Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4
(1861)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
II en III. Philips van Croy en de hertog van Alva.Toen de hertog van Alva, na het overgaen der stad Haerlem aen de Spanjaerden ten jare 1573, zyne intrede deed binnen Brussel, beklaegde hy zich over de onbeleefdheid der inwooners, die hem byna geene eer bewezen. Philips van Croy, hertog van Aerschot, nam het woord, en zeî tot Alva: ‘De inwooners stellen het uit tot dat Uwe Excellentie het land zal verlaten. Alsdan, gy moogt er zeker van zijn, zal niemand ten achter blyven, om u, onder alle eerbetuiging, uitgeleide te doen.’
Als de zelfde hertog van Aerschot, in het gevolg van Alva, uit het paleis reed, werd hy dikwijls uitgenoodigd zich aen dezes zyde te houden; doch hy weigerde telkens. Eindelijk werd hy genoodzaekt zulks te doen, vermits Alva zelf hem hiertoe aenzocht, en deze vroeg hem, waerom hy op zulke eervolle plaets niet wilde ryden. ‘Om u de rechte waerheid te zeggen,’ sprak Aerschot, ‘ik vreesde, dat uw wolf myne lammeren zoû opvreten.’ De hertog van Alva was immers in wolvenvellen uitgedoscht, terwijl Philips van Croy, boven zijn kleed, zoo als des tijds de meeste jongelingen in Nederland, roodgeverwde lammerenvellen droeg.
Ens, Epidorpidvm libri IV. Col. 1624, in-12, bl. 74-75, van Liber Quartus. |
|