Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1872
(1872)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 535]
| |
De legers der nijveren in de laatste helft der XIXe eeuw.
| |
II.
| |
[pagina 536]
| |
ingesteld, moet slechts waken tegen overtreding van de bepalingen in de wetten op het onderwijs vastgesteld en tegen leeringen die gevaarlijk voor het volksbestaan en stuitend voor andersdenkenden ten opzigte van het geloof zijn. De hooge waarde door sommige regeringen aan het lager volksonderwijs toegekend, heeft deze dan ook tot het beginsel van leer- en schoolpligt doen besluiten. In Noord-Duitschland, Oostenrijk, Zwitserland, de Noordsche Staten en een groot deel van Amerika wordt dat beginsel gehuldigd. Aldaar ligt de verpligting op alle ouders en voogden, om hunne kinderen of pupillen van den leeftijd van 6-14 a 15 jaren op de volksscholen of elders onderwijs te doen genieten, terwijl na dien tijd die verpligting op de meesters rust, om de bij hen werkzaam zijnde jongelieden in de gelegenheid te stellen het onderwijs der herhalingsen middelbare scholen te kunnen bijwonen. Tegen verzuimen ten deze begaan wordt door strenge bepalingen gewaakt. De hechte grondslag, dien een praktisch ingerigt en neutraal onderwijs tot de latere ontwikkeling en toekomstige welvaart van den burger legt, is de spoorslag voor velen, om den hun opgelegden dwang als een zegen te beschouwen, waardoor onkunde en vooroordeelen en daarmede kommer en ellende in de rijen der nijveren zonder bezitting verminderen en deze in staat gesteld worden in de rijen der kapitaalbezittenden te kunnen overgaan. Van de landen tot deze groep behoorende heeft in Nederland, België en Groot-Brittanje dat stelsel nog geen ingang gevonden. Het aanzienlijk getal kinderen, dat echter door de ouders en werkbazen van het onderwijs verstoken wordt, het niet minder groot schoolverzuim en het te vroeg verlaten der lagere school zijn daar nog maar al te diep ingrijpende kankers, die aan de zaak van het volksonderwijs knagen, hoe mild het ook van staatswege en door de bemoeijingen van kerk- en andere ge. nootschappen wordt bedeeld. In den laatsten tijd hebben zich daar dan ook talrijke stemmen doen hooren, om het stelsel van school- of althans leerpligt van regeringswege te doen invoeren. De invloed van de geestelijkheid op de staatsschool is, met uitzondering van Nederland en Noord-Amerika, in de genoemde landen min of meer regtstreeks toegelaten; evenwel wordt er zooveel mogelijk voor gewaakt, dat de godsdienstige gevoelens van de kinderen der verschillende gezindten niet gekrenkt worden. | |
[pagina 537]
| |
Naast de openbare wordt voor de bijzondere school een ruim veld van arbeid overgelaten, dat door de geestelijkheid en de voorstanders van het confessioneel onderwijs vlijtig wordt beploegd. De naijver, die tusschen de staats- en de confessionele school bestaat, bevordert in niet geringe mate het gebruik, dat van het lager onderwijs ook door de arbeidende standen wordt gemaakt. Ten waarborg van eene gepaste verstandelijk-zedelijke opleiding der jeugd is van regeringswege en van wege de kerk op al deze scholen een zeker toezigt gesteld. Het kosteloos of min kostbaar onderwijs is een belangrijk hulpmiddel voor de arbeidende klassen, om van dien hefboom tot verstandelijke en zedelijke ontwikkeling gebruik te kunnen maken. Allerwege wordt die gelegenheid dan ook voor haar opengesteld. Ofschoon de strekking van het lager onderwijs is, de ontluikende geestvermogens vatbaar te maken tot het opnemen van eigenlijke kennis, als voorbereiding tot eene bepaalde levensbestemming, zoo ontbreekt echter aan de volksschool, inzonderheid die voor de arbeidende klassen bestemd, dat methodisch-paedagogisch element, dat praktische wezen, waardoor eene algemeene vorming voor het leven mogelijk wordt gemaakt. Het gevolg hiervan is, dat het kind, bij het verlaten der lagere school, naauwelijks meer dan eenige werktuigelijke kunstvaardigheid in het ontcijferen en