Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 5
(1863)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Jaerboeken [der Thieltsche Rhetorijkkamer].
| |
[pagina 18]
| |
geschikt om de menigte in goede luim te houden en de vreemdelingen naer de stad te lokken? De belooningen aen de Gezellen verleend, waren, wel is waer, gering, maer men verlieze niet uit het oog, dat de dicht- en tooneel-oefening te dien tijde niet genoegzaem gewaerdeerd was om de poëten en spelers als kunstenaers te achten, en ze, uit dien hoofde, onder eene opentlijke bescherming te plaetsen. De behendigheid in de lichamelijke oefeningen hield verre den tred boven de bekwaemheid des geestes; daerom zien wij de verhevenste belooningen steeds liever aen de boogschutters dan aen de tooneel- en letterkundige genootschappen toekennen, welke laetste den volke genoegzaem behaegden, maer echter tot hier toe de gunst der hoogere standen niet hadden verworven. Hier van daen komt, dat men weinig of geene aenteekening hield van den aerd der vertooningen door de Rederijkers uitgevoerd, en dat, in de beschrijvingen der schuttersfeesten, de aenwezigheid der Gezellen vander Conste nauwelijks voor memorie is aengeteekend. De Groot-vastenavonddag (eerste Zondag na Asschenwoensdag) heeft te allen tijde het voorrecht genoten de luidruchtigste vreugde bij het volk op te wekkenGa naar voetnoot(1). Dan werden gewoonlijk, door de Gezellen, ebattementen ten stadhuize of ter markt vertoond, waervoor de spelers, van wege de schepenen, eenige kannen wijns genoten. Zulks gebeurde eveneens op den Verzworen-Maendag na KerstdagGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 19]
| |
Verders namen de Gezellen een voornaem deel aen de H. Sakramentsprocessie, en luisterden deze kerkplechtigheid door hunne vertooningen op. Het jaer begon alsdan te PaschenGa naar voetnoot(1). Doorgaends speelden de Gezellen, te dezer gelegenheid, een mysterie getrokken uit het leven en de passie Onzes Zaligmakers.
1402. In de stadsrekeningen van Thielt vinden wij aengeteekend, dat er 3 ponden 18 schelen parisiseGa naar voetnoot(2) verteerd werden door den baljuw, schoutGa naar voetnoot(3), schepenenGa naar voetnoot(4) en de ‘ghesellen, | |
[pagina 20]
| |
die gespeelt hadden Groot-vastenavonde, up de Halle, anno XIIIIc ende twee.’
1403. Den 14n Lauwmaend (Januari) 1403, worden door de Thieltsche overheid vier kannen rijnschen wijn gezonden aen ‘den Ezel-paeus als hi zine feeste dedeGa naar voetnoot(1).’ Van onheugelijke tijden bestond in Vlaenderen een zonderling gebruik, geheel en al uit de hedendaegsche zeden verdwenen. Wij willen spreken van het feest van den Ezelpaus, welken de Franschen Pape des guingans of Pape des folz (fous) noemen. De geleerden zijn het hieromtrent eens, dat dit feest tot eene zeer hooge oudheid kan gebracht worden. Eenigen willen zijnen oorsprong bij de Grieken opzoeken, anderen zien daerin een overblijfsel der oude Saturnaliën. Het werd bij de Romeinen, met dat van Romulus Quirinus, den 18 Februari gevierd. In Frankrijk werd het van Kerstdag tot Drijkoningendag gehouden, te Parijs gewoonlijk op 1 Januari, in andere plaetsen op 28 december (Allerkinderendag). In Vlaenderen was daer geen vast tijdstip voor | |
[pagina 21]
| |
bepaeld. Wij vinden het te Thielt bij voorbeeld op 16 Januari, 5 September, enz. aengeteekend. De priesters en kerkbedienden vergaderden zich dan, trokken allerhande vermommingen en verkleedingen aen, kozen eenen paus, welken zij met groote prael en stoetsgewijs ter hoofdkerk leidden. Een belachelijke dienst werd gezongen; daerna hield men eene boertige processie en men bedreef velerlei zotte strekenGa naar voetnoot(1). Om onzen lezeren een denkbeeld te geven van de wijze, waerop men het feest van den Ezelpaus in Vlaenderen vierde, zullen wy hier een uittreksel inlasschen uit het Memorieboek der Stad Gent, alwaer (bl. 332, 1e deel) over die zonderlinge persoonagie gesproken wordt: ‘De prochiepapenGa naar voetnoot(2) en clercken bedreven alle de stede duere groote ghenouchte ende hadden gheordinert eenen paus, die men hiet den Eselpaus, ende waer hy wilde met zynen gheselscape gaen eten, daer dede hy zijn teeken slaen ende te sommeghe plaetsen, daer zy waenden gaen eten, moesten zy 't huus beclemmen met grooten aerbeyt al vastenavondsche wyze ende ghecreghen groote vulichedeGa naar voetnoot(3).’ Het was gewoonlijk een diaken der parochiale kerk, die door de Gezellen tot de weerdigheid van Ezelpaus werd verheven. Misschien moet men het eerste spoor van den vlaemschen Ezelpaus bij onze Germaensche voorvaderen opzoeken. Men weet, dat in de eerste eeuwen des Christendoms, en toen het geloof in Vlaenderen nog wankelend stond, de geestelijkheid, de onmogelijkheid inziende, verscheidene oude en ingewortelde, zelfs heidensche | |
[pagina 22]
| |
gewoonten uit de zeden te roeyen, deze gewoonten eerbiedigde, zich vergenoegende dezelve op eenen nieuwen leest te schoeyen, 't zij met er eene andere beteekenis aen te hechten, 't zij met enkelijk den naem er van te wijzigen en aldus in verband te brengen met de denkbeelden des nieuwen godsdienstesGa naar voetnoot(1). Om hier slechts een enkel voorbeeld van aen te wijzen, zullen wij herinneren, dat de Vastenavond-vermaken een rechtstreeksch overblijfsel zijn der heidensche feesten onzer voorouders. Zoo was het ook met menigvuldige andere zaken gelegen. Het feest van den Ezelpaus werd in den loop der 15e eeuw verscheidene malen te Thielt gevierd. Om de eentoonigheid te vermijden zullen wy het in 't vervolg niet meer aenstippen. Wij moeten hier nochtans spreken van een ander niet min zonderling gebruik namelijk het feest van den Bisschop der scholieren (ook Ezelbisschop of Zottenbisschop genoemd), welk jaerlijks op Allerkinderendag plaets greepGa naar voetnoot(2) en als eene vertakking van dat van den Ezelpaus mag aengezien worden. In 1404 vinden wij deze persoonagie voor de eerste mael in de stadsrekeningen vermeld. Ten jare 1482 was de neef van den heer Vincent Andries (een der twee Thieltsche ‘prochiepapen’ of pastoors) door de scholieren tot Ezelbisschop uitgeroepen. Zijn oom, die de kermis hield, kreeg van stadswege vier kannen rijnschen wijn. Het Magistraet gewoonlijk ten eetmale genood, vereerde ook met zijne tegenwoordigheid den dienst 's morgends door den gekozen Ezelprelaet in de parochiale kerk gecelebreerdGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 23]
| |
1404. Er wordt een gelag verteerd door ‘den bailliu, scoutheeten, scepenen ende meer andren ghesellen, Vastenavonde, up de Halle; ende de ghesellen hadden ghespeelt.’
