| |
| |
| |
Een honderdjarig feest.
Door Dr. M.A.N. Rovers.
De vierde Juli is de merkwaardigste dag in de geschiedenis der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Op dien dag verklaarden zich dertien Staten van het Moederland onafhankelijk. Groot was, ook buiten Amerika, de invloed dier onafhankelijkheidsverklaring. In Europa vond zij sympathie bij allen, wier hart warm klopte voor de vrijheid. Er is geen reden om minder deelneming te verwachten, als in den aanstaanden zomer de Vereenigde Staten het eerste eeuwfeest hunner bevrijding zullen vieren. Reeds maken zij daartoe allerwegen de schitterendste voorbereidsels. Bij ons vooral, die op den eersten April 1872 ons onafhankelijkheidsfeest met zooveel opgewektheid hebben gevierd, moet die feestviering onwillekeurig hooge belangstelling wekken. En het zal daarom misschien velen niet onwelkom zijn, om met die beroemde Onafhankelijkheidsverklaring nader kennis te maken.
Laat ons eerst in korte trekken herinneren, wat tot deze groote daad aanleiding heeft gegeven. Om niet te uitvoerig te worden, gaan wij niet verder dan tot het jaar 1763 terug.
De vrede van Parijs was gesloten. De schuldenlast van Engeland had, ook ten gevolge van den oorlog, in Amerika tegen Frankrijk gevoerd, een verbazende hoogte bereikt. Het Parlement achtte het billijk dat de amerikaansche kolo- | |
| |
niën, door het opbrengen van belastingen, de schuld zouden helpen verminderen. Op den eersten November 1765 zou de bekende wet op de zegelbelasting in werking komen. Wat was de reden van den heftigen tegenstand, dien zij ontmoette, van de diepe verontwaardiging, waarmede zij in Amerika werd ontvangen? Het Parlement - zoo luidde het gevoelen der groote meerderheid - had geen recht, om belastingen op te leggen aan hen, die in dit lichaam niet vertegenwoordigd waren. De koning van Engeland toonde, door aan zulk een wet het zegel zijner goedkeuring te hechten, de rol van een tyran te willen spelen. Een redenaar in de Virginische Kamer deinsde voor de volgende vergelijking niet terug: ‘Caesar had zijn Brutus, Karel I zijn Cromwell; George III moge toezien dat hun voorbeeld hem tot leering zij!’
Op verschillende plaatsen sloeg het volk tot gewelddadigheden over. De woningen van hen, die de wet goedkeurden, werden geplunderd. Men vernielde het gezegeld papier, dat uit Engeland was aangekomen.
In October van hetzelfde jaar kwam te New-York een Congres bijeen, waar een Verklaring werd opgesteld, waarin de vertegenwoordigers der koloniën hun bezwaren tegen de zegelwet ontwikkelden. De inhoud van het stuk, dat aan den koning en aan het Parlement van Engeland gezonden werd, kwam hierop neer: alleen de door het volk gekozen vertegenwoordigers hebben het recht, om belastingen op te leggen, maar niet een Parlement, waarin het volk geen representanten heeft en ook niet kan hebben.
In Engeland hadden slechts weinigen vermoed dat de zegelwet zulk een storm van verontwaardiging zou opwekken. Zij werd in Maart 1766 ingetrokken. Vooral de welsprekende rede, door William Pitt ter verdediging van de rechten der amerikaansche Staten in het Parlement gehouden, was de oorzaak der herroeping. Toen de tijding in Amerika kwam, was niet alleen de vreugde algemeen, maar ook de naam van Pitt op aller lippen. Geen lofspraken waren te groot voor den edelen verdediger van de rechten der koloniën.
Maar de blijdschap zou slechts van korten duur zijn. Het Parlement verloochende zijn beginsels niet. Het eischte onderwerping der volkplantingen aan zijn besluiten. De eene belastingwet volgde op de andere. Ook de kolonisten bleven
| |
| |
onverzettelijk. Ten gevolge van de belasting op de thee had te Boston, in December 1773, het bekende oproer plaats, waarbij een driehonderdtal kisten thee, door de Oost-Indische Compagnie ingevoerd, in zee werden geworpen. Groot was de verbittering, hierdoor in Engeland gewekt. Thans, meende men, was de tijd gekomen, om tot gestrenge maatregelen over te gaan.
