soet gheschal, bly en mal
Neghen Musen Sanggodinnen, vierent soete dal.
II.
Enz., enz.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitgeloofde prijzen werden weggedragen als volgt:
Eenigen tijd na dezen letterstrijd, op 2en en 3en Sinxendag 1700, vertoonden de Gezellen van Ghebloeyt int wilde het stuk: De marteliën van Simeon, bisschop van Clesiphen, sijne suster Tarbula ende den prins Ustazanes, onder den Conijnck Sapor van Persiën. Als naer gewoonte, wendden Prince, Deken en Eed zich tot het schepenkollegie met verzoek ‘aen de voorseyde gulde te doene al sulcken liberaelen bijlegh als sij sullen vinden te behooren, te meer dat het selve spel tot cieraet ende vereer deser stede ende van desselfs ommeganck ofte kermisse is verthoont gheweest; ende dat deselve stede van weghen dese gulde t' zedert den jare 1687 (als wanneer verthoont wert het spel van Theodosius) gheen den minsten oncost en heeft ghesupporteert.’ Bij apostille van Burgemeester en Schepenen wordt er bevolen te betalen aen Willem van den Berghe, ontvanger van St.-Jans-gilde de somme van 4 pond. gr.Ga naar voetnoot(2).
1702. De overheden van St.-Jans-gilde, geven bij rekwest aen burgemeester en schepenen te kennen ‘dat sij geiren souden vertoonen tot UE. heeren divertissement en tot hunne exercitie op xxvien Februarij toecomende, wesende vette Sondach alsmede | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op Vastenavondt, naer den godtsdienst tot de Eerw. Paters Recolletten gedaen sal wesen, op het stadthuys deser stede, seker comedie ofte cluchte geintituleert de Gramschap, uijtgevrocht op een van de seven HooftsondenGa naar voetnoot(1), ende alsoo het selve niet en can geschieden sonder UE. bewillijnge ende consent, oorsaecke de supplianten hun keeren tot UE. heeren, enz.Ga naar voetnoot(2).’
1703. Ofschoon onze provinciën nog immer in eenen neteligen toestand verkeerden, werd echter dit jaer binnen de stad Gent een tooneelkundige kampstrijd geopend, waerop onze kamer verscheen en alwaer zij veel roem inoogstte. De zegepralende intrede werd hier met pracht gevierd omtrent St.-Jansdag-midzomer ‘wanneer den prys is ingebracht gheweest van GhendtGa naar voetnoot(3).’
1711. Bij ‘acte van decreete’ verleend in vierschaer van burgemeester en schepenen, den 1 Maert 1711, bekomt de Gilde van Rhetorika machtiging om het woonhuis met medegaende erf te verkoopen, waerop ten jare 1630 eene rent van 25 sch. gr. 's jaers, te haren behoeve was bezet, om dies wille dat de weduwe van Cornelis Flederickx en hare medehoirs ten sterfhuize van dezen laetsten, sedert vijf jaren den verschuldigden kroos niet hadden betaeldGa naar voetnoot(4). De koopvoorwaerden dragen de dagteekening van 25 Februari 1711Ga naar voetnoot(5). De hypotheek werd aengekocht door Gillis De Seyn, die den daerop sprekenden last eenige jaren later (in 1714) aflegde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1714. Op 2en en 3en Sinxendag ‘wesende onse groote processie, midtsgaeders op den xxiii, xxiiii ende xxvii Mey’ vertoonde de kamer ‘het Treurspel ende martelie van den Heylighen Adrianus, die eerst afgodist synde, ende daernaer de selve versaeckt, ende 't christen gheloof aenghenomen hebbende met wonderlijcke stantvastigheyt, naer schroomelijcke pijnen ende tormenten voor ons gheloof gestorven is, alles omme by dien middel 't ghemeente aen te moedighen tot volherdynghe, stantvastigheyt ende met ghelycken ijver al t' samen het leven te pande te stellen voor ons roomsch catholyck geloove, naementlyck in dese dangereuse conjuncture van tijdeGa naar voetnoot(1).’ De stad kwam in de onkosten der vertooning voor 3 pond. gr.
1719. Op tweeden Sinxendag en de twee volgende dagen vertoonden onze Gezellen ‘Het leven ende doodt van den Heyligen Joannes Baptista, hunnen patroon’ in de tegenwoordigheid van Heer en Wet en van ‘menighvuldige vremdelyngen, die het selve met toejeugijngen wel hebben willen sien ende hoorenGa naar voetnoot(2).’
1723. Het Magistraet geeft 4 pond. gr. ‘aen de Gulde van St.-Jan ende Rhetorika tot hulpewaers van de oncosten by hun ghesupporteert in 't vertoogh van eene actie op den 17 en 18 Meije 1723, par requeste, habeat ende quittantie.’ De vertoonde actie was het Spel van LysimachusGa naar voetnoot(3).
