Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1871
(1871)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over vrouwelijke amtenaren bij de Telegrafie in Engeland.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Aanwerving en opleiding van het personeel.Om het noodige personeel te verkrijgen voor de bediening van de toestellen, heeft het departement (men ontwaart hieruit, dat na de overdragt van de telegrafie uit de handen der ‘company's’ aan het rijk, ook in Engeland post en telegraaf in één departement vereenigd zijn) onderscheidene scholen daartoe opgerigt, zoo in Londen als in andere groote steden des lands. De volgende staat kan ter nadere toelichting strekken van den aard en de vruchten van dit stelsel. Er zijn te Londen twee scholen, een voor mannen en een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor vrouwen, ieder voorzien van alles wat tot onderrigt noodig is en geschikt voor 100 à 150 leerlingen. Die voor de vrouwen bestond reeds sedert November 1869, die voor de mannen werd in Februari 1870 in 't leven geroepen. Sints dat tijdstip zijn er opgekomen:
waarmede gehandeld is als volgt:
De 423 bezoldigde amtenaren zijn aldus verspreid:
Het is bewezen, dat de gemiddelde tijd, die er noodig is ter vorming van een leerling van het mannelijk geslacht, op minstens twee maanden, en van een vrouwelijke leerling op drie maanden moet gesteld worden. Ver van eenige moeilijkheid te ondervinden om leerlingen te krijgen, is er in den regel overvloed van aanvragen van beide geslachten. Alle telegraafstelsels, die door het departement aangenomen zijn, worden in de scholen onderwezen, ook dat van pointeren bij den toestel Wheatstone; de leerlingen moeten proeven afleggen van bedrevenheid op de gebruikelijke toestellen (Morse, de naaldtelegraaf en den kloktoestel), alvorens tot de dienst te kunnen worden toegelaten. Gedurende den onderwijs-tijd ontvangen zij geen traktement, maar zoodra zij getoond hebben, bekwaam te zijn op de toestellen, in de techniek en in de verkeersvoorschriften en tarieven, worden zij op een buro geplaatst en ontvangen voorloopig (de mannen) tien schellingen (ƒ 6. -) 's weeks en de vrouwen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8 schellingen 's weeks (ƒ 4.80). Zoodra er een plaats op dat buro leegkomt, wordt de invallende als amtenaar betiteld. De scholen voor de mannelijke leerlingen worden te Londen bestuurd door een hoofddirekteur, bijgestaan door een direkteur en twee ondergeschikte helpers (sekondanten); die voor de vrouwen door een direktrice, wie zes assistentes toegevoegd zijn. De voorwaarden van toelating zijn de volgende: 1o. De kandidaten moeten van 14 tot 20 jaar oud zijn; die boven of beneden dien leeftijd zijn, worden afgewezen. 2o. De benoemingen geschieden door den Postmeester-Generaal naar den uitslag van het volgend examen: diktee; schriftproeven; rekenkunde tot aan de samengestelde eveuredigheden. 3o. Gedurende het tijdperk van onderrigt wordt geen traktement gegeven, maar zoodra de kandidaten tot amtenaren bevorderd kunnen worden, zullen zij geplaatst worden naar evenredigheid van de vakaturen. Dergelijke scholen bestaan te Edimburg, Manchester, Liverpool, Birmingham, Newcastle, Glasgow, Dublin, Belfast en Cork. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Vrouwelijk personeel bij de administratie.Het personeel in het centraalbureau te Londen (Telegraphstreet), van 8 uur 's morgens tot 8 uur 's avonds, bestaat voornamelijk, hoewel niet uitsluitend, uit vrouwen. Om tal van redenen, zegt het rapport, zijn wij voornemens, op die wijze voort te gaan. De dienst van vrouwelijke amtenaren schijnt verkieslijk op deze gronden: vooreerst bezitten zij in zeer hoogen graad die waakzaamheid van oog en oor en die fijnheid van gevoel, die een amtenaar zoo zeer te stade komen; ten tweede schikken zij zich beter dan de mannen en de knapen in gezetten arbeid en blijven geduldiger op haar plaats, niettegenstaande zij langen tijd aaneen zitten opgesloten; ten derde eischen de vrouwelijke amtenaren uit hoogere burgerklassen slechts de zelfde bezoldiging als mannelijke amtenaren van geringer afkomst. Ook schrijven die vrouwelijke amtenaren uit beschaafder gezinnen veel beter en ontsijferen het seinschrift vlugger dan bedoeld mannelijk personeel. Bij gemengd personeel geeft de tegenwoordigheid van vrouwen een veel