| |
| |
| |
Nieuwe uitgaven.
Een edel levensbeeld.
J.H. Maronier - Theodoor Parker, naar O.B. Frothingham's Biography. - Haarlem. Kruseman en Tjeenk Willink. 1875. -
In een zijner menigvuldige en altoos belangrijke brieven noemt Parker de vrijheid ‘een Alpen-bloem in de Flora van het Europeesche vasteland. Zij groeit - zegt hij - ‘in Scandinavië en Zwitserland; doch waar anders?’.....Naar aanleiding van deze ontboezeming vraagt zijn Nederlandsche levensbeschrijver als ter loops: ‘zou Parker nooit van Nederland en zijn geschiedenis hebben gehoord?’ Het schijnt van niet. Zijn Europeesche reis strekte zich althans niet verder uit dan tot in de nabijheid onzer grenzen en, voor zooverre ons bekend, doen zijne werken niets van het tegendeel vermoeden. Hoe dit ook zij, zeker is het dat Nederland wel van Parker heeft gehoord. Verschillende geschriften van diens hand, overgebracht in onze taal, maakten gedurende de laatste twaalf jaren vooral veler belangstelling gaande in deze merkwaardige persoonlijkheid. Zij wekten de begeerte naar meerdere bizonderheden uit het leven van dien edelen, wiens veelzijdige kennis gepaard scheen te gaan met een innig, diep godsdienstig gevoel. Réville's keurige schets werkte niet weinig mede om dat verlangen te doen toenemen. En thans heeft Maronier - naar ik meen op voortreffelijke wijze - het bevredigd door zijn uitnemende bewerking van Frothinghams
| |
| |
Biographie. Als aan de hand van dezen teekende hij ons in schoone, levendige trekken het beeld van dat edel, werkzaam leven, vol plichtbesef en trouw aan het geweten, bezield door den gloed van stille godsvrucht en van zedelijken ernst. Van lieverlede zien wij het worden, totdat het ten laatste in zijn volle aantrekkelijkheid ons duidelijk voor oogen staat.
Eerst vertoeven wij te Lexington - Parker's geboorteplaats - in den huiselijken kring van den verstandigen, trouwhartigen landman John Parker en zijn vriendelijk welwillende Hanna, beiden met hoofd en hart en handen op de rechte plaats. Gezelligheid, vrede en liefde lachen ons uit hunne eenvoudige woning tegen, liefelijk en frisch als John's perziken daarbuiten in den hof, waarop de pachter niet weinig zich laat voorstaan en die zoo aanstonds door zijn Theodoor, moeders Benjamin, naar de Bostonsche markt worden gebracht. Want al vroeg moet hij werken voor den kost; en als hij zich een weg baant en een naam maakt in de wereld, dan is het niet omdat hij een kind der weelde is geweest, maar al in zijn vroegste jeugd den veerkrachtigen invloed van het ‘help u zelf’ leerde ervaren. Van daar ook die practische zin die hem later, hoezeer ook in boeken en studie verdiept, altijd en bij alles is bijgebleven. Toch was zijn hart niet bij voorkeur op handenarbeid gesteld, al vervulde hij ook welgemoed de plicht zijn vader daarin ter zijde te staan. Reeds vroeg dreef zijn weetgierigheid hem naar de boeken en leerde hem woekeren met den tijd. Op zestienjarigen leeftijd zien wij hem dan ook verscheidene jaren aaneen in verschillende scholen zich wijden aan het onderwijs. Het moge met vele zwarigheden - en niet het minst van geldelijken aard - gepaard gaan, zijn volhardende ijver weet ze te boven te komen en later plukt hij er de vruchten van in heldere, duidelijke uiteenzetting van de schoonste en heerlijkste gedachten over de moeielijkste zaken, waardoor hij te beter wordt begrepen door wie hij wenscht verstaan te worden. Want reeds vroeg behoort zijn hart aan het volk en legt hij zijn leven neer op het altaar der zelfverloochening tot zegen zijner medemenschen. Vandaar niet het minst dat het predikambt hem toelacht met zijn gewijde poging om aan de menschheid een verhevener richting te geven en tot immer overvloediger rijkdom van waarachtig leven te ontwikkelen.