1726. Salomon vande Kerckhove, Pieter de Vriese en Jacobus van Caeneghem in hunne ‘qualiteyt van respective Prince, Deken ende Hooftman der Reden-rijcke gulde van Sint-Jan Baptiste gheseydt: Gebloeydt in 't wilde’ vertoonen aen het Magistraet, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘hoe dat sy aen UE. hebben opghedraeghen ende publyckelyck op den 10, 11 en 12 Junij 1726 tot stichtinghe ende vermaeck van het ghemeente hebben doen verthoonen het Treur-spel ende martelie van den heylighen Wenceslaus, hertogh van Bohemen’ en daerdoor hebben ‘moeten supporteren eene merckelycke quantiteyt van oncosten.’ Burgemeester en schepenen, dit alles in acht nemende, verleenen 4 pond. gr.Ga naar voetnoot(1).
1728. Ter gelegenheid der Thieltsche kermis, wordt het Spel van den Prins Eugenius, door onze Gezellen vertoondGa naar voetnoot(2).
1729. In 1722 had het Magistraet besloten ‘eenen theater te stellen in de studente scholeGa naar voetnoot(3)’ ten einde aen de liefhebbers der Rhetorika, een behoorlijk lokael te verschaffen, hetwelk ter zelfder tijd zoû gediend hebben voor de studenten van het kollegie, die onder de bestiering der paters Recolletten zich veeltijds in de tooneelkunde oefendenGa naar voetnoot(4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit theater was thands voltrokken, en de Rederijkkamer werd geroepen om in de bekostiging der schermen en tooneelbehoeften te helpen voorzienGa naar voetnoot(1). De eerste vertooning, door onze maetschappij op den nieuwen schouwburg gegeven, had plaets den 6 Juni 1729. De stad kwam de onkosten te gemoet met 4 pond. gr. ‘betaelt aen prince, deken ende eedt van het Gulde van St. Jan-Baptiste geseyt gebloeydt int wilde, binnen dese stede over 't gonne hun toegestaen is by appointemente op hunne requeste den collegie gepresenteert den 12 july 1729 ter hulpenwaerts van hunne ghesupporteerde oncosten in het vertooghen ende spelen op thiater den zegeprael van zijne keyserlycke ende conincklycke Majesteyt Carel den VI, onsen genaedighen souverain, ende de nederlaege van Agmet den IIIn turckschen sultan, op den 6, 7 en 8 juny 1729.’
1731. Gedurende de Sinxendagen vertoont men ‘d'Actie ofte tonneelspel van Alexander den grooten ende den coninck Darius.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gewoon hulpgeld van stadswege. Anthone van der Cruysse was alsdan prince en Judocus Jochem ontvanger der Gilde.
1732. De gilde-knaep bekomt een gansch nieuw kostuem versierd met het wapenschild der kamer. In de vergadering van 29 September worden verscheidene veranderingen aen het reglement toegebracht. Men neemt, onder andere, eene ‘resolutie, waer in de Bereckers syn af gheset gheweest als andere nieuwe ordonnantiënGa naar voetnoot(1).’ De Bereckers waren overheden door de Gilde gekozen, en gelast met Prince, Deken en Hoofdman, de belangen des genootschaps gade te slaen. Zij hadden in de opvolgende wijzigingen, welke het reglement in de vorige eeuwen onderging, de Gezwoornen van 1462 vervangen. In buitengewoone omstandigheden werden de ouderlingen der kamer tot de beraedslagingen van den Bestuerraed toegelaten, en geene beslissing van eenig belang mocht buiten hun toedoen genomen worden. Op aenzoek der Gentsche liefhebbers van Rhetorika ging onze maetschappij aldaer op den schouwburg der Fonteinisten verscheidene vertooningen geven. De argumenten of programmen, door Cornelis Meyer te Gent op een duizendtal exemplaren gedrukt, (in-4o, 4 bl.) behelzen een kort begrip der te vertoonen stukken. Het opschrift luidt aldus: ‘De Tieltsche Rym en Redenconst-Minnaers (sChrYVenDe Voor sInspreUk gebLoeYDt Int WILDe) zullen met leer-sucht verthoonen aen het Gemeen in den Bouw het Gancxken binnen de stadt Ghendt op den 26 October 1732: De kerck-schendige Broedermoordt gheschiet aen den H. Wenceslaus... Met de klucht van Pier Lompaert en Janne Vuyl-Smots. Ende op den 27 October Den ondergang van Darius coning van Persien, met de klucht van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meester Broddaris, Quacksalver. Ende op den 28 der voorseyde maendt October 't Verraet vanden prins van Amilca op het leven van den Czar.... Met de Klucht van Dierick Mager-scheen en Lyntjen scheeve-neusGa naar voetnoot(1).’ Uit dankbaerheid werd van wege de ‘Edel Gentsche maegt’ aen de ‘Tieltsche Roos gebloeyt in 't wilde’ een ‘prachtig Eer-gedicht’ aengeboden. Vele bijzonderheden omtrent deze vertooning zijn ons bewaerd gebleven in een ‘Refereijn tot lof der Reden-rijke gulde-broeders van den Heyligen Joannes Baptista binnen de stede van Thielt, voerende voor kenspreuk: gebloeyt in 't wilde,’ opgesteld door eenen ooggetuige, Joannes Ailliet insignis poëta, gelijk hij zich zelven zedigheidshalve noemt. Ziet hier twee strofen van dit Referein: II.