De Boston Port-Bill bepaalde, dat op 1 Juni 1774 de haven van Boston, tot straf voor de schade aan de Compagnie toegebracht, geblokkeerd zou worden. Deze en andere vernederende bepalingen (o.a. dat de leden van het Bestuur van Massachusetts niet langer door het volk maar door den koning zouden benoemd worden) gaven aanleiding tot de bijeenroeping van een Congres, dat op den 5den September 1774 te Philadelphia, in tegenwoordigheid der vertegenwoordigers van alle koloniën, behalve van Georgië, geopend werd. Een Verklaring van de rechten der engelsche koloniën in Amerika werd met algemeene stemmen aangenomen. Daarin werden de gronden blootgelegd, waarom zij zich aan de in de laatste jaren door den koning goedgekeurde wetten niet konden onderwerpen. In een adres aan George III werd evenwel zijn souvereiniteit erkend. Alleen vrijheid, vrede en veiligheid werden verlangd. Het door het Congres opgestelde adres aan het engelsche volk eindigde met de volgende woorden: ‘indien gij toelaat dat uw ministers met de rechten van het menschelijk geslacht spelen; indien nóch de stem der gerechtigheid, nóch de voorschriften der wet, nóch de beginselen der Constitutie u beletten, om bloed te storten voor een goddelooze zaak, weet dan dat wij ons nooit zullen onderwerpen aan eenig minister of volk der wereld. Verplaatst u in onzen toestand na den laatsten oorlog - dan zal de oude harmonie hersteld worden.’
Maar alle pogingen tot verzoening met het Moederland bleven vruchteloos. Slechts enkele stemmen lieten zich in het Parlement hooren, die de rechten der Amerikanen verdedigden. William Pitt was weder hun welsprekendste verdediger.
Hij wenschte de terugroeping der troepen uit Boston. Hij erkende het recht der koloniën tot weigering der belastingen, die haar buiten haar toestemming waren opgelegd. Groot was zijn
| |
| |
ingenomenheid met de besluiten van het Congres. Ik heb - zoo luidde zijn verklaring - Thucydides en de geschiedenis der Staten bestudeerd, maar nooit stukken gelezen, die in degelijkheid, scherpzinnigheid en wijsheid de genoemde besluiten overtreffen.
Toen een der leden van de Kamer aan Pitt verweet dat zijn voorstel, om de besluiten van het Congres van Philadelphia aan te nemen, waarschijnlijk het werk was van zijn vriend Franklin, een der gevaarlijkste vijanden van Engeland, gaf hij ten antwoord: hoewel het voorstel mijn eigen werk is, zou ik mij niet schamen, de hulp in te roepen van een man, die door Europa op één lijn met Newton gesteld en als een sieraad der menschheid beschouwd wordt.
Groot was, vooral bij de gematigden in Amerika, de teleurstelling, toen het bleek dat de hoop op verzoening met Engeland een illusie was.
Op den 19den April 1775, drie weken vóór de opening van het tweede Congres te Philadelphia, had de slag bij Lexington plaats. Al was 't slechts een schermutseling van weinig beteekenis, de teerling was geworpen. Engeland en Amerika stonden tegenover elkander. De burgeroorlog was aangevangen.
Op het Congres - ook Franklin, die vijf dagen vóór de opening uit Engeland terugkeerde, waar hij negen jaar als agent der koloniën vertoefd had, woonde het bij - is thans ook Georgië vertegenwoordigd. De oorlog was onvermijdelijk geworden. Washington, die lang geaarzeld had, sprak de volgende merkwaardige woorden: ‘het is bedroevend dat het zwaard van den eenen broeder de borst des anderen heeft doorstoken, dat de eens zoo vreedzame vlakten van Amerika met bloed gedrenkt of door slaven bewoond zullen worden. Maar kan de keuze nog twijfelachtig zijn?’ Er werd besloten om een leger bijeen te brengen, ten einde de koloniën in staat van verdediging te stellen. Washington werd met algemeene stemmen tot Opperbevelhebber gekozen. Toch wenschte men nog adressen aan den koning te zenden, om op verzoening aan te dringen en aan het engelsche volk, om te verklaren dat de volkplantingen niets anders dan de handhaving hunner vrijheid beoogden.