be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schaafder toon. Ook zijn de vrouwen minder tot coalities geneigd dan de mannen, die er zoo vaak op uit zijn om daardoor hooger loon af te dwingen: dit is een punt van hoog belang. Uit andere oogpunten beschouwd, is vrouwelijk personeel bepaald wenschelijk. Vast aangestelde burgerlijke amtenaren verwachten eeuwigdurend vermeerdering van salaris met het toenemen hunner dienstjaren als een regt, zelfs in de, uit den aard der zaak zeer talrijke, gevallen, dat zij in hun 20ste dienstjaar nog maar evenveel dienstwaarde hebben als in het 5de - door den aard hunner werkzaamheden. Zoowel op het eigenlijke postkantoor als op de vereenigde post- en telegraafkantoren zijn er zeer veel zaken, die even goed door een jongeling van 18 als door een man van 40 jaar kunnen afgedaan worden. Maar heeft zoo'n man dat nu gedaan van zijn 18de tot zijn 40ste jaar, dan gaat het niet aan, steeds zijn aanvragen om traktementsverhooging af te wijzen - en wordt hij in de dienst 60 jaar oud, dan gaat het almede niet, hem pensioen te weigeren. Ook zou het niet goed voor de dienst en niet wel mogelijk zijn, een regel te volgen, krachtens welken enkele personen, die in een vaste soort van werkzaamheden gebezigd worden, na 5 of 7 jaren dienst konden verwijderd worden. De vrouwelijke amtenaren nu zijn voor het departement de oplossing dezer moeilijkheden, daar zij haar ontslag aanvragen, zoodra zij in de gelegenheid zijn om te huwen. Wel is waar handelen wij niet als de ‘Company's’, die het huwelijk straffen door gedwongen ontslag. Ook moedigen wij daarentegen de gehuwde vrouwen niet aan, haar dienstwerk voort te zetten: maar in den regel willen zij, die huwen, de dienst verlaten, zoodat alleen diegenen onder haar terugkeeren, voor wie het huwelijksleven minder gelukkig en minder voorspoedig is dan zij verwacht hadden. Zoo komt men tot de slotsom, die men zonder vrees voor tegenspraak kan vaststellen: brengt men een zelfde aantal mannen en vrouwen op den zelfden klimmenden rooster van traktementen, dan zal de som aan de vrouwen uitbetaald altoos geringer zijn dan de andere; in een zekere afdeeling van werkzaamheden, zal de arbeid door de vrouwen beter verrigt zijn dan door de mannen, wijl de eerste uit betere standen zijn; er zal altijd een kleiner aantal vrouwen dan mannen op de pensioensrol staan. De vrouwelijke amtenaren op het centraal-station in Telegraph- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
street staan onder een direktrice, madame Craig, die reeds als zoodanig in dienst was bij de electric company. Ons vooreerst houdende aan de instellingen dier maatschappij, geven wij aan de vrouwen tee, koffie, brood en boter voor ontbijt en avondmaal. Zij krijgen ook verwarming, licht, dienstboden, keukengereedschappen, vaatdoeken, vaatwerken, enz. voor haar keuken en eetzaal, maar voor haar middagmaal moeten zij zelven zorgen. Sints het gouvernement de telegraafdienst van de maatschappijen heeft overgenomen, was het gedrag der vrouwen, in al de gevallen van buitengewonen toevloed van werkzaamheden, boven allen lof verheven. In de andere kwartieren van Londen hebben wij het vrouwelijk personeel uitgebreid en ook op het platteland doen wij het meer en meer. De hier volgende staat, die het aantal vrouwelijke amtenaren aangeeft dat bij de maatschappijen in dienst was toen het rijk de zaak overnam, en het getal dat in het departement der posterijen werkzaam was op 30 September 1870, kan een denkbeeld geven van de groote uitbreiding, die wij aan de medewerking der vrouwen hebben verleend.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter waardeering van het belang, dat aan het vrouwelijk element in de Britsche telegraafdienst gehecht wordt, moeten wij doen opmerken, dat de sijfers hierboven alleen aanwijzing doen van de vrouwen, die door het departement worden bezoldigd, en dat zij geen melding maken van de hulpamtenaren, die de postdirekteuren op hun kantoor mogen nemen. In een andere passage van Scudamore's rapport vinden wij, dat op den 31sten Augustus 1870, d.i.: een maand vóór het tijdstip waarop deze staat is gemaakt, het aantal vrouwelijke amtenaren 661 bedroeg. Op dien 31sten Augustus beliep het getal amtenaren op de telegraafkantoren (bestellers dus niet medegerekend) 4913, waarbij 31% of 1535 vrouwen. Tot zoover het Berner Telegrafistenblad, alias Scudamore.