Wanneer u prinsdom wiert door Vanden Berg beseten
Heeft schier heel Nederlant van desen tocht geweten,
Al wat de Vlaemsche spraek self maer van ver verstont
Sig op dit const vertoog ook binnen Gendt bevondt.
Het schouwburg was te kleen om d'overvloed der menschen,
Die meer 't gesicht voldeet als iemandt conde wenschen
'T gehoor was zoo voldaen door de verbeilde deugt
Dat ider onversaet vertrok met volle vreugd,
'T vertoog van Wenceslaus hoog konink van Bohemen
D'aenschauwers door 't getraen deed het gesicht benemen
Pier Lompaert met syn Smots verwekte sulkx gelag
Dat men door heel de stadt nauwx hoorde noch en sag;
Darius, drouf geval deed meest d'aenschauwers weenen
En Alexanders deugd verwekte self de steenen,
Brodarius bovendien met syn geslepen knecht
Met wonderlyk vermaek kreeg van al 't volk syn recht
Den prins van Mencik of bewyst syn trauwe daden
Een mager scheen deed 't hert des volks van druk ontladen
Sulkx dat alsnu geweent aldan gelachen wiert.
Het jaertyt van de const dient recht met const geviert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III.
Soo lang als Thielt is Thielt sal 't van dees helden spreken
Daer van der Cruysse was van 't constgetal den Deken,
Den goeden Swankaert wierd beneffens Jan Alliet
Als ook met Bytebier op schouwburg aengeset;
Daer naer volgt Brabant op, wat jonger noch van jaeren
Nochtans in Redenryk niet minder ook ervaeren
Die over 't const getal bestierder was gestelt
En voor de Redenmaegd heeft menig lof vertelt;
De Hane wonderlyk met Roelants dede blyken
Dat Thielt in 't const bedryf niet moet voor meerder wyken
Hun statig treur vertoog soodanig wiert geromt
Dat heel het vlaemsch Parnas scheen als van hun verschromt:
De Meyer door 't betuig en heusche vrauwe treken
Deed schier de heele stad van syne komste spreken,
Syn wonder neirstigheyt tot voordeel van 't gemeen
Sal nooyt uyt het gedacht van dese gulde scheen.
'T roemweirdig const gedrag van Buyssens dient gepresen
Mits hy als Vuyle Smots al 't volk deed vrolyk wesen,
Hoe wel in 't staetsvertoog niet min gekondigt wiert.
Het jaertyt van de konst dient recht met const geviertGa naar voetnoot(1).
1735. In de Sinxendagen vertooning van het ‘Spel van Julianus ende Basilissa, alsmede het Spel van David ende AbsolonGa naar voetnoot(2).’
1737. De Prins Guillielmus van Brabant schenkt aen de Gilde een zilveren schild om met eenen zilveren schakel aen den eerehalsband te worden gehangen.
1738. In de Sinxendagen vertoont de kamer het ‘Spel van den onderganck der Machabëen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op St. Michielsdag ontvangt zij het bezoek der Rederijkers van Rousselare.
1740. Op St. Jansdag vergadert zij ‘ten huise van Sr Pieter de Neckere ‘mits by placcaete van de keyserlycke Majesteyt desselfs ghewoonlycke vergaederplaets, het stadthuys, was gheoccupeerd door de borgerlycke wacht.’ Er worden aen den Prince Judocus Roelens 2 sch. gr. betaeld ‘over doen repareren van den standaert met de leveringhe van de zyde.’
1741. De vergaderingen worden wederom ten Stadhuize gehouden. In de maendelijksche bijeenkomsten houdt men zich onledig met het opstellen van kleine dichtstukjens en met andere rhetorikale oefeningen. Onder de handvesten der kamer berusten verscheidene dezer gewrochten; zij hebben weinig dichterlijke verdienste, en derhalve gelooven wij onnoodig er ons verder mede op te houden. Den 28 Juli wordt er door de Gezellen besloten ‘te doen een guldewys besoeck aen hunne oude vrienden ende constminnaers der stad van Rousselaere op den vierden sondagh van Oust, wesende den 27 der zelve maend, op conditie dat iederen persoon willende die eere ende vermaek ghenieten sal moeten inlegghen in handen van den ontfangher tot vyfthien stuyvers om het ghemeene ghelaeghe aldaer ghesaementljk te vertheiren, nemaer sal elck syne theiren daer buyten mitsgaeders in gaen ende keeren moeten betaelen uyt syn eygen borse.’ Ten bestemden dage lieten onze Rederijkers zich op wagens naer Rousselare voeren, alwaer zij in de herberg den Salm afstapten.