| |
| |
Met ongeloofelijke inspanning beijvert hij zich de steenen weg te ruimen van den weg die tot het verkrijgen dier betrekking leidde. Zijn tweejarige omgang met den degelijken, geleerden Francis, met diens open oog voor het licht van waar het ook daagde, wiens preeken een zonnigen hemel deden schijnen boven een rijke wereld, bracht hem meer dan ééne schrede nader tot het doel zijner wenschen. De Divinity-Hall te Cambridge en zijn ruim tweejarig verblijf aldaar deed het overige. Daar bewoog Parker zich in zijn element en rustte zich door ernstige onafgebroken studie tot den edelen strijd dien hij later zou voeren voor het waarachtige Christendom en den redelijken godsdienst. Als candidaat de school verlatend sloot hij daarmede een tijdperk van zijn leven waarin hij, naar zijn eigen getuigenis, zich bewust werd van de verbazende verandering in zijne denkbeelden en gevoelens omtrent alle belangrijke punten. Toch was hij in die periode voor een Unitariër veeleer ouderwetsch dan wel geavanceerd; maar ook nu, gelijk reeds vroeger, had hij een scherp oog voor het verschil tusschen godsdienst en kerkleer. Zijn eerste preekproeven deed hij te Watertown, waartoe zijn leermeester en vriend Francis hem zijn kansel afstond. Hier en daar optredend werd zijn prediking met vreugde en instemming gehoord en toen West-Roxbury, eene kleine, eenvoudige landgemeente, hem beriep, zag hij daarmede zijn hartewensch naar een te huis en een huiselijk leven voor zich en die het met hem deelen zou vervuld. Met welgevallen toeven wij bij de liefelijke schildering van Parker's verblijf in zijn eerste gemeente ons gegeven. In zijn prediking, zijn herderlijk werk, zijn dagelijkschen omgang met de zijnen krijgen wij den practisch godsdienstigen, den hulpvaardigen, den edeldenkenden, den hartelijk deelnemenden man lief. Wij zien zijn blik verruimen, zijn horizont zich verbreeden en, moge hij soms denkbeelden uiten afwijkend van de toen gangbare kerkleer, zijn gemeente
deert het niet. Geen wonder. Uit het hart sprekend weet hij de harten zijner hoorders te treffen en de helderheid van zijnen geest ontneemt niets aan de warmte van zijn gemoed. Toch doen zich allengskens op de baan die hij volgt oneffenheden voor. Allereerst komt hij bij zijne medeleeraars onder Israël in het kwade blaadje van ketterij en pijnlijk doet het hem aan te moeten ervaren, hoe zij eerst
| |
| |
aarzelen en aanstonds weigeren hun kansel aan hem af te staan. Maar hoe pijnlijk ook, Parker is niet de man om daardoor afgeschrikt te worden van voort te gaan op den weg door zijn geweten hem eenmaal als den rechten aangewezen. Voorzichtig is goed. Te rade gaan met het gehalte der hoorders, niets natuurlijker dan dat. Het ratelen der tichelsteenen klinkt hém niet liefelijk in het oor wiens vurige begeerte het veeleer is te bouwen met gehouwen steen. En Parker allerminst is er op belust om ter wille van wat ijdele opspraak een vlag te zwaaien. Maar aan den anderen kant is hij ook te waarachtig, te oprecht een figuur, te zeer een man uit één stuk om er een studeervertrek- en een kansel-Evangelie op na te houden. Daarvan weet hij niet, juist omdat hij de man van en voor het volk wil zijn en daarin het hoogere leven wekken, dat zoowel met de ontwikkeling van verstandelijke vermogens als met de aankweeking van de aandoeningen van het hart wordt gebaat. Niet te vergeefs was hij bij een Francis, een Emerson, een Channing ter schole geweest. De frissche landlucht woei hem telkens om het hoofd en door het gemoed. Hij kende de behoeften van het volk, met zijn gezond verstand, met zijn eerlijk, zijn rechtschapen hart. Hij was bereid ze te bevredigen met opoffering van vele dingen. Aan bekwaamheid daartoe ontbrak het hem even weinig als aan zedelijken moed. Onbeschroomd en vastberaden spreekt hij uit wat hij wist dat weerklank vinden moest in veler hart en hoofd....en wijder en wijder gaapte de kloof tusschen hem en zijne Unitarische ambtgenooten, totdat zijn merkwaardige rede over het voorbijgaande en het blijvende in het Christendom den storm los deed breken boven zijn hoofd. Niet zoozeer om het nieuwe in zijn denkbeelden als wel om het uitspreken er van werd hij het strijdperk ingedreven. En ware het maar een strijdperk geweest in den waren zin des woords; maar het bleek een kamp waarin de geest van miskenning, kleinachting en uitsluiting
