Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1872
(1872)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 605]
| |
De legers der nijveren in de laatste helft der XIXe eeuw.
| |
III.
| |
[pagina 606]
| |
is hij afhankelijk van den prijs der eerste levensbehoeften en van de grootere behoeften die door de toenemende cultuur zich ook onder de arbeidende klassen meer doen gevoelen. Openbaart zich de laatste meer als oorzaak, de eerste doet zich meer als gevolg van de meerdere welvaart, van de stijging der loonen kennen. De standaard der loonen, die tot voor weinige tientallen van jaren in de meeste landen nog op dezelfde hoogte stond, waarop hij vóor de vrijverklaring van den arbeid in het laatst der vorige eeuw zich bevond, verkeerde in de ongunstigste verhouding tegenover de bestaansmiddelen, die, bij de toenemende welvaart en vermeerdering der bevolking, aanzienlijk in prijs waren gestegen. De stijging der loonen openbaarde zich in alle landen waar de nijverheid en handel in de laatste jaren een min of meer hooge vlucht hebben genomen, doch vooral daar waar het fabriekwezen een aanmerkelijke ontwikkeling had verkregen. De verbetering der werktuigen, de toepassing van het stoomvermogen en de aanhoudend plaats hebbende uitvindingen op industrieel gebied leidden langs vreedzamen weg tot verhooging van den standaaard der loonen, terwijl aan den anderen kant de zamenspanningen en werkstakingen der werklieden hier en daar tot die verhooging noodzaakten. Indien men den standaard der loonen bij de onderscheidene volkengroepen nagaat, dan zal men al spoedig ontwaren, dat daar de loonen een betrekkelijk hoog standpunt hebben bereikt, waar de handel en nijverheid het minst door monopoliën en drukkende regten beperkt worden. Daar ook staat de arbeidende klassen op een vrij hoogen trap van cultuur. Het valt evenwel moeijelijk ten deze eene strenge scheiding van de natiën der onderscheidene volkengroepen te maken; maar toch kan men veilig aannemen, dat de natiën tot den germaanschen tak behoorende, over 't algemeen daarin in gunstiger verhouding verkeeren, dan die van den keltischen, maar vooral van den slavischen tak. Daar hebben de arbeiders een meer onafhankelijk standpunt ingenomen en hunne regten tegenover het kapitaal beter kunnen handhaven. De beweging op dit gebied is weder van Engeland uitgegaan. Daar zijn de loonen der handwerkslieden, maar vooral van de fabriekbevolking, in de laatste 30 jaren van 20 tot 50 pCt. gestegen. Maar ook daar werkten alle omstandig- | |
[pagina 607]
| |
heden zamen, om die aanzienlijke verhooging mogelijk te maken: eene bloeijende fabriekmatige nijverheid, die door gestadige verbetering van werktuigen gemakkelijker, beter en meer doet produceren. Voeg daarbij een vrijzinnig handelstelsel, dat de producten naar alle markten in ruime mate doet vloeijen en men heeft de twee voornaamste gegevens, om dat deel van het arbeidersvraagstuk langs vreedzamen weg op te lossen. Aan den anderen kant vormen de arbeidende klassen door hare massa en goed georganiseerde aaneensluiting daar een geduchte magt, om aan het kapitaal ontzag in te boezemen en langs den weg van verzet te verkrijgen, wat zij niet op vreedzame wijze kunnen bekomen. In de Noordelijke Staten van Amerika heeft die stijging van loonen nog sneller en in verhoogde mate, vooral na den jongsten burgerkrijg, plaats gegrepen. Daar vond de vermeerdering voor de hoogere vakken van bedrijf van 40 tot 70 pCt. plaats, ofschoon daartoe andere oorzaken dan in oud-Engeland hebben medegewerkt. In de andere landen tot die volkengroep behoorende, kwam die hervorming niet zoo spoedig en voldoende tot stand. Hier werkten dan ook niet al die gunstige omstandigheden mede, als in Engeland. De arbeidende klassen zagen zich hier veeltijds genoodzaakt langs den weg van verzet te verkrijgen, wat haar billijker of regtmatiger wijze toekwam. De strijd tusschen kapitaal en arbeid verkeert hier nog in een tijdperk, dat in Engeland reeds tot de geschiedenis behoort. Patroons en werklieden zijn zich hier nog niet genoegzaam bewust van de regten en pligten die beiden tegenover elkander, bij de eischen en behoeften