1742. Op 14n, 15n, 16n en 17n Mei, vertooning van ‘twee verscheyde treurvertoogen ofte tragediën met desselfs gevolgh,’ te weten: ‘De voortreffelycke schouwspelen van Audas, bisschop, ende Addictus met Varanes; welke spelen ende cluchten vertoond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
syn geweest op de achterplaetse van het hof Sint-Joris in Thielt, waervan de argumenten berustende syn in de archieven der voornoemde gulde.’
Uittreksel uit de rekening:
Onder de baten en ontvangsten bemerken wij:
1743. 4 sch. gr. betaeld aen Francies de Backere, weerd in het Schaek, ‘over thairen in het maeken de vereerdichten aen den deken der Gulde Joseph Roelens ende het vernieuwende Majestraet deser stede.’ Aen den zelfden betaeld 5 sch. gr. ‘over leveringhe van dry botteljen wyn, vereert aen den gheschoten Coninck van Ste-Sebastiaen, onsen medebroeder Sr Jacobus Kindt.’
1744. Er wordt besloten tijdens de Sinxendagen te vertoonen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den Segenprael der Heylighe Kercke, in verzen opgesteld door Guillaume-Frans van Brabant, gewezen Prins der Gilde, met wien dienaengaende eene overeenkomst werd gesloten voor een pont groote courant ‘boven den vrydom van het gelaghe ende voordere oncosten daer aen dependerende.’ Op H. Drijvuldigheidsdag wordt het Spel van Jubilé vertoond volgends ‘accoort by de hoofden der St Jans-gulde gemaeckt op den 26 December 1743 voorleden, met Pastoor, Prince, Deken, Hooftman ende ouderlinghen van de confrerie van de alderheyligste Dryvuldigheidt alhier.’ Ter oorzaek van den ‘troubelen tydt van oorloghe’ houdt men de vergadering op St.-Jansdag in het Schaek.
1745. Door den veldslag van Fontenoi viel gansch Vlaenderen in de macht van Frankrijk, en bleef tot in 1748 onder de beheersching dier vreemde mogendheid.
1748. De vrede wordt te Aken geteekend, en Maria-Theresia komt in het vreedzaem bezit van hare erfelijke staten. Ten einde hierover haer genoegen te doen blijken, richt de rederijkkamer van Kortrijk eenen kampstrijd in, waerop de Thieltsche Gilde twee prijzen behaelt. Bij gebrek aen geldelijke middelen, is ons genootschap gedwongen de eermetalen, bij opbod onder zijne leden, te verkoopen.
1749. Doordien de beraedslaging van 12 Januari 1744 niet was kunnen uitgevoerd worden ‘ter oorsaecke van de troubelen van oorlooghe in dese landen voorgevallen, precyselyck begonst | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
acht daeghen vóór Sinxen, maer nu gemerckt Saturnus gulden tydt ontloken is en Pax den olyftack comt bieden, terwyl Mars verslegen is, ende princeypaelelyck wel het aendringhen van de jonckheydt ghenegen tot hunne oude manieren van te spelen, gestyft door den onuytblusschelycken yver van Judocus Wanneyn onsen Prins,’ zoo besloten onze Rederijkers op Sinxen toekomende ‘tot meerder eere Godts, syn Lieve moeder ende Sint-Jan Baptiste onsen patroon’ te vertoonen ‘den Goddelycken Zeghenprael der Roomsche Heylighe kercke.’ Onder de onkosten waertoe deze vertooning aenleiding gaf, treffen wij de melding aen van het bouwen eens pauselijken paleizes op het theater.
1750. Op 6 September ontvangt onze kamer ‘het minnelyck const-besoeck van die van Rousselaere.’ De vergadering had plaets op het stadhuis. Men had mede de schepenenkamer ter beschikking onzer vrienden gesteld. De straten waren versierd en bevlagd; ‘jaerschriften ende vereerdigten’ hingen aen de huizen. Verscheidene trommels en violen werden in rekwisitie gesteld. Eindelijk een redelijk getal tonnen bier werden afgedronken. De kleinere tooneelgenootschappen uit omliggende gemeenten, die geene middelen genoeg bezaten om zich op eigen kosten een theater te verschaffen, kwamen dikwijls de schermen en andere tooneelbehoeften bij onze maetschappij, mits eene vergelding, bepaeld op 1 p. en 5 s. grooten, afleenen. In 1749 en 1750 worden aldus theatergelden ontvangen van Ruisselede, Ardoye, Eeghem, DenterghemGa naar voetnoot(1), Pitthem en van eene wijk van Thielt-buiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1751. In de Sinxendagen vertooning van ‘Het leven en kloecke doodt der heylighe maget en Martelaeresse Susanna, benevens de cluchte van Por Sint Jacq. Reeds de derde mael zien wij het spel van Suzanna op den Thieltschen schouwburg ten tooneele voeren, en telkens na de tusschenruimte van meer dan eene eeuw.