Toen ik indertijd het genoegen had als amtenaar op het telegraafkantoor te Amsterdam werkzaam te zijn en op den toestel van Hughes de correspondentie te voeren met Duitschland, kwam ik daar op een goeden morgen in gesprek met Insterburg. Dit kantoor in den Noordduitschen Bond scheen destijds een overgangskantoor op de Russische lijnen te zijn, want de amtenaar vraagde mij of ik beproeven wilde om Petersburg te roepen. Ik antwoordde, dat ik op het oogenblik geen Russisch berigt voor mij had, maar dat ik mij voor een flinke verbinding met Rusland hield aanbevolen, als ik hem zou waarschuwen dat ik zulke depêches kreeg - maar gaf mijn kollega tevens met bescheidenheid mijn twijfel te kennen of Rusland wel reeds Hughes toestellen in dienst had op zijn internationale lijnen? Hierop volgde niet het verlangde antwoord maar de waarschuwing, dat Petersburg daar was met een berigt voor Amsterdam. Ik zette mij in postuur om den grooten, kapitalen Rus behoorlijk te ontvangen, en hoorde en zag dan ook werkelijk eenig getik, echter zoo bescheiden, dat 't mij verwonderde van zulk een kolossaal wezen. Het bleef al even zacht en 't kwam mij voor, dat het de tik was van een Morsetoestel (dat slechts punten en strepen kan aangeven) in plaats van een behoorlijken Hughesklavierslag (die in eens letters voortbrengt). Ik trachtte te antwoorden - om er zoo beleefd mogelijk een eind aan te maken, vooral ook, daar ik berigten vóór mij had voor de Berlijnsche beurs; maar weldra bemerkende, dat ik niet werd gehoord of begrepen, oefende ik liever geduld dan tegen mijn overbuur in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te tamboeren, wat gewoonlijk het oponthoud verslimmert. Eindelijk liet ik over andere draden aan Berlijn en Insterburg mijn vrees te kennen geven, dat onze russische amtgenoot waarschijnlijk in een wak van de Newa was gevallen, want dat er niets van zijn korrespondentie teregt kwam. Daar kwam Insterburg met een storm van Hughes-schrift op in zijn soort zeer goed, maar waarvan de inhoud voor mij een ware hagelbui was. - Sie sind gewiss ein Mann!... - Zweifelsohne und Sie ein Engel, weil Sie mir antworten, - Ich bin ein Weib und die Petersburg auch und Sie möchten wohl besser Acht geben - die Uebertragung war wunderschön - fertig. Fertig beduidt: ik heb berigten. Nadat van weerszijden de berigten op hun bestemming waren en ik mij, juist nu meer dan gewoonlijk, had beijverd om èn naar Berlijn èn daarna weder naar Insterburg zoo snel en zuiver te seinen als mij mogelijk was, zeide deze laatste bij het einde van den arbeid: - Uebrigens arbeiten Sie ausgezeichnet - empfeble.... Nu antwoordde ik haar, dat er stellig een misverstand had bestaan in de verbinding met Amsterdam, en dat de mislukking mij om vele redenen speet, maar vooral omdat ik liever goed ontving dan slecht, - en dat ik er mij in den regel op toelegde goed en vlug te ontvangen, want dat dit de grootste helft was van den amtenaar, enz. enz. Ik was waarschijnlijk een weinig week geworden omdat zij mij in haar toorn had geprezen en omdat zij een meisje was. Maar op die wijze was zij dan ook weêr in haar assiette ordinaire gekomen en zeide bij het afscheid, dat de meeste mannelijke amtenaren, in de bediening van en zorg voor de toestellen, veel te vlugtig waren en veel te veel aan andere dingen dachten. Nu plaatste deze beminnelijke korrespondent van mij wel een streep onder meeste, als uit beleefdheid voor haar hollandschen broeder in de Hughesdienst, maar haar uitval op de mannelijke amtenaren in 't algemeen gaf mij iets te denken en ik wil bij deze gelegenheid, ook met het oog op het vertaald rapport, mijn hart eens uitstorten daarover.