van onzen tijd, te vervullen hebben. Hier heerscht nog maar al te zeer de geest van het gildewezen: verdrukking tegenover onderworpenheid, zonder de middelen van bescherming en gehechtheid, die de kluisters van het gildewezen minder knellend maakten, toe te passen. In de landen waar de keltische stam het overgroot deel der bevolking uitmaakt, hebben eene menigte omstandigheden zamengewerkt om den standaard der loonen gedrukt te houden. Over 't algemeen toch staat het peil van de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling der arbeidende klassen daar niet zoo hoog als bij de germaansche volken, ten andere werkt de priesterheerschappij daar nog magtig genoeg, om het zelfbewustzijn bij het volk te smooren en oefent het gezag der kerk nog een te overheerschenden invloed op het kapitaal uit, om dit ten alge- | |
[pagina 608]
| |
meenen nutte dienstbaar te maken. Het groot aantal gedwongen rustdagen door de kerk voorgeschreven grijpt ook merkbaar in het arbeidersbudget in en doet de uitkomsten van den overigens werkzamen arbeider tot een peil dalen, dat niet met zijne behoeften overeenstemt. Maar ook hier heeft de geest des tijds zijn invloed doen gevoelen. De dringende behoefte aan levensbehoud heeft het zelfbewustzijn bij de arbeidende klassen doen ontwaken en heeft zich in een geest van verzet geopenbaard, die, in verband met het volkskarakter, tot uitbarstingen heeft geleid, even gevaarlijk voor het politiek als economisch belang van den staat. Nog slimmer is het te dien opzigte bij de slavische volken gesteld. Hier werkte het despotisme met het fanatisme zamen, om het volk met zijn ware belangen onbekend te laten en zijn zedelijk-verstandelijk peil zoo laag mogelijk te houden. Hier is dan ook de standaard der loonen tot een minimum gedaald en verkeeren de arbeidende klassen veelal in een staat, die aan het lijfeigenschap grenst. Tegenover de min of meer gunstige verhouding waarin de handwerksklasse in 't algemeen in alle landen aan deze en gene zijde van den oceaan zich mag verheugen, steekt de toestand der landbouwwerklieden in Europa zeer ongunstig af. De standaard der loonen bij de landbouwbevolking is in hjnregten strijd met de aanzienlijke stijging van de grondrente, de betere cultuur van den bodem en de toenemende productie. De lage stand der loonen neutraliseert al de gunstige momensten, die het landbouwbedrijf in zich bevat. Zelfs in het land, waar de arbeidende klassen overigens met zooveel succes tot hare emancipatie hebben bijgedragen, in Engeland, is de staat van de landbouwwerklieden zeer achterlijk en het loon buiten alle verhouding met de levensbehoeften en de prijzen der eerste levensbenoodigdheden. Maar ook in dien tak van nijverheid zien we Engeland weder het initiatief nemen tot eene beweging, die tot hervorming en verbetering zal leiden. Opmerkelijk openbaart zich die beweging bij het germaansche deel der bevolking weder geheel anders, dan bij het keltische. Waar het eerste een beroep doet op de eischen van billijkheid en regt, om door aansluiting en gemeen overleg tot een verdrag en vreedzame oplossing van het vraagstuk te komen, daar tracht het iersche deel der bevolking door geweld en sluipmoord (de zoogen. agrarische moorden) toe te geraken. | |
[pagina 609]
| |
Verwijderd van de middelpunten van beschaving als de landbouw-arbeiders gewoonlijk leven, beperkt in hun gedachtenkring en levensbehoeften, verdeeld over een uitgestrekte oppervlakte grond, gebukt onder de beschermende hierarchie der landbezitters, missen zij die energie, die zucht naar aansluiting, dat gevoel van eene hoogere levensbestemming, om deel te nemen aan die grootsche beweging onzer dagen, welke de legers der nijveren in onze dagen kenmerkt. Ofschoon die beweging niet vreemd aan vroegere eeuwen was, zoo heeft zij echter in deze eeuw een eigenaardig karakter aangenomen, dat inzonderheid van ons standpunt niet onopgemerkt mag voorbij gegaan worden. De werkstakingen, zoo georganiseerd en reusachtig als wij ze in de laatste tientallen van jaren hebben waargenomen, mogen met regt de sociale oorlogen der 19e eeuw genoemd worden. De eigenlijk georganiseerde werkstaking, een