1752. Thands woonen wij eene grootsche plechtigheid bij. Onze kamer had van den Paus van Rome de relikwiën van den Heiligen Joannes-Baptista, haren patroon, bekomen. Deze kostbare overblijfsels werden met vele eerbetuigingen ingehaeld en ter parochiale kerk verheven. Men had van deze gelegenheid gebruik gemaekt om het jubelfeest als vijftigjarig lidmaetschap van den gildebroeder Petrus de Vriese te vieren. Het kort relaes van dit feest verdient gekend te wezen: ‘Oncosten gedregen by de oude ende vastgestelde Reden-Camer van Gebloeyt in 't wilde binnen Thielt vergadert geweest op desselfs gewoonelycke vergaeder-plaetse, het stadthuys deser stede, op den 29sten en 30sten September 1752, alsmede op den eersten October van het selve jaer uyt oorsaecke van de seer blyde inhalinghe ende verheffinghe der overblyfsels van den heylighen Joannes Baptista. De reliquiën wierden gebracht uyt de nonnenskerckeGa naar voetnoot(1) naer de groote kercke, ten welcken eynde waeren gemaeckt, soo aen het hospitael als kerck, twee schoone poorten triumphael. De kercke mede was hoogelyckx verciert. Ten gelycken daeghe dede synen vyftigh jaerighen Jubilé Petrus de Vriese als gulde broeder. Hy wiert met zeer groote magnificentie gebracht naer het stadthuys, waer opgerecht stondt eene aensienelycke ende beluysterde hooghe poorte triumphael met syn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verdiep, waer in verthoont wiert den doop van Joannes speelwys; naer hy alvoorens den willecom had ontfanghen door de redenmaeght van Thielt, in geselschap hebbende acht andere maegdekens. Des namiddags wiert eene klucht vertoont met twee naer een volgende daeghen, constig opghestelt door den Prince Regelbrugghe. Savens was het illuminatie. Geheel den hallenthoren was behangen met menigvuldige lanternen ende lichten. Insgelyckx seer veele jaerschriften waren daer te sien, de welcke tot memorie berustende syn in de archyven deser gulde.’ Uittreksels uit de rekening:
Een smeekschrift werd gezonden aen de stedelijke overheid en aen ‘Pointers ende regierders van Thielt buyten’ om hun voor oogen te leggen, dat de gildebroeders de relikwiën ‘geirne souden doen stellen in een silveren kasken hier toe te maeken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten eynde verheven wesende daer mede te segenen de christene geloovigen,’ Van weêrskanten werd een hulpgeld toegestaenGa naar voetnoot(1).
1753. Het Herderspel van Porphyre ende Sephryne wordt gedurende het wintersaizoen in het hof van Sint-Joris met luister vertoond door de voornaemste liefhebbers der Gilde.
1755. Op de achterplaets der herberg de Lelie (Kortrijkstraet) wordt op den 19n, 20n, 25n en 26n Mei, door onze kamer vertoond ‘aen het publyck, de twee voortreffelycke schouwspelen inhoudende het eerste De veranderinghe der Rijcken, verbeeld bij den Troeijaenschen prins Francus, zegenpraelende overwinnende den koning van de Gaulen Sarmantus, ende het ander De uitroeijinge der Machabeën, uijtgevrocht bij Marianne ende Herodes Antiphater,’ benevens eenige kluchten opgesteld door den oud-prince G.F. van Brabant. Drij en dertig leden van de Redenrijke kamer de Zeeghbaer herten van Rousselare kwamen deze vertooning bijwoonen.
1756. De tooneelgenootschappen van Beveren, Marckeghem, Caneghem en de schoenmakers-knechten van Thielt komen de theaterbehoeften in leening vragen.