1405. Gelijksoortige vertooningen grijpen plaets in 1405 en volgende jaren.
1407. In 1407 kwam Jacob van Steeland met de Gezellen van StalhilleGa naar voetnoot(1), op den Groot-vastenavonddag, naer onze stad. Zij hadden de eer in de tegenwoordigheid des heeren Omaer van Crovelt, baljuw van Thielt, eene vertooning te geven, waervoor hun geschonken werd ‘II kannen wiins, ghehaelt te Ghildolfs van den Gruuthuse, te VII sch. par. den stoop.’
1408. Dezen jare had de stad Audenaerde een heerlijk schietspel met den voetboog uitgeschreven, en, te dezer gelegenheid, prijzen uitgeloofd voor de beste ebattementspelers. Vijf en veertig steden zonden hunne schutters naer dit feest, waer de hertog van Burgondië, Jan zonder Vrees, mede schoot. De Thieltsche Sint-Jorisgilde was er door tien harer leden vertegenwoordigdGa naar voetnoot(2). Wij kunnen niet opgeven of onze Gezellen, naer het voorbeeld van andere genootschappen, deze schutters vergezelden. De kronijk van Audenaerde spreekt breedvoerig over deze luisterrijke beschrijving, maer maekt ter nauwer nood melding van de ebattementers, die hier om een juweel mede dongen. Al wat wij weten is, dat onze stedelijke Regering in de reiskosten met eene som van 60 lib. par. tusschenkwam. | |
[pagina 24]
| |
1409. Thands vinden wij voor de eerste mael, in de Rekeningen, den naem des tooneelspels aengeduid, hetwelk door de Gezellen werd gespeeld. ‘Item verteirt te Jans Wielmakers, als de Ghezellen van der stede hadden ghespeelt De passie van Sente Aechten, bii den bailliu, scoutheeten ende scepenen, in verlichtinghe van haren costen. iii lib. xii sch. par.’ Het lijden en de marteldood der Heilige Agatha was in der daed een indrukwekkend onderwerp, en wel geschikt om den aenschouweren een levendig belang in te boezemen. Men ziet overigens, dat het Thieltsch tooneel van dan af niet meer enkelijk in de geschiedenis van het Oud en Nieuw Testament besloten was. De dichters hadden hunnen werkkring uitgebreid en in de levens der Heiligen eene rijke en overvloedige stof gevonden tot het opstellen hunner stukken. Ondertusschen is het te vermoeden, dat, behalve de mysterien, mirakelspelen en legenden van santen en santinnen, er reeds vele ongewijde spelen, 't zij van ernstigen, 't zij van luimigen aerd, vooral op kermissen en vastenavonddagen, door onze Rederijkers werden vertoond.
1411. De schouwburg wordt ‘up de Maerct’ opgetimmerd en baljuw, schout en schepenen woonen, van uit de Hallevensters, de vertooning bij.
1415. Den 7 Augustus kreeg de gilde van St Joris eene uitnoodiging van wege den heer Daniël van Claerhout en de Kruisboogschutters van Kortrijk, ten einde aldaer ter prijsschieting te trekken ‘alsootGa naar voetnoot(1) hemlieden was ghelaten weten.’ De Rederijkers waren mede ter feeste gebeden. Dit dubbel verzoek werd ingewilligd; het schepenen-kollegie stemde van zijnen kant toe de kosten te helpen dragen. Ten blijke zijner welwillendheid kocht | |
[pagina 25]
| |
het vooreerst zes ellen wit laken, aen 15 schelen de elle, ‘die ghegheven waren Stevin Haghelinghe ende Ghyse, omme abijt of te makene ende te treckene met den ghesellen te Curtricke ten scietspele omme recreatie ende spel te bedrivene.’ Bovendien werden 36 ponden par. in de reis- en verblijfkosten betaeld, benevens eenige kannen wijns aen de gildebroeders der stad Sluis ‘als zy te Thielt waren ende trocken ten prise te Curtrike.’ De Rederijkers van Rijsel, die de St-Joris-gilde dier stad op dit beschrijf vergezelden, wonnen eenen prijs voor een jeu de partureGa naar voetnoot(1) welk zij vertoond haddenGa naar voetnoot(2).
1416. Het Memoriael-Gulde-Bouck van St-Sebastiaens-gilde van Thielt spreekt van een verbond van vriendschap, dit jaer, tusschen de drij broederschappen van St-Joris, van St-SebastiaenGa naar voetnoot(3) en van der Rhetorijke of anders gezeid Gezelschap vander Conste gesloten. Op 11 Juni 1691 werd deze oude alliancie vernieuwd, zoo als blijkt bij een uittreksel hierna (onder ao 1691) afgeschreven. | |
[pagina 26]
| |
1421. De Gezellen spelen voortdurend alle jaren op de Halle. De bijstandgelden, welke zij hierover ontvingen moesten zeer gering zijn, aengezien de stadsrekeningen er geene afzonderlijke melding van maken; alleenlijk zien wij, dat de spelers op den Vastenavonddag deelzaem waren in het gelag, hetwelk de schepenen alsdan uit de stedelijke schatkist verteerden.
1422. De ommegang van het Heilig Sakrament neemt sedert eenigen tijd meer en meer in plechtigheid toeGa naar voetnoot(1). De ten toon gespreide pracht lokt vele vreemdelingen naer Thielt, en het Magistraet, in aenmerking nemende, dat de stads-inkomsten daer merkelijk door winnen, begunstigt dezen toeloop bij middel van aenmoedigingen verleend aen de gilden en ambachten, en aen de Gezellen, die de processie met hunne spelen vereeren ‘ter voordernessen van der stede, want d'assijsenGa naar voetnoot(2) daermede beteren mids dat omme de voorseide processie te ziene vele personen op dien dach hier commen uut diverssen prochiën.’ In 1422 worden ter herberg van Lauwers Abs, 20 sch. par. betaeld wegens ‘teeringhen’ die daer deden ‘Omaer de Poortere ende sine medeghesellen om 't spel’ dat zij vertoonden op den H. Sakramentsdag. De volgende jaren is die belooning op 24 sch. par. bepaeld.
1427. Ter gelegenheid van den Palmzondag wordt het spel van Suzanna vertoond. ‘Item den Palmezondach den ghesellen van der kerke ende anderen ghesellen van der stede spelende tspel van | |
[pagina 27]
| |
Suzannen ghescijnct ii kannen rijnsch wijns, te hulpen van haren kosten, te ix sch. den stoop, beloopt xxxvi sch. par.’ Den 3n augustus 1427 gaf de Gilde van St.-Joris te Thielt, een luisterrijk beschrijf, waerop, onder andere, de schutters van Kortrijk, Deinze, Rousselare en Iseghem verschenen. Deze laetsten droegen den prijs van het schoonst inkomen weg, welken zij gewonnen hadden ‘met xl peerden ende met sconen state.’ Mogelijk zal er ter zelfder tijd eene bijeenkomst van Rederijkers hebben plaets gehad.