Maar Engeland wilde van geen verzoening weten. De
| |
| |
handel met Amerika werd verboden. Tot Commandant van het engelsche leger werd de generaal Oglethorpe, de stichter van Georgië, benoemd. Toen deze als voorwaarde zijner aanneming stelde, om zonder leger naar Amerika te mogen vertrekken, daar de koloniën zich nooit door geweld zouden laten onderwerpen, werd William Horve, de kleinzoon van George I, tot Opperbevelhebber benoemd en liet zich die keuze welgevallen, in de hoop dat hij in staat zou zijn den vrede te herstellen.
Zijn hoop zou blijken ijdel te zijn. In Mei 1776 werd een Commissie van vier leden gekozen, om een Verklaring op te stellen, waarbij de gehoorzaamheid aan het Moederland werd opgezegd. Op den 1sten Juli zou de Onafhankelijkheidsverklaring aan de goedkeuring van het Congres onderworpen worden. Den 4den Juli werd zij door alle vertegen woordigers der dertien Staten, op één na, onderteekend.
Thomas Jefferson, toen 33 jaar oud en lid van de Virginische Kamer van afgevaardigen, was de opsteller. De kleine lessenaar, waarop het stuk geschreven werd, is nog door zijn familie bewaard. De Verklaring mocht niet aanstonds bij alle leden van het Congres instemming vinden. Eerst begonnen de aanmerkingen op kleinigheden. Om daaraan een einde te maken, verhaalde Franklin de volgende anecdote: toen ik nog drukker was, raadpleegde een mijner kennissen, die zich als hoedenmaker ging vestigen, zijn vrienden over het uithangbord voor zijn winkel. Hij had besloten het volgende opschrift daarop te plaatsen: John Thompson, hoedenmaker, maakt en verkoopt hoeden tegen comptante betaling. Nu begonnen de aanmerkingen. De een vond het woord: hoedenmaker overbodig, daar de volgende woorden duidelijk genoeg spraken. Een tweede wilde de woorden: comptante betaling schrappen, daar het soms nuttig kon zijn, om crediet te geven. Een derde vond het woordje: maakt overtollig, daar dit voor den kooper onverschillig was. Eindelijk had een vierde bezwaar tegen het woord: verkoopt, daar niemand zoo dwaas zou zijn, om de hoeden cadeau te geven.
Franklin bereikte zijn doel; de vitters bewaarden het stilzwijgen.
Van meer gewicht waren de bedenkingen, die door vele
| |
| |
leden in het midden werden getracht tegen de uitspraken van Jefferson over den slavenhandel. De koning van Engeland werd door hem beschuldigd. Hij had elke wettige poging tot verbod of tot beperking van den handel in slaven onderdrukt en daardoor de heiligste rechten menschheid geschonden. Thans, nu de oorlog was uitgebroken, waren die slaven door hem tegen hun meesters opgezet, opdat zij de vrijheid zouden erlangen door hen, die hij hun vroeger als heeren had opgedrongen, te vermoorden.
Naar het oordeel der meerderheid was het onbillijk, om den koning alleen de schuld te geven van het voortdurend bestaan van een onteerenden handel, die wel door sommige, maar niet door alle koloniën was afgekeurd. Zoo werden, tot groote teleurstelling van enkele leden, de paragraaf over de slaven en een andere, waarin eenige scherpe uitdrukkingen over het engelsche volk voorkwamen, uit het stuk geschrapt.
Onze lezers zullen thans verlangend zijn om van den inhoud der onafhankelijkheidsverklaring iets te vernemen. Wij deelen eenige der schoonste passages mede.