verbinden van letters en getallen bezit en het zijne gedachten in schrift en woord in den regel gebrekkig kan uitdrukken. Laat men het op dien trap van ontwikkeling staan, dan gaat ook die aangeleerde kunstvaardigheid weldra verloren en de knaap of het meisje treedt het werkelijke leven in ongeschikt voor en onbewust van de taak die het in de maatschappij heeft te vervullen. Het beroep, dat ter hand wordt genomen, is niet de uiting van een bepaald overleg der ouders of van een waargenomen aanleg bij het kind, maar rigt zich gewoonlijk naar de omstandigheden geheel buiten het individu gelegen of naar de vraag, om op de gemakkelijkste wijze slechts zooveel te verdienen, dat aan de dringendste levensbehoeften voldaan kan worden. Vandaar, dat in den regel die beroepen worden gekozen, waartoe het minste oordeel en de geringste verstandsontwikkeling worden gevorderd. Men gaat meer af op het ruw, mechanisch arbeidsvermogen, dat men van nature bezit, dan dat men pogingen aanwendt, zijn geestelijk arbeidsvermogen te ont- | |
[pagina 538]
| |
wikkelen. Bij die beroepen, waar het op het laatste het meeste aankomt, ontwaart men dan ook het meest hoe weinig de lagere school tot de algemeene vorming, tot de scherping van het oordeel heeft toegebragt; hoe gebrekkig zij het kind heeft leeren waarnemen en van het waargenomene zich rekenschap te geven. Hoe nadeelig het schoolverzuim en het vroegtijdig verlaten der school dan ook werken voor een groot deel van het opkomend geslacht, zoo meenen wij toch dat de gebrekkige verstandelijke ontwikkeling, waarin de lagere klassen in 't algemeen verkeeren, meer te wijten is aan de gebrekkige methode daar gevolgd, dan wel aan de hoeveelheid onderwijs daar genoten. Het schoolverzuim en het te vroeg verlaten der school zijn in den regel niet het gevolg van gebrek aan belangstelling in het onderwijs bij de lagere klassen. Maar de grootere behoeften die onze tijd schept en de grootere moeijelijkheid om daarin te voorzien, gepaard aan een verkeerd begrepen belang van het welzijn der jeugd, noopen vele ouders hunne kinderen, ongeschikt naar ligchaam en geest, als werktuigen van mechanisch arbeidsvermogen te bezigen, als middelen om in de behoeften van het gezin te gemoet te komen. Onder deze ouders gaan vele van het denkbeeld uit, dat de school de plaats is, om eenige hedrevenheid in het lezen, schrijven en rekenen te erlangen, maar dat die kundigheden volstrekt geen vereischten zijn tot het aanleeren en, volvoeren van die werkzaamheden waartoe ze gewoonlijk hunne kinderen bestemmen. En, waarlijk, van hun standpunt kan men, bij de tegenwoordige organisatie en methode van het onderwijs in de volksschool gevolgd, hun het dan ook niet euvel duiden, dat zij zich geene groote opofferingen voor dat onderwijs willen getroosten en zoo spoedig mogelijk hun kind productief trachten te maken. Die gebrekkige methode is vooral in de laatste jaren aan den dag getreden, waar zelfs de trouwste en ijverigste leerlingen van de volksschool de bewijzen van hunne verstandelijke ontwikkeling moesten geven bij de toelatingsexamen voor de scholen van middelbaar onderwijs. Hier bleek genoegzaam alles op geheugenoefening neer te komen. De leerlingen, die eene menigte feiten en formulen in het hoofd hadden, wisten zich meestal geen rekenschap van het hoe en waarom, van het verband tusschen oorzaak en gevolg te geven. Aan de ontwikkeling van het denkvermogen werd blijkbaar de minste zorg besteed. Het kostte de | |
[pagina 539]
| |