vrucht van deze eeuw, die in onze dagen haar vollen wasdom schijnt bereikt te hebben, zal tot eene gansche hervorming in de betrekking tusschen kapitaal en arbeid moeten leiden. Bepaalde zij zich vroeger slechts tot een tijdelijk verzet van enkele tientallen van arbeiders uit eenigen tak van industrie, tegenwoordig scharen zich duizenden en tienduizenden in de legers der werkstakenden, om, geheel volgens de regels de diplomatie, de oorlogsverklaring tot de tegenpartij te rigten en met al de middelen van oorlogstaktiek den strijd te aanvaarden, voort te zetten en tot het laatst vol te houden. De bakermat der coöperatie is ook die der coalitie. De eerste heeft de laatste - althans de georganiseerde - mogelijk gemaakt. Engeland moet dan ook als die bakermat beschouwd worden, omdat daar de coöperatie de grootste ontwikkeling heeft verkregen. De geschiedenis van de arbeidsstakingen maakt daar een der gewigtigste hoofdstukken van de geschiedenis der arbeidende klassen in de 19e eeuw uit. In geen land aan deze en gene zijde van den Oceaan hebben die bewegingen tot verhooging van loon en vermindering van werktijd op zulk een reusachtige schaal plaats gehad en zulke gewigtige gevolgen voor de arbeidende klassen in 't bijzonder en voor de maatschappij in 't algemeen opgeleverd. Want de strijd, door die duizenden daar gevoerd, bleef niet enkel binnen dien betrekkelijk beperkten kring bepaald. De oorzaken die daar tot den strijd aanleiding geven, waren ook elders, min of meer gewijzigd, aanwezig. Maar nergens was het onaf- | |
[pagina 610]
| |
hankelijkheidsgevoel der arbeiders zoo ontwikkeld als in Engeland, nergens drukte de magt van het kapitaal zoo zwaar, nergens werd de noodzakelijkheid om den strijd aan te gaan in het belang van de toekomstige welvaart der arbeiders-maatschappij levendiger gevoeld, nergens waren, in een woord, alle momenten zoo aanwezig, om den strijd te aanvaarden en vol te houden als in 't land van self-government en self-help. In Frankrijk, ofschoon de bakermat van de vrijheid van den arbeid, heeft de werkman welligt vroeger dan zijn standgenoot aan de overzijde van het kanaal de coalitie en de werkstaking gekend en toegepast; maar de volken van den keltischen stam missen de hoofdeigenschappen om zulke wapenen naar eisch te gebruiken: gemeen overleg, behoedzaamheid, beproefde trouw, geduld en volharding. De grèves hebben meestal of tot den ondergang van den arbeider of tot eene politieke revolutie geleid, de strikes meestal tot verheffing van den werkman en sociale hervorming. In Engeland is de werkstaking een daad van louter economisch-sociale strekking, in Frankrijk heeft zij meer een politiek karakter. In Engeland is zij de vrucht eener economische instelling, de trades society, trades union, in Frankrijk vond ze haar oorsprong meer in de democratisch politieke vereenigingen van een St. Simon en Fourier. De grèves hebben meestal haar ontstaan aan toevallige oorzaken te danken en dragen een karakter van opwinding, de strikes zijn het gevolg van een reeks van oorzaken die naauw met den economischen toestand der arbeiders zamenhangen en die tot een gemeen overleg hebben geleid waaruit zij zich allengskens ontwikkeld hebben. Het karakter, dat de grèves in Frankrijk en de strikes in Engeland vertoonen teekent duidelijk genoeg het verschil in geaardheid van de volken tot den germaanschen en romaanschen tak behoorende. In geen land van beide volkengroepen treedt dit duidelijker aan den dag. De woelingen der social-democraten in Duitschland en Oostenrijk, die meer het karakter van de fransche grèves bezitten, hebben dan ook tot dusverre niet die gewenschte gevolgen opgeleverd, welke de georganiseerde strikes in Engeland voor de arbeidende klassen hadden. Men verkeert daar nog te dien opzigte in een tijdperk van ruw verzet, van opwinding zonder overleg, van rebelle. Men is daar meer uit op omverwerpen, dan op hervormen. Patroons der werkheden staan daar nog vijandig tegenover elkaar, en verlangen liever een strijd vol te houden, waarin de zwakste het | |
[pagina 611]
| |
