Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1874

[p. *1]

Aan onze Abonnenten en Lezers.

In den loop der maand November is het fonds der firma Noman en Zoon, wegens het overlijden van Mevrouw de Wed. van Haren Noman, verkocht geworden en daarbij het copyrecht der Vaderlandsche Letteroefeningen overgegaan in handen van den Heer P. van Santen te Leiden. Dit heeft in de eerste plaats eenige vertraging veroorzaakt in het afdrukken en verzenden dezer December-aflevering, waarvoor wij onzen Abonnenten, met het oog op de genoemde reden, met goed vertrouwen verschooning vragen. Voortaan zal tegen vertraging zorgvuldig worden gewaakt.

De nieuwe eigenaar is aan de meesten onzer Lezers uit het Nieuws van den Dag en het Zondagsblad, uit de Reisgids voor Nederland en de Illustration Européenne, gelijk uit zoovele andere uitgaven genoegzaam bekend. Van dien wakkeren en ervaren uitgever mochten wij verwachten, dat hij bereid zou bevonden worden, om van zijne zijde krachtig met ons mede te werken, ten einde het Tijdschrift aan

[p. *2]

de billijke eischen van het Nederlandsch publiek te doen beantwoorden. Wij zijn in die verwachting niet teleurgesteld. De Heer van Santen heeft zich metterdaad daartoe bereid verklaard. Voor zooveel dit van een uitgever kan afhangen - en het hangt voor een niet gering deel van hem af - wil hij ons in staat stellen, om de beste en meest geliefde auteurs aan ons Tijdschrift te verbinden en te blijven verbinden en, naar vorm en inhoud, daarin die verbeteringen aan te brengen, die wij sedert lang wenschelijk hebben geacht. Dientengevolge zijn wij ook teruggekomen van ons aanvankelijk reeds tot rijpheid gekomen besluit, om met het einde van dezen 10^den Jaargang der nieuwe Serie de Redactie neder te leggen. De tijd was echter te kort om reeds voor den Jaargang 1875 zoodanige belangrijke wijzigingen ook in den vorm en de voorwaarden der uitgave te brengen, als misschien voor een blijvend succès van het Tijdschrift zal blijken noodig te zijn. Wij wilden daarin niet met overijling te werk gaan en kunnen dus daaromtrent geene bepaalde mededeelingen of beloften doen. Intusschen vertrouwen wij, dat reeds de inhoud der eerste afleveringen van 1875 de duidelijke sporen zal dragen van nieuw bloed en nieuw leven. Wij kunnen al aanstonds voor Januari en volgende maanden bijdragen aankondigen van onderscheidene onzer meest geachte Letterkundigen, die wij sedert lang niet meer onder onze medewerkers mochten tellen, als Prof. th. jorissen, Prof. c.w. opzoomer, Prof. a. pierson, Prof. c.p. tiele en Dr. jan ten brink. Wij hebben goeden grond om te verwachten, dat wij weldra meerdere soortgelijke mededeelingen aan onze Lezers zullen hebben te doen. Moge dan ook onze hoop niet ijdel zijn op de vernieuwde en toenemende belangstelling van het lezend publiek, in

[p. *3]

vermeerdering van het aantal Abonnenten blijkende, opdat onze nieuwe Uitgever aangemoedigd en in staat gesteld worde om aan zijne goede voornemens volledige uitvoering te geven! Dat thans vooral geen van onze oude vrienden ons begeve! Wij van onze zijde zullen niets onbeproefd laten, opdat de inhoud van ons Tijdschrift steeds meer aan alle redelijke eischen van degelijkheid, verscheidenheid en goeden smaak moge voldoen. Ad meliora! is onze leus. Stelle het publiek ons in staat om haar tot waarheid te maken.

Amsterdam en Deventer, 27 November 1874.

De Redactie.

Het Januari-nummer zal o.a. bevatten:

Prof. Th. Jorissen: De Overgang van Hendrik IV.

Dr. Jan ten Brink: Parijsche zeden onder het tweede Keizerrijk. (Naar aanleiding van: Rolande, étude Parisienne (par) Fervacques et Bachaumont, 3^me Éd. Paris. Dec^bre 1874.

Elie Reclus: Koning Lodewijk II van Beijeren. (Naar het onuitgegeven Fransch M.S.).