1757. Onze Rederijkers trekken wederom naer Rousselare ten bezoeke.
1760. In de vergadering van 20 Mei wordt besloten, het theater gansch te vernieuwen, en daertoe eene leening van 13-16-8-6 gr. voor 3 jaren aen te gaen. Leopold de Necker doet het voorstel deze som kosteloos te verschieten op voorwaerde, dat de Gilde zich verplichte de drij gewoone vergaderdagen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mitsgaders de bijeenkomsten ter gelegenheid van het bezoek der Rousselaersche vrienden, te zijnen huize, in de herberg de Lelie, te leggen, en de spelen gedurende den tijd van 3 jaren aldaer te vertoonen. Dit aenbod wordt aenvaerd. Eene andere verbindtenis wordt aengegaen met Joris-Abel Regelbrugghe, welke ‘direkteur geweest hebbende van diversche spelen op diverente prochiën buyten Thielt gelegen ende hieromme hem heeft voorsien van pijken ende vaenen met ander krijghsgetuygh hiertoe dienende, overeen is gekomen op den 20 Meij 1760 van de selve te leveren aen de Gulde van Sint-Jan Baptista wanneer sij kommen te spelen op theater; op dese conditie dat den ouden standaert hem gratis sal gegeven worden.’ Het tooneel werd gevolgentlijk onder het toezicht van Regelbrugghe nieuw opgetimmerd, en de Gezellen kwamen overeen ‘met Sr Joseph de Cuypere meester-schilder binnen Cortryck, om nieuwlinghs te schilderen hunnen theater immers veerthien porscheniaen (schermen) met de schuyven, soodanigh sy souden mogen ten voorschyne komen ofte verthoont syn aen die de schilder conste verstaen sal; waervooren hy sal commen te profiteren tot ses schellingen wisselgelt daghs.’ De geheele bekostiging beliep tot de somme van 22-1-11-6 gr. Ten einde de ‘seer lieve ende welbeminde gebroeders van de stadt van Rousselaere’ over den nieuwen schouwburg te laten oordeelen, worden deze op een ‘constbesoeck’ uitgenoodigd. Dien ten gevolge komen de Prins der Zeegbaer herten, met 35 zijner Gezellen op 7 September naer Thielt, en worden met pracht onthaeld. De vrolijke gasten verblijven hier twee dagen, en brengen dezelve in vreugde en vermaken door.
1761. Op 11n en 13n Mei wordt ter herberg de Lelie vertoond: ‘De kerkschendige broedermoort, begaen door Boleslaus aen den heyligen Wenceslaus, eersten Coninck van Bohemen.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den 12n en 14n der zelfde maend voerde men ten tooneele ‘Den onderganck van den Assirierschen veltheer Holofernes, overwonnen door de vromdadige heldinne de Heylige Judith.’ Twee kluchten, doormengd met kunstige balletten, werden ten zelfden tijde gespeeld. Uit de stad Rousselare waren twaelf konfraters ‘gekomen tot het besien, den eersten dag, onse tragedie.’ Het zilveren schild, door G.F. van Brabant in 1737 aen de Gilde ten geschenke aengeboden, was door den gever medegenomen geweest ‘om den selven schaekel met jaerschriften en spekelatyve devisiën te beglansen.’ Na het overlijden van van Brabant vond men het schild in zijne nalatenschap niet; de familie echter ‘als oprechte en waere hoirs sich daer in niet bequelende hebben aen den halsbandt eenen silveren schaekel willen doen behandigen, maer terwylen de schaekels menigvuldig genoeg wesen om te verschynen voor eerelycker Gulden, soo heeft den prince benevens syn moderne overheydt over een gekomen met deselve hooirs in het vriendelycke, waerover joeffrouw Barbara van Brabandt als ouderege ten sterfhuyse, eene som van 0-10-10-6 ct wisselgeld betaelt.’ Op den 20 December moest ‘d' Actie van de geboorte van onsen Saligmaeker,’ benevens eene kluchte, voorgedragen worden; maer een onvoorziene hinderpael kwam de vertooning beletten: Guillielmus de Clercq die ‘de partie van Godt den Sone’ aenvaerd had, weigerde zijne rol te vervullen, ‘tot groote confusie ende intrest van de gemeene guldebroeders niet jegenstaende diversche vermaningen ende afvraegingen;’ ten gevolge van welke weigering ‘de gemelde actie is moeten onderblijven ende de liefhebbers en specktateurs syn moeten vertrecken.’ Zulks was een slecht voorbeeld, dat niet mocht geduld worden. De Gilde besloot deshalve den voornoemden de Clercq voor het gerecht te vervolgen, en schade en intresten te eischen; doch, na de eerste pleegvormen van het proces, gelukte men eene | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overeenkomst in het vriendelijke aen te treffen, waerbij de Clercq zich verplichtte te betalen ‘tot recouver van schaeden ende intresten de somme van een pont thien sch. courant, boven een alve tonne bier voor de speelders met het verteerde gelaege in 't maken van het accoort.’ Onze Gezellen wenden zich bij verzoekschrift tot het Schepenen-kollegie ten einde de machtiging te bekomen, om ter bewaring hunner tooneelgereedschappen, eene kas te doen stellen onder den trap op het stadhuis. Die vraeg wordt ingewilligd bij akte van 31 October 1761Ga naar voetnoot(1).
1762. In de Sinxendagen voert men ten tooneele ‘het Spel van den heyligen Laurentius.’
1763. In de Sinxendagen wordt ‘tot meerder glory Godts, syn onbevleckte moeder ende den heylighen Joannes Baptista, patroon der voorseyde Gulde, als mede tot stichtinghe ende vermaek van het gemeente’ vertoond ‘Den ongeschonden bandt des houwelycks in de Heylighe Ida, gravinne van Keirberg, onnoozelyk gestraft door haeren man Henricus, graeve van Doggenburgh, met de cluchte van Hans Holblock.’ De Gilde koopt eene nieuwe theatergordijn met een gedeelte van den ontvangst, die tot 15 ponden gr. beloopt.