onderspit moet delven, dan dat beiden door gemeen overleg tot erkenning van hunne wederzijdsche regten en verpligtingen zullen komen. De ‘respectful considerations’ der Engelsche strijdmagten op economisch-sociaal terrein heeft bij de sociaaldemocraten van Duitschland nog geen ingang gevonden. Zoowel de Algemeine Arbeiters-Bildungs Verein te Weenen als de algemeine deutsche Arbeiters-Verein in Berlijn worden beheerscht door de sociaal-democratische beginsels van Lassale en zijne volgelingen. De uitbreiding die deze vereenigingen in de laatste jaren verkregen hebben, de aanzienlijke sommen waarover zij te beschikken hebben, die verreweg tot het aangaan van werkstakingen worden gebezigd, en de aanvankelijk goede resultaten ten opzigte der loonverhooging, die zij verkregen hebben, doen die vereenigingen tot een gevreesde magt in den staat worden, te meer daar zij zich ook met de politieke kwestieën inlaten, die zij op eene wijze willen oplossen, welke niet altijd met het staatsbelang overeenstemt. Bij de overige volken tot den germaanschen tak behoorende, hebben de werkstakingen nog niet die beteekenis verkregen en gevolgen opgeleverd, om er hier in bijzonderheden bij stil te staan. Het beginsel van vereeniging is daar te weinig ontwikkeld, om tot een goed georganiseerde beweging, zooals wij die in de engelsche strikes aantreffen, te leiden. Zelfs in Amerika, waar de trade-unions in de laatste jaren zulk een ontzaggelijke ontwikkeling hebben verkregen en de arbeidsstakingen op zulk een reusachtige schaal zijn ondernomen, wordt dat karakter gemist wat aan de engelsche strikes eigen is. Was Frankrijk in de eerste helft van deze eeuw het eenige land van de keltische volkengroep, waar werkstakingen op uitgebreide schaal werden aangetroffen, de tweede helft dezer eeuw is getuige van dergelijke bewegingen ook in België en Zwitserland, ja, in de jongste dagen zelfs in Italië en Spanje. Maar deze allen dragen min of meer het karakter van de grèves der fransche arbeiders en vinden haar aanleiding in communistisch-politieke opruijingen van den internationalen werkmans-bond. Het despotisme waaronder de volken van den Slavischen tak gebukt gaan, gepaard aan de geringe zedelijk-verstandelijke ontwikkeling waarin de arbeidende klassen aldaar verkeeren, verklaren hare onthouding aan die algemeene beweging onzer dagen, maar ook dat de inblazingen van de Internationale daar zulk | |
[pagina 612]
| |
een gereeden ingang vinden, die soms tot die ondoordachte opstanden onder de werklieden aanleiding geven, welke meestal met een nederlaag van hunnen kant eindigen. De groote kracht, die de arbeidersbeweging in Engeland tot verbetering van den stoffelijken toestand der werklieden erlangt en het groote nut, dat daaruit voor hunne welvaart en zedelijkverstandelijke verheffing voortspruit, is gelegen in dien geest van zamenwerking, welke als ‘common spirit’ daar zulk eene groote beteekenis heeft. De trade-unions zijn vereenigingen, die oorspronkelijk ten doel hadden, om den standaard der loonen op een voldoende hoogte te houden en den toevloed van leerjongens te beperken. Zij zijn geheel de vrucht van den monopoliegeest die arbeiders en arbeidgevers in die dagen bezielde. Bij de patroons bestond een streven, om door alle geoorloofde en niet geoorloofde middelen den standaard der loonen tot een minimum van levensonderhoud terug te brengen; bij de arbeiders daarentegen begon zich het gevoel van onafhankelijkheid meer te ontwikkelen en leidde de meerdere cultuur, waartoe het vereenigingsleven veel had medegewerkt om zich meerdere behoeften te scheppen. Bij hen ontstond het verlangen naar een grooter aandeel in het levensbanket. Zij vroegen voor zich ook een plaats aan de groote tafel des levens, waar meer dan enkel stoffelijke behoeften voldaan worden. Het bewustzijn werd bij hen levendig, dat zij die plaats slechts konden veroveren door de magt van de groote menigte, welke tot een welgeordend leger aaneengesloten aan het kapitaal ontzag zou inboezemen en hare regten zou doen gelden. Wat men niet langs den weg der billijkheid en gemeen overleg zou kunnen verkrijgen, zou men langs den weg van verzet trachten te erlangen. De arbeiders waren er op voorbereid, dat hunne eischen bij de