1429. Een nieuw mysteriespel wordt door onze Rederijkers ten tooneele gevoerd. Het staet in de stadsrekening vermeld als volgt: ‘Item, ghesendGa naar voetnoot(1) den ghesellen die 't spel speilden van der purificatie van Onser Vrouwen, ii kannen rijnsch wijns, te ix sch. den stoop, beloopt xxxvi sch. par.’
1431. De belooning verleend ter oorzake van de spelen in den ommegang, beloopt tot 48 sch. par.
1435. Op den Groot-vastenavond worden 40 sch. par. verteerd ‘biGa naar voetnoot(2) den Heere, bi der Wet ende andren, vergadert zijnde omme d'abatementen te ziene ende recreatie 't hebbene, alzo costume es.’ Van nu voortaen is de stadsschoolmeester gelast de plechtigheden der H. Sakraments-processie te regelen. De Gezellen spelen onder zijn toezicht en helpen hem dezelve opluisteren. Het hulpgeld, dat zij daervoor genieten, wordt thands gebracht op 3 ponden parisis (fr. 2-71) 's jaers, en blijft aldus bepaeld tot het einde der eeuw. | |
[pagina 28]
| |
Ongeminderd de mysteriën en mirakelspelen vertoonde men alsdan veel stomme spelen of pantomimen, in welke de persoonagiën, op een theater geplaetst, eene rol in de hand hielden de verklaring gevende van de allegorie welke zij verbeeldden. Andere spelers werden op versierde wagens of sleden voortgetrokken, of wel, verschenen te voet of te peerd in de Processie, den eenen of anderen heilige voorstellende. Somtijds zegden zij met luider stemme een rijmdicht op, of zongen een liedeken ter eere van het Hoogweerdige. Meermaels ook moest iedere speler, beurtelings, al gaende, eenige berijmde strofen uitgalmen. Echter waren de toenmalige rederijkersspelen niet altijd in dien eenvoudigen trant opgevat. Gewoonlijk was er een groote toestel, een echt tooneel noodig, en de persoonagiën waren talrijk. Getuige hiervan het mysteriespel Deerste bliscap van Maria, in 1444, te Brussel, door de kamer de Koornbloem, ter gelegenheid van een groot schiet- en ebattement-feest vertoond. Zeven en dertig persoonagiën, waeronder verscheidene allegorische, spelen in dit stuk. Volgends het gevoelen van vele geleerden bestond de schouwburg alsdan in eene hooge stellagie opgetimmerd als een half doorgesneden berg, met drij verdiepingen, waervan de bovenste den hemel, het middenvak de aerde, en de onderste gaenderij de helle verbeeldde. De spelers klommen of daelden, naer gelang hunner rol, in eene der drij verdiepingen.
1436. Na den ongelukkigen uitslag der heervaert en der belegering van KalisGa naar voetnoot(1), waer de stad en parochie van Thielt twee en veertig gewapende burgers, onder het geleide van Lodewijk van Outerive, banierdrager en hoofdman, naertoe zond, heerschte | |
[pagina 29]
| |
er in Vlaenderen eene algemeene onrust, ten grooten deele veroorzaekt door den opstand der Bruggelingen. In weêrwil dezer ongunstige tijdsomstandigheden werd de Vastenavond met de gewoone ‘abatementen’ gevierd.
1438. De onlusten waren nauwelijks gedempt, of onze ijverige Gezellen nemen dit te baet om voor het Magistraet en de andere notabelen der stad op nieuw een stuk ten schouwburge voor te dragen. De stadsrekening maekt er van gewag in dezer voege: ‘Item up den Groot-vastenavond verteert bi den heere, bi der wet ende andren vergadert zijnde omme de Bekeeringhe te zien spelene vanden Ruddere, 't welke een goed exempel was, want costumeGa naar voetnoot(1) es, dat men up dien dag vergadert omme d'abatemente te ziene ende recreatie te hebbene xxxix sch. par.’ De Bekeeringhe vanden Ruddere behoort niet meer tot de mysteriespelen. Zij maekt den overgang uit van het gewijd tot het wereldsch tooneel. Men neemt de historie des Bijbels of de levens der Heiligen niet meer uitsluitelijk tot richtsnoer, de zeden des tijds leveren ook hunne onderwerpen op, en deze werden ongetwijfeld al vroeg bij het volk gunstig onthaeld en toegejuicht. Hierbij valt aen te merken, dat de stukken getrokken uit de Heilige Schrift en wat daermede in verband staet, doorgaends vertoond werden op de kerkelijke hoogdagen. Op de wereldlijke feesten, zoo als Kermissen en Vastenavonden namen de spelen eenen min ernstigen aerd aen, en juist omdat deze laetste voorstellingen min toebereidsels vroegen en misschien eene kleinere dichtkundige waerde bezaten, achtte men het onnoodig in de stadsrekeningen er eenige bijzondere melding van te maken. Men duidde ze dan slechts aen onder de algemeene benaming van ebattementen, zonder de titels op te geven. | |
[pagina 30]
| |
Buiten de Bekeeringhe vanden Ruddere, werd er ten jare 1438 ‘in de Vastenen’ door de Gezellen een spel vertoond op de markt, ‘daerbi dat zij de lieden goede instructie gaven.’ De spelers kregen van stadswege eene jonste van 24 schelen parisis.
1440. Vermaerd schietspel met den voetboog en ebattementfeest te Gent. Twee en dertig stukken zilverwerk waren er te winnen. Onder de zes en vijftig schuttersmaetschappijen, die aen dezen strijd deel namen, bemerken wij de St.-Jorisgilde van Thielt, aldaer mededingende met een peloton van tien uitgelezene schutters. Er werd haer van wege het Magistraet 60 lib. par. gegeven ‘te hulpen hueren cost mede te doene ende te cleedene hemlieden ende hueren familiën, om de eere van der stede ende vander guldeGa naar voetnoot(1).’ Zeer waerschijnlijk zullen onze Gezellen van Rhetorika mede aen dit Landjuweel hebben deel genomen. De eerste prijs der behendigheid viel ten deele aen Bergen-op-Zoom. Audenaerde won den opperprijs van het schoonst inkomen en dien van het ebattement. De Rederijkers, die de gilde van Doornijk vergezelden, droegen insgelijks een juweel wegGa naar voetnoot(2).
1444. Op den Groot-vastenavond vergaderden de heeren van de Wet ‘omme d'abattementen te zien spelene alzo men ghecostumeert es.’ Aen ‘den spelers, die speelden esbattementen up de Maerct’ werd eene kanne rijnschen wijn ten beste gegeven.