rondwaarde met al het verdriet van lijdelijk te moeten toezien, wat dieper ingrijpt in het zieleleven van een man dan een flinke, open, koninklijke strijd, die de veerkracht van den geest verhoogt. De uitgave zijner voorlezingen over den godsdienst haalde hem de beschuldiging der Bostonsche predikanten-vereeniging op den hals van onbetamelijkheid in zijn gedrag jegens haar als
| |
| |
haar medelid; ja zelfs gaf men hem in bedenking zich terug te trekken uit haar midden. Maar Parker verklaarde zich daartoe ongeneigd, daar het hier de zaak gold van het vrije onderzoek. Hij zou blijven al stond hij ook allÉ™en. Sans peur et sans reproche zet hij den aangevangen arbeid ter hervorvorming van het godsdienstig zedelijk leven der zijnen voort. Hij predikt; houdt voorlezingen; roept vergaderingen bijeen en, waar de gelegenheid zich maar aanbiedt iets bij te dragen tot verjaging van de nevelen op godsdienstig gebied, opdat daar altoos meerder licht mocht stralen, treedt hij vooraan in de eerste rij, rusteloos en onvermoeid, totdat zijn geknakte gezondheid hem gebiedt voor een tijd het werk te staken. Om nieuwe frissche krachten te verzamelen steekt hij over naar het oude werelddeel, en op zijn reis door Engeland, Frankrijk, Italië, Duitschland en Zwitserland zien wij hem een rijken schat van kennis vergaderen, om na een jaar, gesterkt naar den geest en vertroost naar het hart, weer huiswaarts te keeren. Zijn reiservaringen, gesprekken, ontmoetingen met verschillende geleerden, hooggeplaatste personen van geestelijken en staatkundigen rang hebben hem bevestigd in het gegronde, het zedelijke en het waarachtige zijner denkbeelden op godsdienstig en maatschappelijk gebied. Meer dan ooit ziet hij voor den godsdienst in de niet verre toekomst een helderen hemel lichten en dieper dan te voren nog gevoelt hij zich hervormd en geroepen om een nieuwe godsdienstige beweging te besturen, in haren tijd even belangrijk als het Protestantisme in de 16de eeuw. Die opgewektheid komt hem goed te stade; want de hartstocht zijner tegenstanders dwingt hem tot vernieuwden strijd. Enkele beurten door hem te Boston waargenomen; het uitgeven van zijn leerrede ‘over de betrekking van Jezus tot zijn tijd en tot alle tijden’, deden de oude woede weer opwakkeren en dreigden hem ten eenen male van den kansel te Boston te
weren. Maar ook daar ter plaatse waren er meer dan tien die van een anderen, beteren geest bezield zich toonden, en op een vergadering door dezen gehouden werd manmoedig, in afwachting der dingen die daar komen zouden, besloten ‘dat het den Eerwaarden Parker mogelijk zou worden gemaakt zich te Boston te doen hooren.’ Op het woord volgde de daad. Ditmaal wist ook de vrijzinigheid de geldelijke middelen zich te verschaffen om te be- | |
| |
werkstelligen wat zij zich voorgenomen had tot stand te brengen. En wekelijks verzamelt Parker in de zaal ‘Melodeon’ duizenden rondom zich, als een vrije gemeente, die, afkeerig van de steenen haar gereikt, het voedend brood van zijne hand begeeren tot kweeking en onderhouding van hun geestesleven. Vijftien jaar aaneen houdt hij het vaandel der vrije godsdienstprediking met volhardenden ijver en krachtige hand omhoog, wat en hoe men ook over of tegen hem oordeele. Wel beproeft de predikanten-vereeniging al het mogelijke om het niet rechtzinnig lid tot uittreden te bewegen, maar zij ondervindt al het moeielijke en vruchtelooze van een strijd om de handhaving eener nergens met juistheid geformuleerde leer tegenover eene die het recht van zelfstandig onderzoek, van vrijheid des gewetens in zaken van godsdienst maar al te goed weet te verdedigen en wie zij ten laatste het antwoord moet schuldig blijven op de vraag: ‘met duidelijke woorden de orthodoxe leer der Unitariërs te willen omschrijven waarvan hij, zelf Unitariër, nimmer had gehoord.’