candidaten de grootste moeite, hunne denkbeelden in woord of schrift duidelijk kenbaar te maken; ja, zelfs van de meesten was het begripsvermogen zoo weinig ontwikkeld, dat ze de beteekenis van eenigszins ingewikkelde vragen niet konden vatten of die verkeerd begrepen. Bij zulke eene eenzijdige rigting van het onderwijs laat het zich begrijpen, dat de volkschool haar hoofddoel mist; het vormen van denkende, zelfstandige menschen, die, bij voldoende ligchamelijke geschiktheid, in staat zijn alle beroepen en bedrijven van het maatschappelijk leven ter hand te nemen en zich daardoor een onafhankelijken werkkring te scheppen. Maar nog in een ander opzigt is de volksschool onvoldoende. De zedelijk-godsdienstige zijde van de opvoeding komt daar te weinig in aanmerking. Het kind uit de handwerksklasse mist in den regel eene voldoende huislijke opvoeding. Waar het huislijk leven der ouders de opvoeding in de school al niet tegenwerkt, daar vindt deze echter gewoonlijk in de ouders weinig steun. De volksschool moet voor de massa daarom als opvoedster van de zedelijk-godsdienstige zijde des kinds optreden. Zij dient daaraan hare krachten te wijden; want zonder dat, kan de verkregene kunstvaardigheid in lezen, schrijven enz. een gevaarlijk wapen worden in handen van enkele misnoegden, die de theoriën van anderen verkeerd toepassende, door oproer en geweld een maatschappelijke hervorming volgens hunne inzigten te weeg willen brengen. De laatste jaren leveren daarvan bewijzen te over op. Karaktervorming moet het hoofddoel van de volksschool uitmaken, want alleen daardoor wordt de grondslag tot brave, nuttige burgers gelegd. Het aanbrengen van nuttige kennis echter, zooals dit tot dusverre geschiedt, behoort niet tot hare eigenlijke taak en zal nimmer tot een gewenscht einde leiden. Bij dien stand van zaken laat zich van de invoering van schoolpligt op zich zelf weinig heil verwachten tot verheffing van het peil van algemeene ontwikkeling bij de arbeidende klassen. Door de kinderen naar een plaats te drijven, waar ze gedwongen worden een zekere hoeveelheid kundigheden in zich op te nemen en waar men meent alles gedaan te hebben als men de kinderen geleerd heeft trouw de school te bezoeken en vlijtig lessen te leenen, maakt men zich voor het minst schuldig aan zelf-misleiding, begaat een groote misslag, doordien men verzuimt tot zelfkennis, den grondslag van alle ontwikkeling te komen. | |
[pagina 540]
| |
Nog slimmer is het ten deze gesteld in de landen, welke tot de beide overige groepen van natiën behooren. Hier openbaart zich de invloed van de kerk veelal in een ongunstigen zin, door het zedelijk-verstandelijk beginsel, dat ten grondslag van het volksonderwijs moet liggen, cijnsbaar aan het dogma van deze of gene godsdienstige gezindheid te maken. Het eenzijdig karakter, dat de school daardoor erlangt, werpt een magtigen dam op tegen de ontwikkeling van het zelfstandigheidsgevoel, tegen de vrije werking van het zelfbewustzijn van het individu. Het volksbewustzijn gaat hier onder in blinde gehoorzaamheid en onderwerping aan de dienaren der Kerk, die vaak vijandig tegenover den Staat optreden en de burgers tot handelingen drijven, die strijden met hunne eigene en de belangen van den Staat. Hier treedt het mechanische bij het onderwijs nog meer aan den dag, en waar men zich niet enkel tot het in het geheugen prenten van feiten en phrasen bepaalt, daar rigt men het denkvermogen geheel in het spoor, dat de alleen zaligmakende kerk als het regte, het veiligst tot haar doel leidende, beoogt. Alleen een volksonderwijs, dat op de grondslagen van karaktervorming en van vrije verstandelijke ontwikkeling, zonder eenige regtstreeksche toepassing op nuttige kennis of godsdienstige belijdenis is gevestigd, kan vruchtdragend voor het opkomend geslacht genoemd worden. Dan eerst kan men verwachten, dat het middelbaar onderwijs ten dienste der arbeidende klassen aan zijn doel zal beantwoorden. Het middelbaar onderwijs is eene vrucht van de laatste tientallen jaren. Het mag als een gunstig teeken des tijds worden beschouwd, dat in het belang der arbeidende klassen daarin een edele wedijver bestaat tusschen de regering en de burgerij. De pogingen door beiden aangewend, worden dan ook meer en meer door de lagere klasse van burgers op prijs gesteld. Gaandeweg worden die scholen door de kinderen uit de handwerksklasse bevolkt en getroosten de ouders zich vaak uitgaven tot het onderwijs benoodigd of de winstderving door het vervangen van de werkplaats door de school. Zoodoende zal de overtuiging zich ook bij de klasse van burgers vestigen, dat in onze dagen routine die plaats voor wetenschappelijke opleiding moet ruimen en dat deze alleen waarborgen oplevert, om de taak, waartoe de jongeling of de jonge dochter geroepen wordt, naar eisch te kunnen vervullen. Dan zal de werkman van zijne regten kunnen | |