1446. In de Paeschdagen wordt het spel ‘Ons liefs Heeren Verissenesse’ vertoond door ‘de priesters ende den ghemeenen gheselscepe.’ De stad schenkt hun daervoor twee kannen rijnschen wijn. | |
[pagina 31]
| |
1447. Op zekeren ‘Maerctdach’ (Donderdag), kwamen de Gezellen van Harelbeke, met hunnen Ezelpaus aen het hoofd, naer Thielt ‘om ghenouchlicheit van habatementen ende hezelrie te hantierneGa naar voetnoot(1).’ Deze lustige knapen verbroederden met onze Gezellen. Zij ‘deden hier twee of drie maltijden, daermede beterende d'assisen van der stede,’ en leverden zich overigens aen de volle vreugde over, gelijk het den kunstliefhebberen betaemt. Het Magistraet vereerde hun met twee kannen wijns. Er werden verders twee kannen wijn geschonken aen den baljuw en aen den proost van Harelbeke ‘hier commende met den voorseiden Ezelpaeus.’
1448. Alhoewel onze kunstgezellen veel iever aen den dag legden, hadden zij echter onder het opzicht van geldelijke middelen weinig bijgewonnen. Zij waren nog altijd volgends de zinspreuk der Rederijkers van Veurne: Arm in de borze en van zinnen jong. Gelukkiglijk toonde het Magistraet zich welwillend; het leende nu en dan een gunstig oor aen de smeekschriften der jeugdige Gezellen, en de stedelijke schatkist kwam ten gepasten tijde de gapingen hunner financiën aenvullen. Aldus zijn ons nopends het bestaen en de bedrijvigheden der Rederijkers eene menigte belangrijke inlichtingen bewaerd gebleven, welke anders voor het nageslacht waren verloren geweest; het zijn trouwens de stadsrekeningen, die wij tot het opbouwen onzer kronijk met de meeste vrucht hebben geraedpleegd. In dezelve hebben wij eene overvloedige bron van onbetwistbare feiten gevonden, welke wij nergends elders mochten verhopen aen te treffen. Op het verzoek der ‘jonghe ghesellen van der stede, die habatementen ende andere spelen pleghen t'antierne’ werd er aen den stedelijken ontvanger last gegeven hun een hulpgeld van zes en | |
[pagina 32]
| |
dertig schelen parisis te betalen, om dat zij ‘hadden ghedaen maken eenighe habilementen van faulx visaigenGa naar voetnoot(1) ende dievels hoofden ende dat zij daertoe versochten secours van scepenen.’
1449. Gewoone ebattementen op den Vastenavond en op den H. Sakramentsdag. Het ambacht der meerseniers geeft eene voorstelling in de processie, waervoor het 12 sch. par. krijgt.
1450. Gedurende de Vastenavond-feesten wordt er op de Markt gestoken of getoernooid, en terwijl de Thieltsche jeugd zich verlustigt met die ridderlijke vermaken, die alsdan nog ten volle in bloei waren, zien wij onze Gezellen hun tooneel oprichten, om zich aen de geliefkoosde ‘habatementen’ over te leveren. De stadsrekening noemt het spel, welk dit jaer werd uitgevoerd: ‘Item ghegheven in hoosschedenGa naar voetnoot(2) den ghezellen die 't spel speelden van den Smet van CambroenGa naar voetnoot(3), te hulpen van haren costen xx sch. par.’ In de kronijk der rederijkkamers van Audenaerde, opgenomen in het Belgisch Museum, lezen wij, dat het zelfde stuk, onder den titel van ‘spel van den Miracle van Cambroen,’ aldaer in de Meimaend 1427 vertoond werd. Te Eecloo werd het insgelijks in 1450 ten tooneele gebracht onder den titel van ‘de Miracule van Onser Vrauwen van CameroeneGa naar voetnoot(4). | |
[pagina 33]
| |
1451. Er worden ebattementen gespeeld en andere ‘ghenoughelicheyt’ bedreven op den Vastenavond ‘vóór den Heere, Wet ende allen andren, die 't zien wilden.’
1452. Ten gevolge der heffing eener nieuwe belasting op het graen en het gemael, waren de Gentenaers aen 't muiten gevallen, en hadden de wapens tegen hunnen vorst opgenomen. Gedurende meer dan twee jaren zag men in het rijke Vlaenderen ongehoorde tooneelen van verwoesting aenrichten. De legerbenden van hertog Philips den Goede behandelden de steden en dorpen niet beter dan de Gentsche Groententers en Witte Kaproenen. In den loop van dien noodlottigen strijd werd de stad Thielt tweemael aengerand. Eerst werd zij, op het einde der maend October 1452, door de Burgondiërs ingenomen, geplunderd, en op verscheidene hoeken in brand gestoken; vervolgends, op 1 Mei 1453, wederom verwoest en verbrand door de Groententers, die hare versterkingen ten gronde deden werpen en al het oorlogsmateriëel en krijgsvoorraed, welk zij hier vonden, naer Gent lieten overvoerenGa naar voetnoot(1). Verscheidene omliggende gemeenten, zoo als Wijngene, Ruisselede, Swevezeele, Lichtervelde, Coolscamp en andere, werden ook in assche gelegdGa naar voetnoot(2). Men begrijpt, dat in deze ongelukkige tijdsomstandigheden er geene spraek meer kon zijn de vermaken onzer Rederijkers aen te moedigen. De jaerlijksche subsidiën, tot hier toe aen de gilden van St. Joris en St. Sebastiaen verleend, werden insgelijks afgeschaft.
1455. De stad staet uit hare puinen op. Handel en nijverheid verheffen zich langzamerhand, dank aen den vrede, die thands in Vlaenderen heerscht. | |
[pagina 34]
| |
De Gezellen beginnen wederom in de H. Sakramentsprocessie te verschijnen. Meester Jan van Putthem, schoolmeester en priester, die met de Gezellen gespeeld had, krijgt van stadswege eene jonste van 12 schelen parisis, hetgeen hem de drij volgende jaren ook toegestaen wordt.
1459. Deze gratificatie wordt voor het vervolg bepaeld op 3 ponden parisis elk jaer ‘also men ghecostumeert es van ouds.’ De Overheid schenkt 4 ponden par. aen de ‘Gezellen van der stede, die in versworen Maendaghe spelen speelden.’ Welke die spelen waren, hebben wij niet kunnen ontdekken.
1460. Door ‘de Ghesellen van der kercken’ bijgestaen door de ‘Ghesellen van der stede’ worden twee vertooningen gegeven ‘in de Paeschdagen.’ Deze spelen waren Onser Vrauwen Claghe en Ons Heeren Verissenesse. Dit laetste stuk werd reeds vroeger gespeeld, gelijk wij hooger gezien hebben, en het werd later nog meermaels door onze Rederijkers voorgedragen, namelijk in de jaren 1462, 1463, 1464, 1465, 1495, 1496, 1502, 1528, enz. Wat het spel van Onser Vrauwen Claghe betreft, wij meenen dit het zelfde te zijn, welk de ijverige Hoffmann von Fallersleben en Mone in het licht hebben gegeven onder den titel van Mariën Klage, naer een Duitsch handschrift der XIVe eeuw. Het eene stuk zal ongetwijfeld de vertaling van het andere zijnGa naar voetnoot(1). Op H. Sakramentsdag bekomen de Gezellen 12 sch. par. voor de spelen die zij uitvoerden. | |
[pagina 35]
| |
Er wordt hun bovendien een stoop wijns aengeboden om dat zij ‘in de Sinxenen een speel speelden.’ De vermakelijkheden, die vroeger op den grooten Vastenavond plachten plaets te grijpen, waren thands op den kleinen Vastenavond of Papevastenavond (zondag Quinquagesima) verplaetst. Er werd ‘verteert up cleene Vastenavont anno lx, bij den Heere ende der Wet ende eeneghe raden van der stede omme dat 't jonghe gheselscip hier achter strate groote ghenouchte maect van dansene ende stekene up sleden ende anders; zo hilden hem de Heere ende de Wet vergadert of daer eenighe onghenouchte hadde ghecommen; verteert ter zelver tijt xlvii sch. par.’ Bij deze gelegenheid werd eene belooning van 6 sch. par. vergund aen de ‘Ghesellen vander stede, die Vastenavonde speelden diversche abatementen.’