patroons weinig ingang zouden vinden en dat zij slechts door vol te houden het kapitaal zouden kunnen noodzaken hunne eischen in te willigen. Maar om den strijd vol te houden moest de man zonder kapitaal in de gelegenheid gesteld zijn om te kunnen leven. Hij had zich toegerust met zooveel mogelijk zedelijke kracht, om ter wille van zijn vermeend regt, met zijn gezin zelfs een ellendig bestaan voort te slepen en zonder morren naar den rand van den afgrond heen te blikken, als hij al het zijne aan zijn kommerlijk bestaan had ten offer gebragt. Maar het streed tegen zijn onafhankelijkheidsgevoel om in de dagen van nood de aalmoes te | |
[pagina 613]
| |
vragen, te vragen aan hen, die een veroordeelend vonnis over zijne handeling zouden uitspreken en hem tot onderwerping zouden aansporen, in stede van hem moed in te boezemen en zijne pogingen tot verbetering van zijn lot toe te juichen. Daarom heeft hij alvorens den strijd te aanvaarden, een schamele penning in de dagen van verdrukking van zijn sober inkomen afgezonderd en dien door vereenden geest tot een aanzienlijk kapitaal doen aangroeijen, dat strekken moest, om, zoo lang de strijd zou duren, hem en zijn gezin voor volkomen gebrek te vrijwaren. De hoofdleiders van die beweging begrepen echter te regt, dat, wilde men die vereenigingen in gehalte en omvang doen toenemen, men daaraan ook vredelievende doeleinden moest verbinden, die meer regtstreeks ten bate der leden zouden komen. Daarom werd met eenige verhooging van contributie deze ook gebezigd tot uitkeering bij ziekten, ongelukken, overlijden en andere omstandigheden die het wisselvallig bestaan van den arbeider en zijn gezin in gevaar brengen. Dit had het gewenschte gevolg: want weldra verrezen in alle oorden van het V. koninkrijk tal van vereenigingen van dien aard, die over aanzienlijke sommen kunnen beschikken en een magt en aanzien bezitten, welke alleen in staat zijn, het kapitaal ontzag in te boezemen. Terwijl zij door hare goede organisatie den strijd meestal voorkomen, wenden zij hare fondsen op de meest verscheidene wijze ten nutte der arbeidende klassen aan. Ten bewijze daarvan strekke de Vereemging van machinenbouwers (the amalgamated Society of Engineers, Machinists, etc.), die in 1851/52, het jaar van die belangrijke strike welke zij ondernomen heeft en die over hare toekomst heeft beslist, eene som van £ 43559 aanwendde tot ondersteuning van hare leden, die den arbeid staakten. Zij telde toen 11617 leden. In 1868 was dat aantal tot 33474 aangegroeid; zij had toen tot een bedrag van £ 98178 aan schenkingen, bij ziekten en ongevallen, voor begraafnissen, aan weldadige inrigtingen en ondersteuning van andere bedrijvenGa naar voetnoot*) uitgegeven en op het eind van het | |
[pagina 614]
| |
jaar nog een overschot van £ 98699.2.1½ in kas, een overschot dat in 1866 zelfs £ 138,113.8.3 had bedragen. Deze vereeniging, de magtigste in het koninkrijk, heeft de verschillende phasen van de strikes met glans doorgestaan en een magtigen dam tegen de onredelijke eischen van het kapitaal gesteld, maar heeft dan ook de strikes in dien tak van nijverheid overbodig gemaakt, daar alle oprijzende geschillen door gemeen overleg tusschen arbeidgevers en werklieden worden bijgelegd en ieder van zijn standpunt zijne regten en verpligtingen genoegzaam handhaaft, om belangrijke stoornissen in den gang van zaken te voorkomen. De strikes, hoe noodlottig zij tijdelijk voor ettelijke arbeiders ook mogen zijn, zijn een onovertrefbare praktische leerschool om de goede hoedanigheden bij den werkman te ontwikkelen. Zij hebben werkelijk veel bijgedragen om het lot van de arbeidende klassen te verbeteren. Zij waren de aanleiding tot tal van nuttige instellingen, grootsche ondernemingen, edele daden, waarvan de laatste tientallen jaren onder de arbeidersklasse het bewijs leverden. Het schitterendste en meest bekende voorbeeld daarvan leveren de Rochdaalsche Pioneers. De geschiedenis van een twintigtal tot wanhoop gebragte arbeiders uit dit destijds niets beduidende plekje gronds, die den stoot tot de groote coöperatieve beweging onzer dagen heeft gegeven, levert het bewijs van wat energie, overleg