Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 3
(1859-1860)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 221]
| |
Friesche tael.De verdienstelyke boekhandelaers, de heeren M. Nijhoff, te 's Gravenhage, en G.T.N. Suringar, te Leeuwarden, zonden, in de laetste maenden van het jaer 1859, onder den titel van: Essai d'une Bibliographie de la littérature Frisonne, eene zoo volledig mogelyke lijst in het licht van boeken, die in het friesch geschreven zijn, over die tael handelen, of met haer in betrekking staen. De heeren opstellers hebben hierdoor de aendacht getrokken op eene tael en eene letterkunde, die alhoewel met de onze nauw in verband, tot hiertoe te weinig bekend zijn. Zy bewezen eenen waerlyken dienst. Sedert mijn geachte professor Mone, ten jare 1838, achter zijn Ubersicht der niederlaendischen Volks-Literatur, als Anhang, een Versuch einer Literatur der friesischen Sprache liet volgen, was er niets meer van dien aerd verschenen. De lijst der heeren Nijhoff en Suringar is zoo volledig, ten minste voor my, dat ik er niets van groot belang heb by te voegen, alleen kan ik omtrent een der aengeduide boeken eenige byzonderheden mededeelen. Onder het Nr 125, wordt als een zeer zeldzaem boekjen opgegeven het volgende: Nomina propria Frisica Sanctorum nominibus applicata. Acc. Nomina propria Hollandorum. Antv, et prostant Sylvae Dulcis ap. Jo. Schefferum 1694 kl.-12. | |
[pagina 222]
| |
Alhoewel dit ook op zich zelven bestaet, behoort het eigenlyk tot het volgende werkjen: Rituale Romanum Contractum et Abbreviatum in usum Sacerdotum, qui ad remota et periculosa loca subinde coguntur excurrere. Accesserunt ad finem nomina Hollandorum et Frisonum accomodata nominibus Sanctorum, qui in Ecclesia celebrantur: adjunctis plerumque eorumden Festis. Si quis dixerit...Ga naar voetnoot(1). Antwerpiae, apud Fredericum à Metelen. Anno 1684. Kl. in-12o van 212 bladzyden. Aldaer komt bladzyde 125 een tweede titelblad voor, waerop: Nomina propria Hollandorum accomodata Nominibus Sanctorum, qui in Ecclesia celebrantur: adjunctis plerumque eorundem Festis. Antverpiae. Et prostant Amstelodami apud Fredericum à Metelen. Anno 1684. Dat strekt zich uit van bl. 125 tot aen en met bl. 164. Dan volgt een derde titel: Nomina propria Frisica Sanctorum nominibus applicata. Antverpiae, et prostant Amstelodami apud Fredericum à Metelen. Anno 1684. Dit loopt tot aen bl. 212, zijnde de laetste. Het is dus het laetste gedeelte van het boekjen, doch met veranderde bladcyfering en aenduiding van eenen anderen boekverkooper, dat op de lijst van de heeren Nijhoff en Suringar voorkomt. Willems haelt eenen anderen druk aen: Antverpiae, et prostant Amstelodami apud Heredes Hermanni Aaltsz 1726. Cum permissu superiorum. Uit dezen nam hy, zoo wel de Nomina propria Hollandorum, als de Nomina propria Frisica, in zijn Museum D. V, bl. 388-423, overGa naar voetnoot(2). Dit werk kan dus insgelyks gerekend worden onder die, welke voor de studie der friesche tael belang hebben. Nog bezit ik eenen derden druk van dat Rituale Romanum. | |
[pagina 223]
| |
Hier luidt het: Amstelodami, Ex Typographia Gerardi à Bloemen, Bibliopolae sub signo Novo Montis Calvariae Coronati, 1731. Cum permissu superiorum. Insgelyks kl. in-12o met gecyferde bladzyden tot 153. Dan volgen de Nomina propria Hollandorum, en wat verder, de Nomina Frisica, doch beide zonder genummerde bladzyden. Ook zijn er geene nieuwe titels zoo als in de eerste uitgave. Men zal uit dit alles wel mogen besluiten, dat die Nomina propria bestemd waren om afzonderlyk verkocht te worden, ten einde als zakboekjen voor de roomsche geestelyken, by den kinderdoop, te dienen. By den derden druk is achteraen nog gevoegd: Appendix ad Rituale Romanum, continens absolutiones et benedictiones desumptae ex Rituali Magno Romano. Et ex aliis particularibus ab Ecclesia Approbatis. Amstelodami, Ex Typographia Gerardi à Bloemen. - 40 blz. Aen wie is men het boekjen verschuldigd? aen eenen roomschen geestelyke, waerschijnlyk uit Noord-NederlandGa naar voetnoot(1)? misschien wel aen eenen zendeling uit de orde der JesuietenGa naar voetnoot(2)? Te dezer gelegenheid uit ik nogmaels den wenschGa naar voetnoot(3), dat de een of ander onzer geleerden de hand aen het werk sla om de vroegste vormen, waerin men onze nederlandsche namen, zoo van persoonen als van plaetsen, aentreft, uit onze oude charters en kronyken byeen te verzamelen en aen eenen kritischen en vergelykenden toets te onderwerpen. Dergelyke verhandeling zou, én voor de geschiedenis des vaderlands in 't algemeen, én voor die der tael in 't byzonder, allerbelangrijkst zijn. De werken, die tot hiertoe in dit vak bestaen, kunnen slechts als onvolledige of onvoldoende poogingen beschouwd worden. |
|