Het is mij een groot genoegen te ontwaren, hoe allerwege | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in het buitenland in ons vak vrouwelijke amtenaren aangesteld worden; het baart mij zulk een vreugde, dat ik mij beijver, zooveel en zoo spoedig mogelijk ter kennis mijner landgenooten te helpen brengen, al wat er in deze in het buitenland geschiedt, opdat ook hier het middelbaar en hooger onderwijs aan meisjes voor goed geregeld worde niet alleen, maar tevens aan die onderwezen meisjes een bestemming gegeven worde overeenkomstig de verkregen bekwaamhedenGa naar voetnoot1). De regeering zal hierin voorgaan, wij twijfelen er geen oogenblik aan, en de tijd is niet ver meer, dat de kleinste gemeenten in post- en telegraafnet kunnen opgenomen worden - omdat het rijk in een goed vrouwelijk personeel amtenaren zal hebben aangekweekt, die voor minder bezoldiging aan meerder eischen voldoen. De Noordsche en de Zwitsersche telegraaf-administratiën (zie Gids 1871 no. 2), zoowel als de heer Scudamore in zijn verslag aan den postmeester-generaal, roemen om strijd het voortreffelijke van het vrouwelijk element in de telegraafdienst, zoodat weldra slechts weinig telegraafbesturen de verzoeking zullen kunnen weêrstaan, er de proef van te nemen. Ik herhaal het, dan zal de dag aangebroken zijn, waarop de meisjes zullen kunnen zeggen: ‘ziedaar een eervolle bestemming, die ons voor 't eerst het bewustzijn schenkt van het nut der veelgeprezen, doch door de meesten onzer tot heden onbegrepen meisjesscholen!’ - Juist zoo; immers de liefde voor kunst, wetenschap en verstandelijke ontwikkeling heeft onder de vrouwen haar honderden -, maar de fatsoenlijke armoede heeft er haar duizenden onder, want (de ijverigste vrouwenstandverheffer vergeet dit alligt het eerst): op den bodem dier kostelijke hoornen van overvloed ligt brood en eer! Zie, hierin verblijdt zich elk menschenvriend; hierop bouwt elk, die het welzijn en de verheffing der maatschappij beoogt, de stoutste verwachting voor de samenleving, die, wil zij gaarne met bloemkransen door vrouwenhanden doorvlochten zijn, dan ook haar tot steun en verheerlijking dient te wezen, zal de schoone verhouding van duur zijn.....maar ook, zal | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de schoone verhouding van duur zijn, dan moeten de vrouwen blijven, waar zij overeenkomstig haar waarde, dus goed zich bevinden; dan moeten de vrouwen worden, wat haar tot nu toe belet werd te zijn: in haar soort met den man gelijk gesteld; dan moeten die vrouwen, welke om haar soort geheel dreigen wegtevallen, worden opgeheven en dit alleen door onderwijs en opvoeding. Maar laat er, bid ik u, bij dit alles geen spraak zijn van emancipatie. Daar moge hier en daar, dus veeleer sporadisch en soms zelfs heel individueel, een voorbeeld worden gevonden van vrouwenverdrukking bij ons te lande (om ons bij Nederland te bepalen) - voorbeelden van mannenverdrukking zijn er evenzeer en in de zelfde mate. Welk man nu zal emancipatie van het juk der vrouwen eischen, zonder zich aan den spot der mannen bloot te stellen? Welnu, de emancipatie van de vrouw moet van dit standpunt beschouwd worden en daarom mag daar hier te lande geen spraak