1767. Den 24 Juni had te Thielt een letterkundige kampstrijd plaets. Wij bezitten daeromtrent eene ‘Beantwoordinge op de Prijs-vraege uytgesonden door de wijdvermaerde Reden-Rijke Gulde schuylende onder het patroonschap van den Heyligen Joannes Baptista, voerende voor kenspreuk: Gebloeyt in 't wildt, binnen de stede van Thielt opgesteld ende voorgelesen door eenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Const-minnaer van Rethorica der prochie van Meulebeke, den 24 Junius in 't jaer ‘aLs Men In thIeLt De Const beLaUWert.’ Dit dichtwerk draegt tot opschrift: ‘Refereyn tot lof van de Liefde.’ Het is in vier strofen verdeeld, van 24 verzen ieder, en met eene zinspreuk onderteekend: ‘Met Const en JonstGa naar voetnoot(1).’
1768. Op den tweeden Paeschdag en volgende dagen worden ten stadhuize vertoond ‘d' Actien van Hermenegildus en St. Eustachius vervolgt van de cluchten van Gabrontus en Grypax.’ In vergadering van 14 Augusti wordt er vastgesteld, ter oorzaek van ‘het groot last ende diere tijden,’ de twee gewoone vergaderingen van 1 Mei en St. Michielsdag af te schaffen, en ‘geene andere daegen van obligatie te moeten bijwoonen als den dag van den Heyligen Joannes Baptista, wesende den vier en twintigsten Junij en vijf en twintigsten Junij van elken jaere’ op welke twee dagen ieder afwezige gildebroeder half gelag zal moeten betalen. Er wordt ook bepaeld niet meer dan ééne jaerlijksche mis te doen celebreren, namelijk op St.-Jansdag, en eene mis van Requiem alle twee jaren, 's anderendaegs na de prinskiezing.
1770. In de Paeschdagen vertoont men ten stadhuize van Thielt, het Spel van de Passie Ons Heeren Jesus Christus, met de kluchten van Addictus en Archanus. Tijdens het gewoon bezoek der Rousselaersche kamer had men het volgende dobbele jaerschrift, onder andere, ten toon gesteld: De kUYssChe LeLIe UYt De staDt roUsseLaer,
VerbLYt In Waere MIn Den thIeLtsChen rooseLaerGa naar voetnoot(2).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1772. Den 3n September trokken onze Gezellen, ten getalle van 25, op twee wagens naer Rousselare, om aldaer mede te dingen in eenen tooneelkundigen kampstrijd, waeraen veertien Rederijkkamers deel namen. Het te vertoonen stuk was het treurspel Maria Stuaert, koninginne van Schotland. Het genootschap gekend onder den naem van De leerzuchtige minnaers der welsprekendheyd van Deinze won den tweeden lauwerGa naar voetnoot(1). Wij kennen de andere prijswinnaren niet. Op den 29 September en volgende dagen, ter gelegenheid der Thieltsche kermis, vertooning van ‘het Spel van Maria Stuaert.’
1774Ga naar voetnoot(2). In de Sinxendagen vertoont de Gilde ‘Den ondergang der Machabëen met de cluchte van ...... (niet uitgedrukt).
1776Ga naar voetnoot(3). Wij willen hier in 't voorbijgaen melding maken van de tooneelliefhebbers van Poucke, Schuiffers-Capelle, Wijngene, Pitthem, Ardoye, Denterghem, Eeghem, Caneghem, den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pander-MolenGa naar voetnoot(1) en andere dorpen en gehuchten, die herhaelde malen de tooneelgereedschappen bij onze maetschappij komen huren.