‘Wanneer een volk in de noodzakelijkheid wordt gebracht, om de staatkundige banden, welke het met een ander volk vereenigden, los te maken, dan eischt de eerbied, dien het aan de menschheid verschuldigd is, dat het in het openbaar de beweegredenen blootlegge, waardoor het tot die scheiding genoodzaakt is.
Wij achten de volgende waarheden onbetwistbaar: dat alle menschen van den Schepper zekere onvervreemdbare rechten hebben ontvangen; dat tot die rechten allereerst behooren het leven, de vrijheid en het streven naar geluk. Om een waarborg te bezitten voor het genot dezer rechten, hebben de menschen regenten aangesteld. Wanneer eenige Regeering ontrouw wordt aan het doel, waartoe zij geroepen is, heeft het volk het recht, om een nieuw bestuur te kiezen, op voorwaarden die het geschikt oordeelt voor zijn geluk. Wanneer tal van misbruiken en vergrijpen bewijzen dat een Regeering het volk onder het juk der dwingelandij wil brengen, dan rust op de natie de verplichting, om haar de gehoorzaamheid op te zeggen. In dien toestand verkeeren thans deze koloniën, zoodat zij zich genoodzaakt zien, om van regeeringsvorm te veranderen. De geschiedenis van den tegen- | |
| |
woordigen koning van Engeland is een weefsel van ongerechtigheden, die deze Staten door een absoluut despotisme willen beheerschen. (De grieven, die nu volgen tegen het onrecht, door den koning vroeger gepleegd, gaan wij stilzwijgend voorbij.)
Thans overstroomt hij ons met groote legers, uit vreemde huurlingen (de uit Hessen-Cassel geworven troepen worden hier bedoeld) bestaande, om zijn werk te voltooien op een wijze, waarvan zelfs in de meest barbaarsche tijden geen voorbeelden zijn te vinden, geheel onwaardig het hoofd eener beschaafde natie.
Hij heeft onze medeburgers, die op zee gevangen zijn genomen, genoodzaakt, om de wapenen tegen hun vaderland te voeren, de beulen te worden hunner vrienden en broeders, of zelven onder de slagen hunner medeburgers te vallen.
Hij heeft tegen de bewoners onzer grensprovinciën de wilde Indianen opgehitst, wier streven is, om in den oorlog allen te vermoorden, die zij op hun weg ontmoeten, zonder onderscheid van leeftijd, rang of stand.
Wij hebben, bij elke onderdrukking, op de meest bescheiden wijze om recht gevraagd. Op onze herhaalde verzoekschriften kregen wij geen ander antwoord dan beleedigingen. Een vorst, wiens karakter dat van een tyran blijkt te wezen, is onbekwaam, om een vrij volk te regeeren.
Tegenover onze engelsche broeders hebben wij ons in geen enkel opzicht te beschuldigen. Bij elke gelegenheid hebben wij hen verwittigd van de pogingen hunner Wetgevende Macht, om ons onrecht aan te doen. Wij hebben hun de omstandigheden voor den geest geroepen, waaronder wij ons in deze landen vestigden. Wij deden een beroep op hun rechtsgevoel en bezwoeren hen bij de banden des bloeds, die ons vereenigen, om zich te verzetten tegen het misbruik van macht, waardoor onvermijdelijk onze goede verstandhouding en onze handelsbetrekkingen verbroken zouden worden. Zij zijn doof gebleven voor de stem der gerechtigheid. Zoo zijn wij gedwongen, om onze scheiding als noodzakelijk te beschouwen en hen, gedurende den oorlog, als vijanden, in vredestijd als vrienden te beschouwen.