van zijn. Zoo menig verstandige vrouw spot met die leuze en met het volste recht. Het mancipium toch, waarvan bij zoovele volken vrijmaking wenschelijk ware, bestaat ten onzent niet, wijl de wet er welsprekend over zwijgt, zelfs daar, waar zij nog sporen draagt van oudere regtsbedeeling. Of zal men de uitspraak: ‘de vrouw is verplicht den man te volgen’ voor een mancipium houden? Dus daarvan bevrijding eischen? Ik vreeze zeer - ach, welk een misverstand zal dat geven, als de zaak tot grooter ontwikkeling is gekomen, dus ook haar fouten. Welk een spraakverwarring zal er ontstaan, als het aan den dag komt, hoe honderden vrouwen zich aan deze of gene uitlegging hielden! Uitlegging! Ziedaar, gij vrouwen, die het beste, het edelste bedoelt, ook uw Karybdis, ook uw Skylla: exegese. Het woord emancipatie had nooit uw leus moeten zijn. Van den beginne hadt gij het toen niets beteekenende woord angstvallig moeten vermijden: Ik bid u, doe het nog. Laat het niet meer in uw kolommen voorkomen, 't mogen dan Agatha- of Perk- of Storm-kolommen zijn. Uw leus is immers: onderwijs?...Zet dan uw vreedzame verschansingen om; geef aan uw bloemenmitrailleuses een andere rigting; het zal u in 't vervullen van uw roeping noch in uw streven verzwakken, integendeel zeer versterken. De emancipatieleuze leidt uw jongeren, die u niet begrijpen, tot minachting van mannen, tot ijdele zelfverheffing, waarin vergeten wordt dat juist samenwerking de kracht van bei- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den is. Wanklank was mij deze periode in No. 1 van Onze Roeping en droefenis verwekte zij in mij om haar noodlottige en zekere uitwerking: ‘Mogt het leed mij nog nauwer aan onze onderneming hebben verbonden en mij ten prikkel blijven om uitsluitend voor mijn taak te leven, vooral nu ik er werkelijk alleen voor sta!’ Ziedaar de taal der aanmatiging en tegelijk der onnoozelheid, gelijk ik meer en meer van de door mij gelaakte leus begin te vreezen. De vrouwelijke redakteur zegt dat, nadat 33 heeren en dames beloofd hebben, onder waarborg van hun naam, haar te zullen bijstaan, en zij zegt alleen te staan. De kritiek over de hulp der 33 kon nooit scherper zijn, om niet erger te noemen. Welk een genot, ‘zoo werkelijk alleen er voor te staan’, o heerlijke emancipatie! Ja, het genot moet groot zijn, maar niet zoo groot kan het zijn als het gevaar der bekentenis. Ik waarschuw ernstig tegen zulke wellustigheden.
De meisjes in alle standen moeten meer onderwezen worden. De meisjesscholen voor middelbaar onderwijs zullen haar in staat stellen om onderwijs te genieten in al die vakken van wetenschap, welke zij noodig zullen hebben om een betrekking te bekleeden. Haar bekwaamheid, die, wij hebben het in onze opstellen aangetoond, in zoovele opzigten die der mannen kan overtreffen, zal haar benoeming noodzakelijk maken; om haar mindere behoeften en haar meerdere naauwgezetheid zal zij gehandhaafd blijven. Niet dus de emancipatie baant haar den weg tot vrije bekleeding van eervolle posten, maar juist haar buigzaamheid en haar geschiktheid, - haar beantwoording aan de door mannen gestelde eischen. Laat de natuurlijke zwakheid der vrouw de magtige faktor harer waarde blijven.