Boston wordt het glanspunt van Parker's prediking en werkzaamheid. Door rhetorische gaven schittert hij niet. Hij munt niet uit door bevalligheid van voordracht. Maar de ernstige gedachten, in eenvoudige, duidelijke taal gesproken, houden de menigte geboeid en zij verdringt zich om hem te hooren. Wie geregeld naar hem luistert voelt zijn geestesleven toenemen in kracht, in omvang, in diepte. Zijn veelomvattende geest, zijn diepte van gemoed waren er als op aangelegd beiden om te onderwijzen en te vormen. En als Parker kon wedijveren met de grootste predikers van zijnen tijd, ja veellicht boven allen uitmuntte, dan is het, omdat hij als niet één zijne roeping lief had met volkomen toewijding, met zeldzame gaven toegerust om het verstand zoowel als het geweten zijner hoorders te treffen....dan is het, omdat hij de welsprekendheid bezat eener diepe, heilige overtuiging. En wat zijn herderlijk werk aangaat: zijn luisterend oor voor aller klachten; zijn geopend hart voor aller ellende; zijn lust om overal en ten allen tijde te helpen en te dienen deden hem in wijderen kring dan zijn omgeving een herder boven duizenden zijn. De kleine woning in Exeters-Place was het welbekende toevluchtsoord van allen die om raad en daad verlegen waren, en geen die ze verliet zonder den verheffenden
| |
| |
invloed te gevoelen van een edeldenkenden geest, van een menschlievend hart.
Alle hervormingsplannen en werken, die de verbetering en veredeling beoogen van den toestand der Maatschappij, vinden in hem een machtigen bondgenoot, een ijverig medehelper. Waar de vrijheidsrechten van zijn medemenschen worden bedreigd staat hij als de trouwe wachter op de muren, neen, treedt hij voor als kloeke, onversaagde strijder, om met het tweesnijdend zwaard des geestes de belagers te verpletteren en anderen te dwingen tot den edelen kamp voor vrijheid en voor recht. In den strijd met name tegen de slavernij bewonderen wij hem als den fieren hervormingsheld die met hart en ziel het opneemt voor de rechten van zijn medemensch; als den practischen man, steeds dadelijk gereed de noodige maatregelen te beramen en ten uitvoer te leggen; als den bezielden profeet wiens stem gedurende geruimen tijd op kansel en in vergaderingen, ja als op de straten van Boston weerklinkt tegen de dwingelandij der slavernij, als het brullen van een leeuw in nood. Wat geestkracht, wat volhardende ijver, wat zelfverloochenende liefde, wat diepe, heilige ernst doortintelt hem, waar hij de belangen der voortvluchtigen en verdrukten bespreekt, behartigt, verdedigt en bewaakt. Tijd, rust, gemak, geld, alles heeft hij er voor over om de zaak der vrijheid te bevorderen, en de inwendige geschiedenis van den slavenstrijd is daar, om Parker welverdiend een kroon te zetten op het hoofd voor het groote en belangrijke aandeel dat hij daarin heeft gehad. Al deze veelvuldige bemoeingen, zonder dat zijn andere bezigheden of studie daaronder leden, deden bij den rusteloos werkzamen man, die zichzelf ter wille der goede zaak die hij voorstond altijd te weinig heeft ontzien - de kiemen ontwikkelen dier sloopende kwaal die in de kracht des levens hem ter grave sleepte. Zijn gezondheid nam af. Niettemin lieten zijn kerkelijke tegenstanders hem niet met rust. Te minder nu zijn naam alom in den lande werd genoemd en geroemd zelfs door mannen van aanzien en met gevestigden invloed op den openbaren gang
van zaken.
