Emma was toen twintig jaar, haar jongste zus zeven. De zorgelooze onder haar oudere zusters had zij door haar liefderijk, trouw hart aan zich verplicht. Zij volgden haar wenken. Allen gingen naar de stad en bleven daar samen wonen, inkrimpende wat de eer gedoogde. De grootere kwamen op goede scholen of in flinke families terecht en als de dag om was, waren zij eendrachtig bijeen. Zij bleven in 't zelfde huis en de liefde was, wel verre van met de ouders ten grave gedaald, als verdubbeld in dit verblijf der weezen. Wat velen onmogelijk schijnt, werd hier verwezenlijkt. Onafhankelijk van familie en vrienden, voedden deze kinderen elkander op en erlangden een eervolle plaats in de samenleving. Maar niet zonder zorg en leed. Niet zonder opoffering van eigen bijzondere inzichten en wenschen. Toen Emma even twee en twintig jaar was, kwam de vriend van haar eenigen broeder tot haar met een huwelijksaanzoek. De jongeling was de eenige zoon van zeer bemiddelde ouders, een rond, beminnelijk karakter, dat zij al jaren had gekend en leeren schatten. 't Was een ontzettend oogenblik voor haar. Zij waren alleen. Zij wist dat zij in haar hart hem lief had en hij betuigde eenvoudig maar onverzettelijk dat zij elkander voor hun geluk niet konden missen. Het schoone meisje beefde. Voor baar verbeelding trok een gansch Arkadië voorbij. Zij gevoelde al het heilige van haar geluk; o, liefelijke toekomst! o, onbeschrijfelijke weelde!....Doch slechts een oogenblik sleepten die beelden haar mede. Trillend maar besloten sprak zij: ik kan niet - ik mag niet....Zij had nog meer willen zeggen, maar zij hijgde naar lucht. Hoe hij smeekte of opheldering vraagde, hoe hij bad haar zwarigheden te mogen weten - vergeefs. - Dien avond op haar kamer gekomen, waar ook haar jongste zuster sliep, viel zij op haar knieën en slaakte, diep zuchtend, de hartverscheurende woorden: ‘o God, dat was de wensch mijns levens!....’ Maar reeds op het zelfde oogenblik kuste zij het meisje
wakker, dat zich verwonderde toen Emma haar op eens vraagde: ‘niet waar, zus! gij zijt nog geen tien?’....
Haar blinkende, bezielende verschijning bleef de vreugde van het huis nog twee jaar. Toen zegepraalde 's jongelings liefde over haar bekommernissen. Hoe was dat gekomen?
De jongste had niet nagelaten haar wedervaren van dien avond aan haar oudste zusters te vertellen. Dezen hadden niet veel bemerkt van alles wat er was omgegaan met en in Emma.