1461. Groote vermakelijkheden op den kleinen Vastenavonddag. Er wordt gespeeld, gedanst, getoernooid. De Gezellen van Coolscamp komen naer Thielt met den heere van Coolscamp, graef van Lichtervelde, enz., ‘ende speelden zeer ghenoughelic,’ waervoor de stad hun twee kannen wijns schonk. Daerenboven gaf men 6 sch. par. aen de ‘Ghesellen vander stede, die diversche abatementen speelden.’ Op H. Sakramentsdag gewoone spelen onder het bestuer van meester Jan van Putthem.
1462. In de Paeschdagen van dit jaer werden de twee stukken Onser Vrauwen Claghe en Ons Heeren Verrissenesse nogmaels vertoond door de ‘Ghezellen van der kerke ende anderen ghezellen van der stede,’ en er werd hun deswegens 12 sch. par. toegestaen. De Vastenavond wordt heerlijk gevierd. De vrijheer van Coolscamp was dien dag weêral, met zijne Gezellen, naer Thielt gekomen. Men schonk hun, omdat zij ‘groote ghenouchte | |
[pagina 36]
| |
maecten met speelne abatementen ende anders,’ twee kannen Rijnschen wijn en twee kannen rooden wijn. De Gezellen van Thielt hadden nu gedurende lange jaren de feesten en openbare plechtigheden opgeluisterd; hun ijver was gedurig aengegroeid. Onder het geleide van meester Jan van Putthem, priester, die ter zelfder tijd het ambt van schoolmeester bekleedde, hadden zij hun genootschap in aenzien doen winnen, en hetzelve in alle groote kerk- of wereldlijke feesten onontbeerlijk gemaekt. De noodzakelijkheid begon zich te doen gevoelen, onder het beheer eens schepenlijken charters, voortaen een wettig bestaen te bekomen en aldus op den zelfden voet gesteld te worden als de andere gilden van ambachten en neringen. Op den vijftienden September van het jaer 1462 begaven zich Jan van Putthem, deken of overste, met de overige gezwoornen van het Gezelschap bij den baljuw en de schepenen der stad om een oktrooi van wettelijke erkenning te bekomen. Te dien einde gaven zij aen het Magistraet een ontwerp van reglement over, de volgende bepalingen inhoudende: 1o Elk lid geeft voor inkomgeld 8 sch. par., en 16 sch. bij zijn afsterven. 2o De jaerlijksche bijdrage is bepaeld op 1 grootenGa naar voetnoot(1). 3o Wanneer een gildebroeder sterft, zijn al de anderen gehouden zijne begrafenis bij te woonen, gekleed in hunne paruere-kleederen. De Gilde doet eene misse van Requiem zingen. 4o De deken en de gezwoornen worden alle twee jaren op St Jansdag herkozen. 5o De gildebroeders zullen gelijkvormige en gelijkkleurige kleederen dragen, waerop de devise of blazoen der Gilde zal geborduerd staen. | |
[pagina 37]
| |
6o Men mag in de vergaderingen noch vloeken, noch slechten klap spreken. 7o Alle geschil tusschen de leden, wordt door den deken en de gezwoornen vereffend. 8o Men kan ophouden gildebroeder te wezen, mits het doodgeld te betalen. 9o Niemand mag kwade eeden zweren in de vergaderingen. 10o Het dobbelen of ander tuischspel is verboden. 11o Wanneer het Magistraet openbare vermakelijkheden beveelt, moeten de Gezellen de spelen, enz. bereiden en de noodige proeven bijwoonen. 12o Er worden boeten bepaeld voor degenen, die weigeren den hun opgelegden last te volbrengen. 13o Idem voor dengene, die eene rol weigert te spelen of die zijne rol niet wil leeren. 14o Al de opgelegde boeten zullen dienen ten behoeve der Gilde. 15o De gildebroeders moeten de H. Sakraments-processie vereeren en helpen bereiden. Na behoorlijk onderzoek, werd dit reglement door de schepenen bekrachtigd en als oktrooi van privilegie bezegeld. De inhoud van dit merkwaerdig stuk, welk een zoo helder daglicht werpt op de toenmalige inrichting der kamer van Rhetorika, is ons in de stedelijke Archieven van Thielt bewaerd gebleven. Wij voegen hetzelve letterlijk hier achter bijGa naar voetnoot(1). Uit het vorenstaende mag men besluiten, dat de Maetschappij, alhoewel reeds sedert eenen geruimen tijd als broederschap in wezen, echter nog niet in 't bezit was van regelmatige goedkeuringsbrieven. Waren er reeds vroeger van wege de stedelijke Overheid schikkingen omtrent het genootschap genomen? Dit kunnen wij niet opgeven. Het is althands waerschijnlijk, aengezien het charter | |
[pagina 38]
| |
van 1462 spreekt van de Gulde van Retoricquen, die ‘eenen tijt es leden’ haer broederschap opgesteld en onderhouden heeft bij consente van Heere ende Wet, ten autaer van den H. Franciscus, binnen de kerk van Thielt. Eene veronderstelling, die, naer ons oordeel, veel schijn van waerheid bevat, is dat vroeger de Gilde, enkel als geestelijke broederschap bestaende, als dusdanig hare verordeningen van de kerkelijke overheid, namelijk van den bisschop van Doornijk, had ontvangen. Het is ten andere bekend, dat de kamers van Rhetorika, lang door priesters bestuerd, gedurende eeuwen als kerkelijke instellingen werden aengezien. Het voorhandige charter mag dus beschouwd worden als de wettige bekrachtiging van eene reeds bestaende orde van zaken.
1463. De stad geeft eene vergoeding van 12 sch. par. aen ‘den ghesellen, die 's Maendachs in de Paesschedaghen anno LXIII de Claghe van Onser Vrauwen ende de Verrissenesse ons Heeren speelden.’ Ingevolge de voorschriften van art. 13 haers reglements luistert de Gilde de H. Sakraments-processie op. Er worden 6 ponden parisis betaeld aen ‘Mr Janne van Putthem, scoolmeestre, van de processie ende spelen te ordoneerne voor 't Heleghe Sacrament anno LXIII en LXIIII aen III lib. par. 't sjaers.’ Verders speelt de Gilde ook op den Verzworen Maendag en op den Vastenavond, zooals blijkt uit den volgenden post der rekening: ‘Item ghegheven den jongen ghesellen, die speelden abatementen up den Verzworen Maendach naer Kerstdach ende Vastenavonde anno LXIII 't samen IX schell. par.’