en volharding vermogen, om wat tot ondergang zou geleid hebben, een geheel nieuw leven te verschaffen. De meeste Trade-Unions hebben dan ook haar oorspronkelijk karakter van vereenigingen tot zamenspanningen grootendeels laten varen of in zoo verre gewijzigd, dat zij eer strekken als middel om gerezen geschillen bij te leggen, dan om als oorlogvoerende partij op te treden. Eene werkstaking in Engeland moet dan ook tegenwoordig als een laatst wanhopig redmiddel beschouwd worden, waartoe de arbeiders genoodzaakt worden, nadat het treffen van een vergelijk langs vreedzamen weg te vergeefs is beproefd. De voorwaarden, die tot het aangaan van zulk eene staking van werk aldaar worden gevorderd, zijn dan ook zoo bezwarend en zoo voorzigtig gesteld, dat, indien eene politieke oorlogsverklaring aan zulke voorwaarden en formali- | |
[pagina 615]
| |
teiten ware gebonden, men ongetwijfeld vrij wat minder schielijk tot oorlog zou geraken en de aanleiding daartoe vrij wat geldiger zou moeten zijn, dan thans helaas! maar al te dikwijls het geval is. In den laatsten tijd hebben verscheidene vereenigingen in hare statuten bepalingen opgenomen, om gerezen geschillen tusschen meesters en arbeiders door zoogenaamde raden van verzoening te doen beslissen. Die bepalingen werken in de uitvoering voortreffelijk. Een dergelijke regtbank bestaat gewoonlijk uit een gelijk getal patroons en arbeiders door beide partijen gekozen. In negentig van de honderd gevallen komt men tot cene voor beide partijen bevredigende oplossing. De Boards of Conciliation zijn sedert door het parlement erkend en hunne organisatie en bevoegdheid bij parlementsacte vastgesteld. De afschaffing of wijziging van de strenge bepalingen van strafregt bij geschillen tusschen patroon en werklieden en het staken van den arbeid in de meeste industriele landen aan deze en gene zijde van den oceaan, en de uitbreiding van het regt van vereeniging zullen zeker veel toebrengen om het karakter der werkstakingen en de verhouding tusschen werkgevers en werkvragers te verbeteren. De inrigting en zamenstelling van de Conscils des Prud'hommes in Frankrijk en België en de Schiedsgerichte in Duitschland, hoe nuttig overigens tot het bijleggen van geschillen tusschen patroons en werklieden, hebben echter op de werkstakingen in massa weinig of geen invloed uitgeoefend. Vooral tegenover de woelingen van den internationalen werkmansbond, die in beide eerstgenoemde landen zoovele aanhangers vindt, hebben zij zich magteloos getoond. Ten einde deze werkstakingen te voorkomen en den ijver van den arbeider aan te wakkeren, hem meer belangstelling in zijn arbeid en in de zaak van den patroon in te boezemen, maar daardoor tevens zijne verdiensten te vermeerderen, heeft men in de laatste jaren andere middelen beproefd, die aanvankelijk min of meer succes hebben opgeleverd. Zij zijn deels aan het initatief van de patroons, deels aan dat van de arbeiders te danken. Tot de eersten moeten gebragt worden het arbeiden op stuk, het onderaannemen en het uitkeeren van een deel van de winst aan de arbeiders. Het waren de groote fabriekeigenaars, die het meest beducht waren voor stoornis in den gang van zaken door de al of niet billijke eischen der arbeiders om ver- | |
[pagina 616]
| |
hooging van loon, en die door de afgemeten werkzaamheid hunner werklieden het meest gebukt gingen onder eene beperkte productie, welke het een of ander stelsel in toepassing hebben gebragt. Met beleid aangevangen en met tact voortgezet, hebben sommige van die proeven tot een werkelijk schitterende uitkomst geleid. Vooral heeft het stelsel van aandeelen in de winst eene verrassende uitkomst opgeleverd. Wij vinden daarvan tegenwoordig reeds voorbeelden in de voornaamste industrieele landen aan deze en gene zijde van den Oceaan. In Engeland, het land der uitvindingen en proefnemingen op industrieel gebied, heeft dit stelsel weder de meeste ontwikkeling verkregen. Het is daar bekend onder den naam van Industrial Partnership en wordt er onder de meest verschillende wijzigingen toegepast. Men schat daar het aantal werklieden, volgens dit stelsel werkzaam, op meer dan 10,000. Behalve