[pagina 541]
| |
spreken, aanspraak kunnen maken op een regtmatig loon, op een loon dat geëvenredigd is aan de behoeften van zijn gezin. Dan zal hij vrijelijk met zijn patroon kunnen concurreren en dan kan er sprake zijn van een eerlijken strijd tusschen kapitaal en arbeid; dan eerst kan men verwachten dat het pleit beslist zal worden ten voordeele van den laatste. Het middelbaar onderwijs voor die klasse aan burgers wordt in twee groepen verdeeld: de eerste, omvattende het algemeen vormend element, die wij noemen zouden de burgerscholen, de andere, voor het praktisch-wetenschappelijk, eigenlijk vak-onderwijs bestemd, ten onzent onder den naam van ambachts- en industriescholen bekend. In al de landen, waarin de germaansche tak het hoofdelement der bevolking uitmaakt, worden deze scholen aangetroffen en verkeeren ze min of meer in bloei. Hier zijn ze meer door het initiatief der regering, daar meer door de burgerij in het leven geroepen. Opmerkelijk is het daarbij, dat juist in die landen waar het volksbewustzijn het krachtigst is ontwikkeld, deze inrigtingen meerendeels uit den boezem der burgerij zijn ontstaan. Getuige Engeland en Noord-Amerika. Over 't algemeen kan men aannemen, dat de eigenlijke praktische opleidingsscholen de ambachts- of vakscholen, meer door het initiatief der burgerij dan door dat van den Staat zijn tot stand gekomen. Ook bij het middelbaar onderwijs wordt het stelsel van vrijheid of dwang aangetroffen en ook daar moet een neutraal en gemengd onderwijs onderscheiden worden. Vreemd moge het schijnen, dat in vele landen het godsdienstonderwijs ook tot het middelbaar onderwijs wordt gerekend te behooren. Ook hier kan de Kerk haar nadeehgen invloed op de vrije ontwikkeling van het onderwijs doen gelden, en het is maar al te vaak het geval dat de geestelijkheid de godsdienst in botsing met de wetenschap brengt en door de dogma's, die zij verkondigt, de uitspraken en uitkomsten der wetenschap te niet tracht te doen. In die landen, waar het Jesuïtisme de heerschappij voert, wordt zijn doodende invloed ook op dien tak van onderwijs waargenomen en aan de arbeidende klassen het licht der wetenschap onthouden, om ze als blinde werktuigen van de mannen der hierarchie en duisternis te doen dienen. Vandaar dat het middelbaar onderwijs ten behoeve der arbeidende klassen in zoodanige landen nog zoo weinig is ontwikkeld en de vruchten van dat onderwijs eer ten nadeele dan ten bate van het volk strekken. Geen zelfstandige, | |
[pagina 542]
| |
nijvere, eerlijke burgers brengt het voort, maar slaafsche, trage, telkens tot opstand gereede volgelingen van eene partij, die met schoonklinkende phrasen de domme menigte tot hare bedoelingen weet te winnen en telkens de veiligheid van den Staat in gevaar brengt. Ook ten opzigte van het karakter onderscheidt zich de middelbare school bij de onderscheidene natiën van denzelfden tak. Zoo zien we in Engeland het geheel vrije karakter van algemeene vorming op den voorgrond treden. De Mechanic's Institutes, door het initiatief der arbeidende klassen, gesteund door de voornaamsten en begaafdsten in den lande, in 1790 in het leven geroepen, kregen aldaar weldra een groote uitbreiding. Het nuttige ging daar steeds gepaard aan het aangename. De keuze der leervakken was zoo ruim, dat ieder naar zijn aanleg en behoeften er bevrediging kon vinden. De leervakken omvatten al die kennis, welke op onze hoogere burgerscholen en gymnasiën worden onderwezen. Toen deze later eene te hooge vlugt namen en minder binnen het bereik der arbeidende klassen in den striktsten zin vielen, ondergingen