1464. Het schijnt, dat onze voorouders eene bijzondere voorliefde koesterden opzichtelijk de twee tooneelspelen de Claghe van Onser Vrauwen en ons Heeren verrissenesse, want die stukken werden dit jaer in de Paeschdagen wederom vertoond. | |
[pagina 39]
| |
Op H. Sakramentsdag vertoonen de Rederijkers ‘'t Spel van sente Katheline in stommen personagen,’ en krijgen van stadswege eene belooning van 12 sch. par. boven hetgeen aen hunnen deken wordt vergund. De Verzworen Maendag werd vrolijk overgebracht. Eenige jongelingen van Caneghem en van Pitthem kwamen te Thielt om hunne behendigheid in de oefening van het zwaerd te doen bewonderenGa naar voetnoot(1). Dit vermaek behaegde den volke uit der mate. De stad schonk aen elk gezelschap 12 sch. par. De zelfde jonst werd verleend aen de ‘Ghesellen van Thielt, die ten zelven daghe abatementen speilden.’
1465. Groote vermakelijkheden op den kleinen Vastenavond ‘met dansene ende speelne.’ Op den Maendag van Paschen werden de spelen van de Passie en van de Verissenesse Ons Heeren door de priesters en de Gezellen met veel luister voorgesteld. Eene toelage van 8 ponden paris, werd hun geschonken ‘mits den cleedren ende costelicke abijlgementen, die daertoe waren ghedaen maken.’ Het Spel van de Passie Onses Heeren J.C. mag beschouwd worden als het grootste en voornaemste tooneelstuk der vorige eeuwen. Er zijn geene steden noch dorpen in Vlaenderen, waer het niet verscheidene malen vertoond is geweest, en immer werd er tot des- | |
[pagina 40]
| |
zelfs uitvoering eene buitengewoone pracht aen den dag gelegd. 't Is het eenige, dat gedurende een zoo ruim tijdvak steeds de belangstelling en de nieuwsgierigheid der volksmenigte wist op te wekken. 't Is ook het eerste of althands een der eerste mysteriën, dat op het Vlaemsch tooneel werd gebracht. Men stelde het op verschillige manieren voor, 't zij als berijmd treurspel, 't zij als figuerlijk vertoog of pantomime. Jonkheer Ph. Blommaert, in zijne Geschiedenis der Rederykkamer de Fonteine, te Gent, geeft den beknopten inhoud der Passie, volgends een oud, bij L. van Paemel te Gent herdrukt, treurspel. ‘Het vertoonen van dit stuk,’ zegt de geleerde schrijver, ‘duerde gewoonlyk verscheidene dagen lang, het begon niet zelden met de geboorte van Maria, en liep tot aen de verryzenis Christi: daer zag men de werken der menschen in samenhang met de besluiten des hemels en de heimelyke samenzweringen der hel. By deze grootsche vertooning werd de schouwburg in drie verdiepingen verdeeld; de hoogste verbeeldde den hemel, de onderste de hel, de middenste de aerde. Omlaeg zag men den drakenmuil, die zich opende en toesloot, wanneer duivelen op het tooneel moesten verschynenGa naar voetnoot(1)’
1467. Gewoone vertooningen op H. Sakramentsdag en op Vastenavonddag 1467, even als in 1466.
1468. De ijver tot het vertoonen van ebattementen groeit gedurig aen. Nevens de wettige Gilde geven de gebuerten ook vertooningen door het Magistraet aengemoedigd. Op den Vastenavonddag spelen ‘de jonghe Ghezellen vander Hoogstraete zekere abatementen voor den Heere ende de Wet’ en ontvangen, uit heuscheid, 6 sch. par. | |
[pagina 41]
| |
1470. Sedert verscheidene jaren was het jeugdig gezelschap bestuerd geweest door den eerweerden Jan van Putthem, priester en schoolmeester der stad Thielt. 's Mans vaste beradenheid en schrandere geest had de Gilde tot eenen bloei doen stijgen, welken zij vroeger nooit bereikt had. Hij deed haer een wettig oktrooi van inrichting bekomen, hetwelk lang aen de opvolgende geslachten van Rederijkers tot richtsnoer strekte; hij had, in één woord, het genootschap op stevige grondzuilen geplaetst, en mag derhalve voor eenen der verdienstelijkste stichters der Thieltsche Rederijkkamer gehouden worden. Helaes! nu moest ook de ijverige man den laetsten tol aen de natuer betalen. Zijne dood was gewis een pijnlijk verlies voor de kunstvrienden, die in hem hunnen bestierder en hunnen moedigsten medewerker verloren. Na zijn afsterven zien wij, in der daed, de Gilde, gedurende eenigen tijd, in eene zekere verkwijning vallen. Jan van Putthem werd in zijne bediening van schoolmeester door meester Jan Haben vervangen.
1473. Toen ter tijde hadden onze Gezellen reeds de vriendschappelijke banden aengeknoopt, die de Thieltsche en Rousselaersche Rederijkkamers eeuwen lang verbonden. Wij zouden zeer talrijke bewijzen kunnen bijbrengen van die onderlinge betrekkingen, welke niet alleen onder de kunstgezellen bestonden, maer tevens onder de confraters van St. Joris en St. Sebastiaens-gilden dezer twee steden. De stadsrekeningen maken gewag van verscheidene bijeenkomsten, die te Thielt plaets hadden, en waer men hartelijk verbroederde. Den 10 Oogstmaend 1472 bood ons stedelijk Magistraet eene kan rooden wijn, eene kan Franschen wijn en 12 sch. par. aen de ‘jonghe Ghezellen van Rousselare, die omme prijs te winnene quamen abatementen.’ Op den Vastenavonddag krijgen onze Rederijkers eene jonste, omdat zij geneuchte maken ‘met dansen ende anders.’ | |
[pagina 42]
| |
1477. Van 1476 tot 1479 heerscht eene gedurige onrust in Vlaenderen. De dood van Karel den Stoute, in de velden van Nancy gesneuveld, liet het bestuer des lands in de handen van een zwak en onervaren meisjen vallen. Maria van Burgondië, onze jonge vorstin, gedurig aen de kuiperijen van den arglistigen Lodewijk XI blootgesteld, ontmoet bittere moeyelijkheden op den troon. De Fransche koning, die haer aen zijnen zoon wilde verloven, spaerde noch listen, noch geweld, om in zijn ontwerp te slagen. Hij deed op 't laetst de hand onzer vorstin afvragen door eenen afgevaerdigde, die niemand anders was dan Olivier de NeckerGa naar voetnoot(1) bijgenaemd de Duivel, geboortig van ThieltGa naar voetnoot(2), welke van chirurgijn-barbier eerste minister van Lodewijk XI geworden zijnde, onder den titel van le Daim, tot graef van Meulan was verheven. Meester Olivier werd aen het hof hoonend onthaeld, en liep zelfs gevaer het leven te verliezen; doch vooraleer tot zijnen meester terug te keeren, lukte hij er in de stad Doornijk te bezetten. Het huwelijk onzer vorstin met Maximiliaen van Oostenrijk kwam eindelijk den Vlamingen nieuwen moed inboezemen. De bruiloftfeesten waren ter nauwer nood gevierd, of de Aertshertog trok te velde, en sloeg zich met zijn leger te Pont-à-VendinGa naar voetnoot(3) neder, van daer de omliggende streek verwoestende en de vijandlijke bezetting van Doornijk allen bijstand van wege Frankrijk benemende. | |
[pagina 43]
| |
De Thieltsche burgers, ten getalle van 31, behoorlijk gewapend en ten koste der stad uitgerust, gingen, na door den hoogbaljuw van Gent, Jan, heer van Dadizeele, in oogenschouw te zijn genomen, onder het bevel van Lucas Haghelinc, hoofdman der roede van Thielt, het vaderlandsche leger vervoegen.