de voordeelen voor de arbeiders, zijn de zedelijke voordeelen daaruit ontstaande, van onmiskenbaar belang. De arbeiders werden door het vooruitzigt der premiën zoodanig tot ijver en deugdelijken arbeid geprikkeld, dat de productie en het debiet in deze inrigtingen sinds de invoering van het stelsel aanmerkelijk zijn toegenomen. Maar ook het gedrag der werklieden is er door verbeterd. Zij zijn door de mede verantwoordelijkheid voor den bloei der zaak in hunne schatting en in die van de patroons of der aandeelhouders gestegen. De patroon van zijnen kant behoeft nu niet altijd naauwlettend toe te zien of er met vlijt gearbeid en goed werk wordt geleverd. Spoorden de werklieden elkander vroeger aan om niet harder te werken dan de minst tragen deden, thans bevlijtigt zich ieder om den ijverigsten en bekwaamsten op zij te streven. Hij gevoelt, dat zijn ijver en bekwaamheid iets toe moet brengen om de winst voor den patroon te vermeerderen, waaruit hem weder een pro rato ten goede komt. Inzonderheid goede vruchten heeft dit stelsel in de bergwerk- en mijndistricten gedragen. Daar heerschte onder de arbeiders steeds een geest van verzet en van den ijver dier werklieden hing de bloei van de exploitatie grootendeels af. De gedurige botsingen tusschen patroons en werklieden in dien tak van bedrijf hebben ten laatste aan sommige eigenaars en exploiteurs van de ondernemingen dit middel ter hand doen nemen. De pogingen in dien geest in Engeland, Schotland, Amerika, Frankrijk en België aangewend, zijn overal naar wensch geslaagd en beloven aanzienlijke voordeelen ook voor de aandeel- | |
[pagina 617]
| |
houders. Vrees voor werkstakingen zal hier, bij eene eerlijke toepassing van het stelsel, zeker het minst behoeven gekoesterd te worden. Het initiatief der arbeiders tot vermeerdering hunner inkomsten uit zich in de productie-vereenigingen. De eerste aanleiding tot het ontstaan dier vereenigingen waren de arbeidsstakingen. Van deze soort van vereenigingen moet Frankrijk als de bakermat worden beschouwd. Evenwel komt aan Engeland weder de eer van hare betere organisatie toe en hebben ze daar thans een buitengewone ontwikkeling verkregen. En verwonderen moet dat resultaat niet. De Franschman, met zijn vurigen geest naar idealen, heeft in de productie-vereeniging het toppunt zijner idealen gezien, niet bedenkende, dat tot de vestiging en den bloei daarvan in groote mate van goede trouw, inzigt, gemeen overleg, energie, zelfbeheersching, volharding en een onbezweken moed vereischt worden, om de talrlijke bezwaren het hoofd te bieden, die zich telkens daarbij voordoen. Het zijn juist de voornaamste dier eigenschappen, welke de volken van den keltischen tak, en vooral de arbeidende klassen in Frankrijk, over 't algemeen missen. De pogingen in dat land tijdens de regering van Louis Philippe met dat doel aangewend, mogten daarom evenmin geslaagd heeten als die welke na de Februarij-omwenteling onder de begunstiging van het tweede keizerrijk zijn beproefd. Even ondoordacht als de fransche werklieden bij hunne grèves te werk gingen, zoo ligtzinnig vatten zij die alles behalve gemakkelijke taak aan. De meeste vereenigingen die vóor en na 1848 daar in 't leven zijn geroepen, hebben na een kortstondig bestaan en het verslinden van aanzienlijke haar door den staat verstrekte sommen zich eene bittere teleurstelling bereid. Waren de meeste dier vereenigingen in Frankrijk de vrucht van een politieksocialistische opwinding, in Engeland waren zij louter het uitvloeisel van den geest van self-help. En juist omdat ze op dien grondslag gevestigd waren, hadden zij levensvatbaarheid. Kan men ze in Frankrijk thans nog hoogstens bij tientallen tellen, in Engeland bestaan ze reeds bij honderdtallen, waaronder enkele, die met de grootste industrieele inrigtingen van het land kunnen concurreren. Evenzoo moeten de pogingen op dit gebied in Duitschland, Zwitserland, België, de Noordsche Staten en Noord-Amerika aangewend meer als proefnemingen worden beschouwd, dan als de aanvang van een nieuwen dageraad op het gebied van productie, als middel tot loonverhooging. | |
[pagina 618]
| |