zij eene hervorming en herrezen, onder den naam van Workingmen's Colleges op nederiger grondslagen. Daarop voortwerkende stichten ze voortdurend nut onder den stand, die ze in het leven riep en waarvoor ze bestemd zijn. Eigenlijke ambachts-vakscholen - behalve teekenscholen tot opleiding voor verschillende ambachten - bezit Engeland niet. De Engelschman wil de praktische bekwaamheid in de werkplaats, aan de werktafel zelve opdoen. Geheel anders is het te dien opzigte in Duitschland gesteld. Hier is het middelbaar onderwijs genoegzaam geheel eene schepping van den Staat en even als het lager als een verpligting den burgers opgelegd te genieten. Men vindt hier verschillende graden van middelbare scholen, de reaalscholen, inrigtingen tot algemeene vorming, oude en nieuwe talen, wis- en rekenkunde, natuur-, schei- en delfstofkunde, aardrijkskunde, geschiedenis, schoonschrijven, teekenen en godsdienst worden er onderwezen. Zij staan op zich zelven of zijn verbonden aan de meer technische scholen, de Gewerbe-Schulen. Ook deze zijn inrigtingen voor al-gemeene vorming, in organisatie gelijkstaande met onze burgerscholen. Aan sommige dier scholen zijn naar de behoeften Fort-bildungsschule, voorbereidingsklassen, verbonden. Als hoogste | |
[pagina 543]
| |
trap van middelbaar onderwijs treedt het Gewerbe-Institut te Berlijn op, gelijkstaande met onze polytechnische school. Behalve dien vindt men in de verschillende staten van den Bond eene menigte praktisch-wetenschappelijke volksscholen voor bepaalde takken van handel en nijverheid. Vooral in de fabriekdistricten worden zoogenaamde Gewerhe-Fortbildungsschule aangetroffen, waar de gelegenheid bestaat wetenschappelijk opgeleid te worden tot dezen of genen tak van plaatselijke nijverheid. De Polytechnische Schule zijn gedeeltelijk vakscholen. Even als het middelbaar onderwijs in Engeland en Duitschland is georganiseerd zoo is het ook in de overige landen tot de germaansche groep behoorende, naar omstandigheden gewijzigd, ingevoerd en treft men het ook aan in de Staten van de beide andere groepen. Alleen in Nederland kan het geheel neutraal genoemd worden. In regtstreeksch verband met die krachtige bewegingen ten opzigte van het onderwijs staat eene andere reeks van middelen, die van wege den Staat en de onderscheidene klassen der burgerij en niet het minst door de arbeidende klasse zelve in de laatste jaren worden aangewend tot verhooging van haar zedelijk-verstandelijk peil, tot veredeling van haren smaak, tot vermeerdering van haar genot. Ook hierbij openbaart zich dat kenmerkend verschil hij de natiën tot de onderscheidene ethnologische groepen behoorende. Tot die middelen moeten gebragt worden de volksbibliotheken, de genootschappen tot verspreiding van nuttige kennis en veredeling der volksvermaken, de lees- en uitspanningszalen, de musea, de volksconcerten, de volkstentoonstellingen. Bij de volken van den germaanschen tak zien wij die middelen het menigvuldigst en in de meeste verscheidenheid in toepassing gebragt. Daarbij verdient weder de opmerking, dat vele daarvan door de arbeidende klassen zelven zijn ter hand genomen, om naar cigen krachten en eigen inzigten voor hare hoogere behoeften bevrediging te zoeken. Ziedaar weder Engeland met zijne talrijke en veelsoortige clubs, waar met de schamele penningen van duizenden grootsche inrigtingen van dien aard tot stand zijn gebragt, waarop de natie trots mag zijn en is. Vele van die inrigtingen zijn verhonden aan de Working Men's Colleges, andere zijn het uitvloeisel van de Working Men's Clubs and Institutes, die in talrijke vertakkingen over alle deelen van het land verspreid zijn en hun vereenigingspunt vinden in de Working | |
[pagina 544]
| |