1478. Het bestand van wapenen, dat Lodewijk XI, den 7 Hooimaend 1478, met den Aertshertog sloot, werd van beide zijden zeer onnauwkeurig onderhouden. Maximiliaen maekte zich opentlijk van Kamerijk meester, en verzamelde welhaest een aenzienlijk leger in de omstreken van St. Omaers. Het waren de Vlaemsche steden, welke hem hierin voornamelijk behulpzaem waren; zij leverden groote korpsen voetvolk, die zijn leger tot 27,000 mannen brachten. Volgends een plakkaet der schepenen vander keure van Gent, moesten de manschappen der Thieltsche roedeGa naar voetnoot(1) zich te MerreghemGa naar voetnoot(2) begeven, alwaer de ‘saudeniers’ der Kasselrij, vergezeld van eenige wethouders van iedere gemeente vergaderden. Lauwers Pantin, schepene, en Paes Neemgheer, stadsgreffier, waren door ons Magistraet gelast de Thieltsche wapenlieden op te leiden. Nauwelijks had Maximiliaen het beleg der stad TherenburgGa naar voetnoot(3) begonnen, of de Franschen kwamen met groote macht langs den kant van Hesdin toegestormd. Het Vlaemsche heer trok hen te gemoet, en trof ze te Engui en Guinegate aen. Daer had eene bloedige worsteling plaets, en de Vlamingen behaelden er eene schitterende zege (17 Augusti 1479). Gedurende eenigen tijd dorst Lodewijk XI het lot der wapenen | |
[pagina 44]
| |
niet meer beproeven. Vlaenderen genoot eigentlijk geenen bestendige vrede, maer de tijden waren rustiger. Onze ijverige vrienden namen de gelegenheid te baet om weder te voorschijn te komen. Op den Vastenavonddag spelen zij ebattementen en bedrijven andere geneuchten; hierin worden zij gretig bijgestaen door de jongelingen van Ruisselede en Schuvers-CapelleGa naar voetnoot(1), die over zweerden komen spelen.
1480. De gewoone vertooningen op de Paesch- en H. Sakramentsdagen worden hernomen, zooals blijkt uit de stadsrekening: ‘Item ghegheven den ghesellen van der Retorijcke, die zekere gheestelicke spelen speelden ende by fighuren tooghden, 's Maendachs in de Paesschedagen ende up de Sacramentsdaghen in de jaren lxxx, lxxxi ende lxxxii (1480, 1481 en 1482), over al iiii lib. par.’ Men zal bemerken, dat onze Gezellen, die nu in aenzien gewonnen hadden, bekend staen als Ghesellen van der Retorijcke, naem welken zij voortaen, naer het voorbeeld der andere tooneelgenootschappen in Vlaenderen, blijven voeren. Den 24 December 1482 werd er in den wijk van Atrecht (Arras), Franchijse genaemd, door de Staten van Vlaenderen een vrede met Frankrijk gesloten, en, zegt DesparsGa naar voetnoot(2), ‘ten is niet wel sprekelik hoe uitnemende groote blijtscepe ende ghenouchte, dat om desen paeijs wille al Vlaenderen deure bedreven wiert van vierene, batementene, zinghene, dansene ende andersins in menigherande voughe ende maniere.’ De blijde tijding werd hier aengekondigd door eenen bode, die te gelijker tijd het bevel bracht, dat men op ‘Dertiendag LXXXII (6 Januari 1483 Nieuwe stijl) processie draghen, vieren, abattementen ende alle andere ghenouchten bedriven zoude.’. | |
[pagina 45]
| |
Onze Rederijkers namen een schitterend deel in deze vreugdebedrijven. Er werd hun 3 ponden par. gegeven, omdat zij ‘ter ghenouchten ende blijtscepe van den paeijsGa naar voetnoot(1) stallaigenGa naar voetnoot(2) maecten om up te vierne ende te spelene ende den abielgementenGa naar voetnoot(3) ten spelen te makene.’
1483. Bij eenen anderen post der rekening wordt melding gemaekt van eene jonste van 6 ponden 10 sch. par. toegekend aen ‘den Ghezellen vander Retorijcke, die zekere geestelicke spelen binnen den termijne deser rekeninghe ghespeelt ende by figueren ghetoocht hebben, also wel aengaende den payse tusschen der croone van Vranckrycke ende desen lande, der ghenouchte vanden Keysere van deser stede, den Ezel-bisschop vander stede van Deynse, elc anderen met machte ende state trecken visenterenden ende anders, als te Paesschen, Sacramentsdaghe of andere hoghetijden.’ In de stedelijke rekeningen van Deinze treffen wij eenige bijzonderheden aen betrekkelijk het bezoek, hetwelk onze Rederijkers aldaer aflegden ‘'s Maendaechs naer Sente Vincensen dach.’ De Thieltenaers hadden eenen ‘keysere’ gekozen alsmede eene ‘cueneghinne van den MoerenGa naar voetnoot(4)’ en waren, met deze twee persoonaedjen in grooten stoet, opgetrokken. Zij waren vergezeld van den ‘bailliu ende scepenen van Thielt ende veel andere goede mannen, wel toot xl personen.’ Te Deinze maekten zij ‘goede schiereGa naar voetnoot(5), abatementen ende andere ghenouchte, up welcken tijt de Heere ende Wet ende andere goede mannen van Doinse hilden hemlieden gheselscip.’ De onkosten dezer verbroedering beliepen tot boven de 35 pond. par. ‘waer of scepenen presenteerden huutterGa naar voetnoot(6) name vander stede de heeltGa naar voetnoot(7) en | |
[pagina 46]
| |
de bailliu betaelde iii L. par. en d'andere betaelden de heeren ende wet ende andere goede mannen, die hemlieden gheselscip hildenGa naar voetnoot(1).’
1484. Het volgende jaer kwamen de Gezellen van Ruisselede, met ‘Triestram, den bastaert van Poucke’ aen hun hoofd, de kunstgenooten van Thielt bezoeken, en kregen van Schepenen wege 20 sch. par. voor de ebattementen, welke zij speelden.
1485. Thands zijn het de ‘Ghezellen van der Rhetorijcke van Meenene’, die naer Thielt komen ‘batementeirne ende ghenouchte bedriven’ ter bruiloft der dochter van Lucas Haghelinc, waervoor de stad hun eene kan Rijnschen wijn schenkt. Op 5n September onthaelt de Baljuw den ‘Ezelpaeus van Thielt’ op eene maeltijd. Deze beleefdheid beantwoordende, verzoekt de Ezelpaus, op zijne beurt, ‘den Heere ende de Wet’ ter kermis. 't Is overigens de stad, die telkens den wijn bekostigt.