1783. Tooneelstrijd te Kortrijk, uitgeschreven door de Kruisbroeders, voor een treurspel en een blij- of zangspel. De 1e prijs voor het treurspel (Mahomet, naer het fransch van Voltaire), bestond in eene zilveren koffijkan ter waerde van 100 guldens VI. ct.; die van het blij- of zangspel in eene som van 40 guldens. Onder de tien mededingende kamers bemerken wij Thielt (Snoeit eer 'tbloeit). Verder: Belle (Jong van zinnen), Rousselare (Zeegbaer herten), Lichtervelde (Vreedzamige reyzers), Loo (Royaerts fonteinisten), Thourout (Vol arbeyd en geest), Winoxbergen (Eendragtigheid houd stand), Sottegem (Die bloeit door liefde en eendragt groeit), Sweveghem (Liefde verwint alles) en Rousselare (Konstliefde vreest geen nyd)Ga naar voetnoot(2). Sinds lang hadden onze kunstgezellen met vurig verlangen uitgezien naer een lokael, hetwelk kon dienen als bestendige tooneelzael, ten einde niet meer genoodzaekt te wezen, nu in deze dan in gene herberg hun theater op te timmeren, hetgeen telkens tot zware onkosten aenleiding gafGa naar voetnoot(3). De gelegenheid, welke dezen wensch moest verwezenlijken, bood zich nu juist aen. Een gildebroeder, met name Jacobus de Blaere, die het inzicht had op den hoek der Hoogstraet en der Vijverstraet een statig huis te bouwen, besloot eene schouwburgzael daeraen te voegen, en deze laetste, mits toelating, gedeeltelijk boven de oude kaei van den Hoogstraetvijver op te richten. Met dit voornemen, wendde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij zich tot de stedelijke Regering door een aerdig in kluppelverzen opgesteld rekwest, welk wij hierachter mededeelenGa naar voetnoot(1). Het Magistraet stond de bede toe, en bepaelde onder andere voorwaerden, dat de verzoeker op zijn theater zoude ‘moeten laeten spelen, liberen inganck geven an de commedianten ofte wel borgers, de goone met consent van Heer Weth commedie spelen op een redelijcken sallaris, dan ingevalle hy texorbitant vraeghde sal hetselve getauxeerd worden door Heer Weth, waermede hy sigh sal moeten vergenoeghen sonder voorder tegenseggen op pene van nulliteyd en hetselve te moeten afbreken.’ In der daed het recht van gebruik des schouwburgs werd na der hand door het schepen-kollegie bepaeld op eene zekere som uitgedrukt in permissie-schellingen, en uitmakende fr. 8-88 per vertooning, gelijk tot in 1859 is betaeld geworden.
1784. Onze Gilde nu in bezit zijnde van eenen schouwburg, die in der daed met veel smaek was opgebouwd, en waer de vertooningen tot onlangs nog gegeven werden, legde zich met eenen verdubbelden ijver op de dicht- en tooneelkunde toe.
1786Ga naar voetnoot(2). De twee Thieltsche rederijkkamers trekken naer eenen tooneelkundigen kampstrijd uitgeschreven door de Gilde van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Somerghem. Acht genootschappen vertoonden aldaer op beurt van loting het treurspel Amelia naer het Fransch van Voltaire:
1787. Dit jaer zond onze kamer eene prijskaert uit voor eenen tooneelkundigen wedstrijd, welks uitgeloofde belooningen bewijzen, dat het genootschap alsdan in eenen allervoordeeligsten toestand verkeerde.
‘Door de Vrye Redengilde in de stad Tielt, met Kenspreuk: Gebloeyt in 't wilde, word, zonder inleggeld, gegeven 6 Pryzen, bestaende in:
Het uit te voeren stuk was het treurspel Zaïre (in Vlaemsche verzen overgebracht door Nomsz, naer het Fransch van de Voltaire). Hetzelve werd door onze kamer in druk gegeven, en een exemplaer werd gezonden aen al de mededingende maet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schappijen, aen wie de keus van het kluchtspel was overgelatenGa naar voetnoot(1).
Vier en twintig Rederijkkamers deden zich inschrijven. Zij betraden het Thieltsch tooneel ‘volgens toer van lottinge’ in deze orde:
Wij hebben niet kunnen achterhalen, aen wie de prijzen ten deele zijn gevallen. Alleenlijk weten wij, dat de kamer van Veurne niet onbeloond huiswaerts trok. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1796. Volgends de getuigenis van oude leden der Rhetorika, werd er gedurende het eerste tijdvak der Fransche revolutie weinig gespeeld; maer onmiddelijk nadat onze vereeniging met Frankrijk de zaken op eenen rustigeren voet had gesteld, voelden de gildebroeders aenstonds den lust voor hunne oude liefhebberij opgewekt.
1797Ga naar voetnoot(1). Bij prijskaert van 11 Augusti 1796 beriep de Gilde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van Middelburg-in-VlaenderenGa naar voetnoot(1), onder kenspreuk Wetenschap baart luister, al de Nederlandsche rederijkersgenootschappen op eenen kampstrijd van tooneelkunde met het stuk Eduard de Derde, treurspel in vijf bedrijven en in verzen. De uitgeloofde prijzen bestonden, te weten: voor het treurspel, 1e prijs, 100 guldens ct; 2e prijs, 50 guld.; 3e, 40 guld.; 4e, 25 guld.; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor het blijspel, als nastuk te vertoonen, 1e prijs, 36 guld.; 2e, 20 guld. Er waren verder medaliën te winnen voor de verste afgelegenheid, voor de luisterrijkste intrede en voor de beste spelers. Den 16 October 1796 had de beurtloting plaets in tegenwoordigheid van de gevolmachtigden der elf maetschappijen, die zich hadden aengeboden. Zij gaf den volgenden uitslag:
De Thieltsche kamer Snoeit eer 't bloeit deed zich op dit konkoers bijzonder onderscheiden, en bracht verscheidene prijzen af. |
|