Men's Club and Institute Union. Die magtige Vereeniging biedt eene voortreffelijke gelegenheid tot verstandelijke ontwikkeling, gezellig verkeer en onderlingen bijstand aan. Daar worden de grootsche plannen tot bevordering van het algemeen welzijn besproken en eene praktische oplossing gegeven; daar wordt de staatkundige en zedelijke verheffing van den arbeidersstand voorbereid, daar wordt de grondslag tot die magtige coöperatie tot allerlei nuttige en weldadige doeleinden gelegd. Voor weinige stuivers kan de werkman hier alles vinden wat zijne tijdelijke en hoogere behoeften kan bevredigen. Tot veredeling van den smaak zijn de harmonie-meetings door de arbeiders opgerigt, de tonic-sol-fa schools en tal van choraalgezelschappen. Tot versterking van het ligchaam de gymnastiek-vereenigingen en het cricketspel. Duizenden en tienduizenden vinden in al die scheppingen van eigen energie de krachtigste middelen, om zich op den maatschappelijken ladder opwaarts te bewegen. In Duitschland is dit beginsel nog niet zoo algemeen ontwikkeld en vindt het onder de arbeiders zelven nog weinig toepassing. In den laatsten tijd zijn onder den naam van Arbeiterbildungs-Vereine, eene menigte vereenigingen van gelijke strekking als die in Engeland tot stand gebragt. Eene zoodanige werkt in Berlijn op groote schaal, en heeft den stoot tot oprigting van zustervereenigingen in de kleinere steden en staten van Duitschland gegeven. Sommige der vereenigingen zijn echter in den laatsten tijd gevaarlijke brandpunten van politieke dwaalbegrippen geworden en hebben veel kwaad aan eene bevredigende oplossing van het arbeidersvraagstuk veroorzaakt. Ditzelfde euvel kleeft aan de enkele vereenigingen van dien aard in Oostenrijk door de arbeiders tot stand gebragt. In Zwitserland openbaart zich daarentegen die beweging in eene goede rigting, en wel verschillend naar gelang van de nationaliteiten, waaruit die republiek is zamengesteld. In de duitsche kantons bestaan eene menigte Fortbildungsvereine in den geest der duifsche, in de fransche heeft men de sociétés d'instruction mutuelle en de cercles littéraires, waar patroon en werkman tot een gemeenschappelijk doel bijdragen en daarvan gelijkelijk trachten te genieten. Daarnevens staan talrijke vereenigingen om het zedelijk-godsdienstig element onder de arbeidersbevolking aan te kweeken, onder den naam van Gesellenvereine, Unions Chrétiennes de jeunes gens; voorts gezelschappen waar | |
[pagina 545]
| |
zondags-bijeenkomsten worden gehouden tot beoefening van den godsdienst en de christelijke moraal. Eindelijk onderscheidt zich Zwitserland gunstig van andere, grootere Staten, door zijne talrijke vereenigingen tot veredeling van den smaak en harmonische ontwikkeling van het ligchaam. Daartoe moeten gebragt worden de talrijke Männerchöre, Liedertafel, Fanfares en rederijkersvereenigingen, zoomede de karakteristieke volksfeesten, die werkelijk zoo veel tot eene harmonische ontwikkeling van ligchaam en geest toebrengen en voor de bewoners van sommige streken een ware levensbehoefte zijn geworden. Ook in de Noordsche Staten openbaart zich in den laatsten tijd eenig leven in die rigting onder de arbeidende klasse. Verscheidene vereenigingen van gelijke strekking als de bovengenoemde zijn in de hoofdsteden van Noorwegen en Zweden door de arbeiders tot stand gebragt, die zich in de groote sympathie van dien en van de andere standen mogen verheugen en reeds goede vruchten voor de zedelijk-verstandelijke ontwikkeling van het opkomend geslacht opleveren. In België en Nederland heeft het initiatief van den arbeider in dit opzigt nog weinig uitgerigt. Wat op dit gebied daar wordt aangetroffen is door weldadige vereenigingen uit den boezem der burgerij tot stand gebragt. In den laatsten tijd hebben de arbeiders van enkele groote fabrieken, op het initiatief van den patroon, de handen ineengeslagen, om het nuttige aan het aangename te verbinden en hun zedelijk-verstandelijk peil te verhoogen. In sommige Staten van Amerika is de geest van coöperatie ook op dit gebied in de laatste jaren doorgedrongen, echter in geene verhouding van de beweging te dien opzigte in Oud-Engeland. Het meer vlottende der bevolking en de groote verschillen in nationaliteit die