Daarom verklaren wij, Vertegenwoordigers der Vereenigde Staten van Amerika, hier op een algemeen Congres verga- | |
| |
derd, plechtig onder aanroeping van den Oppersten Rechter der wereld, als getuige voor de oprechtheid onzer bedoelingen, in naam van het goede volk dezer koloniën, dat deze Vereenigde Staten het recht hebben, om vrije en onafhankelijke Staten te zijn; dat zij van alle gehoorzaamheid aan de engelsche kroon zijn ontslagen; dat elke staatkundige band tusschen hen en Groot-Britannië geheel verbroken is en zijn moet; dat zij, als vrije en onafhankelijke Staten, de macht hebben, om oorlog te voeren, den vrede te sluiten, verbintenissen aan te gaan, handelsverdragen te sluiten en alles te doen, waarop onafhankelijke Staten recht hebben. Met een volkomen vertrouwen op de bescherming der goddelijke Voorzienigheid verpanden wij elkander, ter handhaving dezer verklaring, ons leven, onze goederen en onze eer.’
Wanneer wij bedenken dat deze Verklaring bijna een eeuw oud is, dan behoeven wij niet te aarzelen, om haar met den beroemdsten amerikaanschen geschiedschrijver van onzen tijd (Bancroft) een onsterfelijke oorkonde te noemen. Wij kunnen instemmen met deze woorden: ‘de rechten, die zij verkondigt, zijn ouder dan alle menschelijke instellingen en ontleenen hun oorsprong aan de bron der eeuwige gerechtigheid, die ouder is dan de Staat. De nieuwe Republiek verkondigde, toen zij haar plaats onder de Staten der wereld innam, haar geloof aan de waarheid en onveranderlijkheid van de vrijheid, de deugd en het recht.’
Toen op den 8sten Juli de Verklaring van het Stadhuis te Philadelphia was voorgelezen, werd zij door het volk met gejuich begroet. De koninklijke emblema's werden, voor het oog der menigte, onder luiden bijval verbrand.
Op den volgenden dag schreef Washington, na de blijde tijding in het leger ontvangen te hebben, aan het Congres te Philadelphia: ‘al kunnen wij de gevolgen onzer besluiten niet berekenen, toch moeten wij maatregelen nemen, die ons geluk, onder de almachtige leiding der Voorzienigheid, zullen bevorderen. Naar mijn overtuiging zal het laatste besluit van het Congres ons het bezit van de vrijheid en de rechten verzekeren, die ons zoolang onthouden zijn. Volgens het verzoek van het Congres heb ik de Verklaring in tegenwoordigheid van het leger laten afkondigen. Officieren en soldaten gaven luide hun blijdschap te kennen.’
| |
| |
John Adams, een der vier leden van de Commissie, aan welke de redactie van het stuk was opgedragen, schreef in een brief aan zijn vrouw o.a. de volgende woorden:
‘Het lot is geworpen, de Rubico is overgetrokken. Gister werd de belangrijkste quaestie beslist, die ooit in Amerika is behandeld. Nooit zal misschien een gewichtiger vraagstuk aan de orde worden gesteld. Binnen weinige dagen zal de Verklaring het licht zien, waaruit u de motieven zullen blijken, die ons tot dezen gewichtigen stap hebben gebracht en de redenen, welke ons voor God en menschen rechtvaardigen. Het zal de beroemdste dag zijn uit Amerika's geschiedenis. Volgende geslachten zullen hem vieren als den grooten dag. Ik weet dat veel inspanning, bloed en schatten zullen gevorderd worden, om de onafhankelijkheidsverklaring te handhaven en de Staten te verdedigen. Maar te midden dier wolken zie ik de stralen van een helder licht. Deze daad zal de zegepraal zijn voor onze kinderen, ook dan, als wij daarover berouw moesten gevoelen. Maar, Gode zij dank! ik geloof niet dat dit zal gebeuren.’
De koene daad der onafhankelijkheidsverklaring van dertien kleine Staten maakte grooten indruk in Europa, vooral in Frankrijk, waarheen Franklin in September 1776 gezonden was, om hulp in den oorlog met Engeland in te roepen. Vele volken waren het juk der dwingelandij moede, waaronder zij nog altijd gebogen gingen. Verlangend zagen zij uit naar de vrijheid, die in Amerika met zooveel geestdrift was verkondigd.