's Gravesande, 1 April 1871. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over de vereenigde post- en telegraafdienst onder vrouwelijke amtenaren ten platten lande.Toen bij beschikking van den Minister van B.Z., d.d. 13 April 1850, No. 121, derde afdeeling B., een kommissie benoemd was van onderzoek: 1o. Of het belang van den staat medebragt, Telegrafen op 's rijks kosten aan te leggen en te doen bedienen; 2o. Of niet, in alle geval, een algemeen net van telegrafische lijnen voor het geheele rijk behoorde te worden ontworpen -, antwoordden de leden dier kommissie (van der Kun, Conrad, Wenckebach) o.a.: ‘Nederland, wij moeten het met leedwezen erkennen, heeft aan de ontwikkeling niet zoodanig deelgenomen, als men het regt had, van zijn ondernemingsgeest, van zijn gevorderde beschaving, van zijn rijkdom te verwachten. Slechts een linie van 83 mijlen is er tot stand gekomen door de zorgen der administratie van de hollandsche ijzeren spoorwegmaatschappij. Die verbindt de magtige koopsteden Amsterdam en Rotterdam onderling en met de steden Haarlem, Leiden, den Haag, Delft en Schiedam. Een linie van Amsterdam naar den Helder zal weldra door een maatschappij worden aangelegd. Een andere linie van Rotterdam langs den Briel naar. Brouwershaven is gekonsessioneerd en voor een linie van Rotterdam naar Antwerpen is konsessie aangevraagd. Ziedaar alles, wat tot heden in Nederland is gedaan, nadat in 1847 men er hier schoorvoetend toe overgegaan is om het oprigten van E.M. Telegrafen in beginsel toe te staan.’ Die kommissie verlangde: ‘Opening van een twintigtal kantoren, een post op de Staatsbegrooting van p.m. vier ton;’ zij drong er in de allereerste plaats op aan, dat de hoofdlijnen zouden worden aangelegd en bediend op Staatskosten. Na verloop van betrekkelijk korten tijd werd de voordragt dezer kommissie door den M.v.B.Z., den heer Thorbecke, bijna geheel gevolgd en Nederland, ook internationaal, in het genot der elektrieke gemeenschap gesteld, waarna in de wet van 7 Maart 1852 gezegd werd: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van staatswege worden E.M. Telegrafen aangelegd en onderhouden tusschen 's Gravenhage en de voornaamste steden, vestingen en havens van het rijk. ‘In andere dan de hierbij bedoelde plaatsen, welke aan bestaande lijnen gelegen waren, zijn van rijkswege telegraafkantoren gevestigd,’ onder voorwaarde, dat de gemeente zoude aanwijzen en op haar kosten in orde brengen een lokaal, geschikt voor een kantoor, hetwelk dan bij wijze van proefneming gedurende een jaar werd bezet om te zien of de kosten uit de opbrengst konden worden bestreden. Die kosten werden voor alle kleinere gemeenten geraamd op ƒ 1500 's jaars en voor kantoren met volle dagdienst op ƒ 2000 's jaars. Bleef de opbrengst beneden de kosten van onderhoud, dan nam de regeering het al of niet voortbestaan van zulk een kantoor in overweging, tenzij de betrokken gemeente zich verbond om het ontbrekende jaarlijks aan te vullen. Hiermede nu was de grondslag gelegd voor het telegrafisch verkeer onzes lands. Den 29sten December 1853 werd de kommissie ontbonden onder dankzegging voor de gewigtige diensten door haar aan het vaderland bewezen. Een lid der kommissie, de heer E. Wenckebach te Amsterdam, werd benoemd tot IngenieurGa naar voetnoot1) der Telegrafen. De telegrafie werd een onderdeel der 6e afdeeling van het Ministerie van B.Z. onder den Referendaris Staring, zoodat zij van nu aan, evenals de Waterstaat, een voorwerp van staatszorg, een tak van staatsbeheer was. Zij kon dus niet langer worden aangemerkt als een spekulatie van ondernemers zonder voldoenden waarborg, maar als een tak van nijverheid, die zich ten bate der bevolking ontwikkelen zou onder de bescherming der regeering. Zij erlangde binnen korten tijd, door een veerkrachtige leiding, dusdanige sterkte en uitbreiding, dat hèt kantoor te Amsterdam voor het buitenland onmisbaar werd. Londen seinde naar Europa en het oostelijk halfrond der aarde over Amsterdam, waar, om de degelijke administratie en een keur van telegrafisten, de gewigtige handelscorrespondentie tusschen het oosten en het westen het veiligst geacht werd. Nederland werd een belangrijk lid van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
duitsch-oostenrijksche Telegraafvereeniging, die dan ook in 1861 haar jaarzitting binnen 's Gravenhage hield. Zoo is er voor ons land een eerbiedwaardige stelling in het Europeesch telegraafnet verworven en ieder Nederlander, die deze korte schets van den gang der zaak heeft willen volgen, gevoelt zich dankbaar gestemd jegens ons Telegraafbestuur, dat met zulk een krachtige hand de moeilijkheden uit den weg ruimde, onvermijdelijk aan zulken geheel nieuwen tak van toegepaste wetenschap verbonden.
