Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4
(1861)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
XI. Snedig antwoord van Viglius aen eenen gezant des konings van Frankrijk.Toen Viglius namens den koning van Spanje, voorzitter was van den hoogen Raed te Brussel, gebeurde het eens, dat een gezant uit Frankrijk aldaer vóór hem verscheen, en hetgeen hy in den naem van zynen koning te vragen had, în het fransch voordroeg, zoo als de meesten van zijn volk gewoon zijn te doen. Viglius antwoordde hem daerop in het friesch. De gezant nam dit zeer kwalijk, en vroeg hem of hy met zynen koning en met hem den spot dreef, vermits men hem antwoordde in eene tael, die hy niet verstond. Viglius hernam dadelijk: ‘Zoo spot gy dan ook met ons; want ik versta ook uwe fransche spraek niet. En ‘voegde hy er by’ zijn wy meer gehouden uwe tael te kennen, dan gy de onze? Wanneer wy in Frankrijk iets komen vragen, dan spreken wy fransch. Het is dus ook billijk, dat als gy hier in Nederland iets komt verzoeken, onze tael gebruikt, of ten minste zijt gy gehouden u in het latijn uit te drukken, dat door den eenen, zoo wel als door den anderen verstaen wordt.
Apophthegmata Christiana, ofte Gedenck-weerdige, leersame en aerdige Spreuken... Door Wilhelmus Baudartium, van Deynse. Amsterd. 1657, in-4o. D. I, bl. 297-298. |
|