onder de arbeidende klassen daar gevonden worden, staan hier eene snelle en krachtvolle ontwikkeling in den weg. Nogtans bestaat daar voor den volwassen arbeider zoo talrijke gelegenheid om zich intellectueel en aesthetisch te ontwikkelen in de inrigtingen van staatswege en door de vrije nijverheid in het leven geroepen, dat de magt der vereeniging niet behoeft te baat te worden genomen om ieders behoeften en smaak te bevredigen. In de jeugdige Staten is daarin echter onder de arbeiders een krachtig en opgewekt leven zigtbaar. Ten slotte moeten wij nog de aandacht vestigen op een magligen hefboom van sociale ontwikkeling, die vooral in de laatste | |
[pagina 546]
| |
jaren zijn invloed op de arbeidende klassen geopenbaard heeft: de dagbladpers. De reusachtige ontwikkeling, die deze in de meeste landen der beschaafde en halfbeschaafde wereld in onzen tijd heeft verkregen, heeft haar niet enkel een orgaan voor de meer ontwikkelde standen en de heraut van het politieke leven van vorsten en regeringen, maar tot een leerschool ook voor de eigenlijke arbeidende klassen, het volk, gemaakt. De verlaging en afschaffing der zegelregten heeft in verscheidene landen tot hare meerdere verbreiding, ook onder de lagere klassen der maatschappij geleid. Bladen van allerlei rigting en strekking, meer regtstreeks of van verre de belangen der arbeiders rakende, zijn tot stand gekomen. Daardoor is de kennis van de sociale verhoudingen en de belangstelling in maatschappelijke vragen onder dien stand ook toegenomen. Wederom was het Engeland, waar de periodieke pers door de arbeidende klassen zelven als de krachtigste hefboom van maatschappelijke ontwikkeling is gebezigd en waar daarvan een ruim en weldadig gebruik wordt gemaakt. Daar kan zich de gedachte vrijelijk uiten en is voor ieder burger plaats en gelegenheid, om zijne stem in het belang van het volk te doen hooren. De dagbladpers is daar voor het openbare leven, wat de school voor het individu moet, kan en zal worden, zoodra ze hare ware roeping van volksopvoedster meer en meer gaat vervullen. In geen ander land staat de periodieke pers op zulk een hoogen trap van ontwikkeling en mag zij zoo de leidvrouw van het volk genoemd worden. In Duitschland heeft zich in de laatste jaren in dit opzigt wel eene gunstige wending vertoond, maar de aristocratie en de bourgeoisie staan daar nog te veel vijandig tegenover de bevolking die van haar dagelijksch brood moet leven, en de dagbladpers is daar nog te veel in de kluisters van partijgeest geboeid, dan dat men van hare bemoeijingen tot dusverre een gewenschten invloed kon verwachten. Ditzelfde geldt ook in meerdere of mindere mate in België en in de landen tot de keltische en slavische takken behoorende. Hier oefent bovendien de kerk vaak een belemmerenden invloed op de vrije uiting der gedachte en verkondigt zij eene leer, die niet zelden in strijd is met de economische en politieke belangen des volks. In Zwitserland en Nederland heeft zich in dit opzicht in de laatste jaren een geheel nieuw terrein voor de arbeidersklasse | |
[pagina 547]
| |
geopend. De concessiën door de regeringen dier landen gedaan, doen eene goede verwachting voor de toekomst van dien stand koesteren. In omvang en gehalte is de dagblad- en de overige periodieke pers daar wezenlijk vooruitgegaan. Gretig wordt door het volk van dit middel van beschaving gebruik gemaakt en men mag vertrouwen, dat de zegenrijke gevolgen daarvan voor het opkomend, meer ontwikkeld geslacht van arbei Iers niet zullen uitblijven. In Amerika, eindelijk, waar het openbare leven zulke kolossale vormen heeft aangenomen, uit zich de volksstem in hare periodieke pers dan ook zoo veelzijdig en krachtig mogelijk. Maar naast het vele goede dat zij sticht, wrocht zij vaak onnoemelijk kwaad, waar ze gebezigd wordt om hartstogten aan te blazen en de bedoelingen van de talrijke partijen onder de natiën van alle landen daar vereenigd, door alle middelen te doen zegevieren.
(Wordt vervolgd). |