Het is de 4de Juli van het jaar 1826. In het gansche land, waarover de Bond der Vereenigde Staten zich uitstrekt, wordt de groote dag der onafhankelijkheidsverklaring, vóór 50 jaar aangenomen, met gejubel gevierd. Er was niets, wat de algemeene vreugde verstoorde, behalve de dood, juist op dien dag, van twee mannen, die zich omtrent de Verklaring het verdienstelijkst hadden gemaakt. Een paar uur na elkander ontsliepen John Adams en Thomas Jefferson. Kort vóór zijn overlijden was aan Adams door den feestredenaar om een onderwerp gevraagd. Zijn antwoord luidde: ‘onafhankelijkheid voor eeuwig. Ik ken geen beter onderwerp dan dit.’
Aan belangrijke gebeurtenissen had het, gedurende dit
| |
| |
vijftigjarig tijdvak, niet ontbroken. Na een achtjarigen oorlog was de vrede met Engeland in 1783 gesloten. De onafhankelijkheid der koloniën werd door den koning erkend. De Constitutie van 1787 was in 1793 door alle Staten aangenomen. Al was zij niet onberispelijk, ze verdiende een eervolle vermelding. Zij ademde een vrijzinnigen geest.
Het Uitvoerend Bewind der Unie was opgedragen aan een President, die voor vier jaren gekozen werd door een bepaald getal kiezers, door elken Staat benoemd; de Wetgevende Macht aan een Congres, bestaande uit een Senaat en een Kamer der Vertegenwoordigers. De zelfstandigheid van elken Staat was erkend. De vrijheid van godsdienst, het recht tot vereeniging en petitie, de vrijheid van drukpers moesten door het Congres ongeschonden worden bewaard. Het Congres mocht geen staatsgodsdienst invoeren, niemand in de vrije uitoefening van zijn godsdienst, in de vrijheid van spreken of schrijven belemmeren. Wanneer twee derden der beide Kamers van noodig achtten, moest het Congres amendementen op de Constitutie voorstellen.
De op nieuw uitgebroken oorlog met Engeland, die drie jaren geduurd had, was in 1815 geëindigd, onder gunstige voorwaarden voor de Unie. In hetzelfde jaar had zij den Dey van Algiers genoodzaakt, om haar gevangenen, die daar in slavernij leefden, de vrijheid te verleenen. Met verschillende indiaansche stammen, die de westelijke grenzen der Unie onveilig maakten, waren voordeelige vredesverdragen gesloten.
Het aantal Staten was met elf vermeerderd, het getal inwoners vervierdubbeld.
Met ingenomenheid mocht de feestredenaar de beroemde mannen herdenken, aan wie het volk zijn vrijheid te danken had. Hij kon wijzen - om slechts enkelen te noemen - op Franklin, den eenvoudigen boekdrukker, den echten volksvriend, den edelen strijder voor de rechten der slaven, den man, ‘die aan den hemel den bliksem, aan de tyrannen den schepter ontweldigde;’ op Washington, den wakkeren Generaal, den ‘Vader zijns Vaderlands,’ op wien allen, zonder onderscheid, het oog gevestigd hadden, toen de eerste President der Vereenigde Staten moest worden gekozen, wiens bescheidenheid even groot werd geacht als zijn dapperheid; op Patrick Henry, die het eerst zijn landgenooten van het
| |
| |
onrecht der zegelbelasting overtuigde; op Madison, den welsprekenden verdediger der Constitutie, door wien de oppositie tot zwijgen werd gebracht, den vierden President der Unie; op John Adams, den ernstigen, streng zedelijken man, den ‘Martin Luther der amerikaansche revolutie,’ Washington's opvolger als President; op Thomas Jefferson, den opsteller der ‘onsterfelijke oorkonde,’ die na Adams gedurende acht jaar het Presidentschap bekleedde.
Bij het jubelfeest was ook tegenwoordig de Markies La Fayette, thans een grijsaard van bijna 70 jaar. Als jongeling had hij gedweept met de onafhankelijkheidsverklaring en in 1777 zijn diensten aan de verdedigers der vrijheid aangeboden. Hij was de groote vriend van Washington geworden.