Een gelegenheid werd gezocht om den hervormer zooveel doenlijk althans onschadelijk te maken. De groote ‘Revival’ van 1858, tengevolge der financiëele krisis in het vorige
| |
| |
jaar ontstaan, bood ze aan. Die kunstmatige opwekking van dusgenaamde vroomheid namen de rechtzinnigen te baat om P. in het oog der menigte als ongeloovige te brandmerken. Adressen werden opgezonden ‘aan den troon der Genade’ met de bede om alle soorten van ongenade te doen nederdalen op het hoofd van ‘het monster slechter en lasterender dan nooit de hel had uitgebraakt.’ En schoon P. om al den onzin toen geëxploiteerd, voor zoover het hem zelf betrof, lachte en dien met den hem eigen humor bejegende, schreide hij in zijn hart om het verschijnsel van den ‘Revival’ zelf met al zijn nadeelige gevolgen voor waarachtig godsdienstig leven. Met allen ijver en ernst die in hem waren trachtte hij dezen te keer te gaan, althans zooveel mogelijk tegenwicht te geven. In weerwil van zijn meer en meer toenemende lichamelijke zwakte scheen hij zijn werkzaamheid eerder te vermeerderen dan in te binden, totdat ten laatste een ernstige bloedspuwing hem noodzaakte het strijdperk en Boston te verlaten, om elders in West-Indië en daarna in Italië genezing te zoeken voor de kwaal die immer nog op 't heelend kruid blijft wachten. Merkwaardig is het te zien hoe zijn krachtige geest tot op het laatste oogenblik zijns levens helder en altoos werkzaam blijft. Den 10den Mei 1860 bezweek hij onder Italiës blauwenden hemel te Florence, nog geen vijftig jaren oud, en op het kleine protestantsche kerkhof, even buiten de stad, ruischten de zaligsprekingen over zijne geopende groeve als de zuivere weerklank van zijn reine leven, hongerend en dorstend naar gerechtigheid! -
Wil men den indruk leeren kennen dien Parker op zijne vrienden en vereerders en op zijn Amerikaanschen biograaf heeft achtergelaten, men leze het belangrijke voorlaatste hoofdstuk getiteld: ‘in Memoriam.’ Daarin komen verschillende toespraken voor, door onderscheidene personen ter zijner nagedachtenis gehouden, alsmede een breede, oordeelkundige beschouwing van de beteekenis van P's. persoon en werkzaamheid. Deze, zoowel als de keurige bloemlezing uit zijn Briefwisseling - waarmede het geheele werk wordt besloten - maken het ten overvloede duidelijk, hoe Amerika in Theodoor Parker een zijner beste en edelste zonen heeft verloren maar tevens de rij zijner groote mannen heeft verbreed. Moge het medegedeelde, strekkend om eenig denkbeeld te geven van deze
| |
| |
levensbeschrijving, zoo rijk van inhoud als aangenaam van vorm, velen opwekken het boek zelf ter hand te nemen. Wij twijfelen niet of zij zullen met ons Maronier dank weten voor de verdienstelijke wijze, waarop hij een zoo edel levensbeeld onder het bereik heeft gebracht van het Nederlandsche volk, dat strijders voor vrijheid en voor licht ten allen tijde weet op prijs te stellen.
Boxtel, 1 Dec. 1875.
J.A. Lublink Schröder.
|
|