1486. Van 1486 tot 1490 woedt de oorlog door geheel Vlaenderen, en onze stad is aen alle slach van verwoestingen ten prooi. De gewoone ebattementen op den Vastenavonddag worden verwaerloosd.
1488. Gedurende deze rampvolle jaren verdwenen voor eenen tijd de oude en geëerbiedigde oorkonden der Thieltsche broederschappen. Men waende ze verbrand. Dit verlies was voornamelijk hieraen toe te schrijven, dat vele leden de stad hadden verlaten om elders, in de versterkte steden, eene veiliger schuilplaets tegen de troebelen te gaen zoeken. De geliefkoosde oefeningen moesten nu gedwongener wijze opgeschorst blijven. Ten einde die weder te kunnen hernemen, wendden de gilden zich tot den Roomschen koning Maximiliaen, met de onderdanige bede om de vernieuwing | |
[pagina 47]
| |
hunner vorige privilegiën te bekomen. Dit verzoek werd ingewilligd, Bij oktrooi van den ‘xxiien in Lauwe anno dusent vier hondert ende acht ende tachentich (22 Januari 1488)’ vergunde de vorst nieuwe titels van wettelijke erkenning aen onze RederijkkamerGa naar voetnoot(1). De gilden van St.-Joris en St.-Sebastiaen werden ter zelfder gelegenheid insgelijks met nieuwe charters begiftigdGa naar voetnoot(2).
1490. De vrede wordt in 1490, te Francfort, gesloten, doch de rust was daerom in Vlaenderen nog niet hersteld. Onze Gezellen konden ondertusschen, onder den aenhoudenden drang der burgerlijke bewegingen, weinig gebruik maken van hunne nieuwe voorrechten.
1491. Dit jaer staet ook met bloedige letteren in de Thieltsche geschiedenissen aengestipt. | |
[pagina 48]
| |
Den 28 Maert kwamen de Gentenaers in het Kortrijksche op buitjacht; maer de Bruggelingen, met behulp van de burgers van Kortrijk, verjoegen ze, doodden er een groot gedeelte van, en namen hunne kapiteinen gevangen. Romain van Claerhout, heere van Pitthem en van Ayshove, alsdan bevelhebber van Kortrijk, gebood, dat men de gevangene Gentenaers op de Markt zoû onthoofden, hetgeen dadelijk ten uitvoer werd gebracht. De tijding dier halsrechting was nauwelijks in de hoofdstad vernomen of de Gentenaers kwamen nog den volgenden dag afgestormd, vielen als brieschende leeuwen in Thielt, roofden al wat zij vonden, staken het vuer in de stad, doorliepen dan de omliggende dorpen ‘verslaende alomme alle die schamele lantslieden, met wijfs ende kijnderen, ende nemende die rijke ghevanghen, daer zij naerderhandt groot rentsoen of ghecreghenGa naar voetnoot(1).’ Als om den akeligen toestand des lands nog te verzwaren en eene nieuwe ellende bij zoo vele andere te voegen, liepen de garnizoenen van Audenaerde, Kortrijk, Dendermonde, Aelst, Damme en Hulst geheel Vlaenderen af, verspreidende alom dood en verwoesting, roovende al wat er te rooven was, en noch vriend noch vijand sparende.
1492. Ten einde de stad Thielt eenigszins te vergoeden wegens de groote onheilen door haer geleden, verleent de Koning der Romeinen haer, den 15 November 1492, een oktrooi, waerbij de betaling der verachterde renten voor twee jaren verschoven wordtGa naar voetnoot(2). Door deze en dergelijke vergunningen winnen de inwooners nieuwen moed. Het leed der vroegere jaren geraekt uit het geheugen.
1493. De afkondiging van het verdrag van Senlis was een | |
[pagina 49]
| |
eerste voorwendsel tot verzet ‘ten daghe dat den paeys van Vranckerijcke uutgheroepen was ende men ghenouchte anthierde met habatementen ende anders, betaelt van IIc houdts verbrant up de Maerct tot eenen vyereGa naar voetnoot(1).’ ‘Meester Pieter de schoolmeester’ krijgt 3 pond. par. om u dat hy in de processie van den Heleghen Sacramente 't last hadde van den spele ende den figueren daer ghespeelt ende ghetoocht, naer de costume.’
1494. De vrolijkheid komt geheel en al te voorschijn. Onze Rederijkers hernemen de vertooningen hunner mysteriën en ebattementen. In de Paeschdagen spelen zij ‘de Hystorije van Sente Gommaren’ en krijgen daervoor eene belooning van 36 sch. par.
1495. In de Paeschdagen wordt ‘de Passije Ons Heeren’ ten tooneele gevoerd. 's Anderen daegs speeltmen ‘de Verrijssenesse.’ De ‘Bisschop van den Scholieren’ van Thielt doet een speelreisjen naer Haerlebeke, als wederbezoek.
1496. Het ‘spel vander Verryssenesse Ons Heeren’ wordt nogmaels vertoond ‘up 's Maendaechs in de Paeschdagen.’
1498. 3 ponden parisise worden vergund aen de Gezellen van Rhetorika, omdat zij in 1497 en 1498, gedurende drij dagen gespeeld, en bij figuren vertoond hadden ‘de X gheboden Gods’ Het spel de tien Gheboden Gods was een zinnebeeldig mysterie der middeleeuwen. In dit slach van spelen moesten de persoonaedjen door hunne houding en groepering verscheidene aeneengeschakelde tafereelen voorstellen. Deze allegorische verbeeldingen | |
[pagina 50]
| |
vielen zeer in den smaek dezes tijdvaks. De kronijken van Vlaenderen geven er ons menigvuldige beschrijvingen van; zy werden namelijk vertoond tijdens de inhalingen van vorsten, bij den doortocht der stoeten of processiën. De persoonaedjen, voorzien van al de toebehoorten tot hunne rol betrekkelijk, stonden op houten stellingen, ter markt of in de voornaemste straten opgetimmerd. Gelijk wij reeds gezegd hebben droeg ieder speler eene rol papier, waerop de naem der persoonaedje door hem verbeeld, of eene daertoe betrekkelijke Vlaemsche of Latijnsche zinspreuk uit de Heilige Schriften te lezen stond. Wij moeten hier bijvoegen, dat vele mysteriën, alhoewel door stomme persoonaedjen uitgevoerd, op de volgende wijze by den volke verstaenbaer en duidelijk gemaekt wierden: terwijl de spelers door hunne gebaerden de verschillige houdingen aennamen, welke hunne rol vereischte, zat er, vooraen op het tooneel, een persoon, die het stuk aflas. In dergelijke voorstellingen droegen de spelers, naer het voorbeeld der ouden, doorgaends boertige of ernstige maskers.
1499. Op den Maendag van Paschen wordt er eene vertooning gegeven. De Gezellen van Rhetorika genieten deswege 20 sch. par. |
|