Bijna vijftig jaar zijn sinds het halve eeuwfeest verloopen. Op den 4den Juli van dit jaar zal het honderdjarige jubilé der onafhankelijkheidsverklaring worden gevierd. De geschiedenis der Vereenigde Staten was in de laatste halve eeuw rijk aan belangrijke gebeurtenissen.
Door den oorlog met Mexico (1846-1848) werd het grondgebied der Unie met Opper-Californië en Nieuw-Mexico verrijkt.
De vreeslijke oorlog, die gedurende vier jaren (1861-1865) tusschen de zuidelijke en noordelijke Staten woedde, had de afschaffing der onteerende slavernij ten gevolge. Om de slavenhouders van het Zuiden te believen, was in de Constitutie het volgende artikel opgenomen: ‘vóór het jaar 1808 zal het aan het Congres niet vrijstaan, om aan een der thans bestaande Staten de invoering te verbieden van personen, aan wie zij zullen wenschen den toegang open te stellen. Op de uitvoering van ieder kan een belasting geheven worden, die de som van tien dollars niet mag te boven gaan.’ Jefferson wenschte in zijn adres aan het Congres, van 2 December 1806, zijn medeburgers geluk met de nadering van den dag, waarop zij, volgens de Constitutie, hun gezag konden gebruiken, om de burgers der Vereenigde Staten te verhinderen langer deel te nemen aan de schending der menschelijke rechten, waaronder de onschuldige bewoners van Afrika gebukt gingen.
Nog een zestigtal jaren zouden verloopen voordat zijn vurigste wenschen vervuld werden. Het waren jaren van hef- | |
| |
tigen strijd tusschen de voorstanders en afschaffers der slavernij. Eerst den 13den Juni 1866 werd het amendement, waardoor de vrijheid der negers is verzekerd, door het Congres aangenomen en twee jaren later in de Constitutie opgenomen. Het luidt aldus: ‘ieder, die in de Vereenigde Staten is geboren of genaturaliseerd, is burger van de Vereenigde Staten en van den Staat, waarin hij zijn verblijf houdt. Aan geen Staat zal het vrijstaan, om een wet uit te vaardigen, waardoor aan de voorrechten of rechten der burgers van de Vereenigde Staten afbreuk wordt gedaan. Geen Staat zal iemand, zonder vonnis, van zijn leven, vrijheid of eigendom kunnen berooven. Hij zal de bescherming der wetten aan niemand, die onder zijn rechtsgebied woont, kunnen onthouden.’
Bij het laatste amendement, onder den tegenwoordigen President in werking getreden, is aan de in Amerika geboren negers het stemrecht verleend.
De strijd tusschen Noord en Zuid is door de afschaffing der slavernij geëindigd. Haar val is de schoonste bladzijde uit de geschiedenis der amerikaansche Unie.
In de laatste halve eeuw is de uitwendige bloei der Vereenigde Staten sterk toegenomen. Het getal Staten is tot 37, dat der bewoners tot bijna 40 millioen geklommen. Ver verwijderde streken zijn door kanalen, spoorwegen en telegrafen verbonden. Handel en nijverheid bloeien. Maar ook aan beroemde Amerikanen op verschillend gebied heeft het in dit tijdperk niet ontbroken. Geschiedschrijvers als Prescott, Bancroft en Motley mogen met eere worden genoemd. Het standbeeld te Boston, ter eere van Horace Mann opgericht, is een waardig gedenkteeken voor den man, die zich vooral omtrent het onderwijs verdienstelijk heeft gemaakt. Predikers als Channing, Parker, Beecher zijn ook in Europa algemeen bekend. Wie kent niet onder de romanschrijvers en dichters de namen van Cooper, Beecher Stowe, Longfellow en zoovele anderen?
De redenaars op het feest van 4 Juli zullen schoone bladzijden uit de geschiedenis hunner onafhankelijkheid kunnen opslaan. Of zij de donkere bladzijden zullen voorbijgaan? Ons lust het niet daarop te wijzen. Met belangstelling hopen wij van den grooten feestdag kennis te nemen.
Kedichem, Juli 1875.
|
|