De zedelijke invloed van de productieve vereenigingen kan echter noch naar hare uitgebreidheid noch naar den omvang van haar bedrijf worden afgemeten. Indien, onder toepassing van de bovengenoemde hoedanigheden, de vereeniging gelukkig door de moeijelijkheden der eerste oprigting is gebragt, dan kunnen de aandeelhouders-werklieden daardoor tot de degelijkste en zedelijkste mannen gevormd worden. Deze wijze van coöperatie vernietigt de kleingeestige grieven, welke gewoonlijk tusschen arbeiders en patroons worden aangetroffen; zij vestigt een geest van onafhankelijkheid, dat berust op het bewustzijn van eigen kracht; zij wakkert een edelen geest van naijver aan en verhoogt het gevoel van eigenwaarde, van billijkheid en stipte pligtsbetrachting, om de eer der onderneming tegenover de buitenwereld te handhaven. Het voorname geheim van het welslagen van zulk een onderneming is het vinden van een geschikten leidsman, die met overleg en regtvaardigheid aller belangen weet te behartigen, die de beste wegen weet op te sporen tot inkoop der grondstoffen en de beste markt om het verwerkte aan den man te brengen. Maar zulk een man is een zeldzaamheid en van daar, dat zoovele dier vereenigingen reeds in den aanvang schipbreuk lijden. Naauw verwant aan deze hulpmiddelen om de inkomsten der arbeidende klassen te vermeerderen, zijn een andere reeks van inrigtingen die onze tijd tot eene gelijke strekking heeft in het leven geroepen. Zij moeten dienen om den werkman of kleinhandelaar het benoodigde kapitaal te verschaffen, ten einde een bedrijf aan te vangen of voort te zetten. Zij kunnen eigenlijk als de bronnen worden beschouwd, waaruit de productieve vereenigingen putten, die haar ontstaan mogelijk maken. Met de comsumtieve vereenigingen vormen zij dan ook het heerlijke trias van de coöperatieve beweging onzer dagen. Ik bedoel de voorschot- of hulpbanken. Ook zij zijn een schepping van den germaanschen geest. Duitschland is haar bakermat, Schultze-Delitsch haar vader. Daar en onder zijne leiding hebben ze alzoo de meeste uitbreiding verkregen. Allengs hebben zij zich ook van de andere landen van de germaansche volkengroep uitgebreid. In de landen van de keltische volkengroep, waar men in dien geest proeven heeft genomen, hebben deze tot dusverre niet zulke bevredigende resultaten opgeleverd als in eerstgenoemde landen. En opmerkelijk is het, dat zelfs in die staten waar de bevolking | |
[pagina 619]
| |
uit die verschillende elementen bestaat, zooals in Oostenrijk, België, en Zwitserland, deze inrigtingen juist bij de germaansche elementen het meeste ingang hebben gevonden en bloeijen. Welligt staat die voorliefde met den geest van spaarzaamheid in verband den germaansche volken eigen, daar deze instellingen grootendeels op het beginsel van spaarzaamheid en solidariteit berusten. Als uitvloeisel van deze instellingen kunnen de grondstof- of inkoopsvereenigingen worden beschouwd. Zij strekken, om den werkman in de gelegenheid te stellen de grondstoffen voor de uitoefening van zijn handwerk noodig, zoo goed en zoo goedkoop mogelijk aan te schaffen. Uit het gemeenschappelijk kapitaal worden de grondstoffen in het groot ingeslagen en vervolgens aan de leden met eene geringe verhooging voor de noodzakelijke onkosten, à contant verkocht, terwijl de overwinst wordt gedeeld. Hierdoor is de kleine baas in staat met de grootere industrielen eenigszins te concurreren. Andere vereenigingen maken haar kapitaal ook dienstbaar aan het aankoopen en verhuren van kostbare gereedschappen en machines, die door een gering stoomvermogen worden bewogen of zelfs aan het verstrekken van de beweegkracht: water of stoom. Eindelijk komen in aanmerking de gemeenschappelijke verkoophuizen of bazars, waar de vervaardigde artikels ten toon gesteld en te koop worden aangeboden. Indien de werkman om geld verlegen is, ontvangt hij eene zekere som op voorschot geëvenredigd aan de waarde van het voorwerp. Wordt het verkocht, dan wordt met den eigenaar afgerekend, na aftrek van eene kleine provisie. Die Rohstoff-Vereine en Gewerbehallen zijn in Duitschland en Zwitserland zeer verspreid en werken daar met uitstekend gevolg.
(Wordt vervolgd). |
|