Zoodra onder het ministerie Heemskerk, buiten de volksvertegenwoordiging om, het binnenlandsch tarief voor een enkelvoudig telegram op dertig cent was gebragt, en aan den eisch van borgtogt, door de gemeente te stellen, niet meer zoo de hand werd gehouden, ontstond er onder de Burgemeesters letterlijk een harddraverij om telegraafkantoren. Er schenen, ten gevolge van de tariefvermindering, behoeften te ontstaan die de Regering niet voorzien had, integendeel had zij gemeend, de geheele seinende natie op eenmaal door dien maatregel te bevredigen. Nu hadden de minister Heemskerk en zijn opvolger Fock geen van beiden een steenen hart voor populariteit. Beider ligtbewogen gemoed werd aangedaan door een quasi-industrieëlen drang, waarbij door hen niet altijd onderlinge ijverzucht der burgervaders van waarachtig gemeentebelang werd onderscheiden. Beiden waren verbaasd en verblijd over de ontwikkeling van handel en nijverheid in de afgelegenste dorpen en gaven de gevraagde kantoren, d.w.z.: vervulden de elektrieke wenschen der burgemeesters zonder door al de beslommering van staatszorgen heen te bevroeden dat de behoeften meerendeels slechts voorgewende waren. Al ras bleek dan ook, dat de meeste nieuwe kantoren, finantieël beschouwd, een lastpost waren voor het rijk, daar zij de onkosten op verre na niet dekten - en tegelijk een oorzaak van bezorgdheid voor het telegraafbestuur over de aldaar geplaatste amtenaren, die er niet vonden waar zij het hoofd zouden nederleggen. Er moesten derhalve maatregelen genomen worden om de zwarigheden op te heffen, die zich bij het oprigten van telegraafkantoren in kleinere plaatsen voordeden, en de regten niet te miskennen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die enkele van zulke gemeenten inderdaad mogten hebben op telegrafische gemeenschap. Men wilde zelfs die regten zooveel mogelijk overal laten gelden, mits zij niet op het nadeel van de schatkist uitliepen. Nadat er door de volksvertegenwoordiging herhaaldelijk was gewezen op de noodzakelijkheid om zooveel mogelijk post- en telegraafdienst te vereenigen, verscheen er den 23sten Aug. 1869 een Koninklijk besluit, hetwelk, ‘overwegende hoe door de vereeniging der administratiën van de posterijen en van de rijkstelegrafen onder één departement van algemeen bestuur, vereenvoudiging en besparing van uitgaven en bovendien verkregen zou kunnen worden dat zonder overwegend bezwaar voor 's rijks schatkist in kleinere gemeenten rijkstelegraafkantoren gevestigd werden,’ de overbrenging gelastte van de administratie der telegrafie uit het Ministerie van B.Z. naar dat van Finantiën. Den 26sten December daaraanvolgende werd die overgang verder bij Koninklijk besluit geregeld, echter nog alleen voor zoo ver de inrigting van het hoofdbeheer betrof en zonder nog tot plaatselijke maatregelen over te gaan. Hiertoe strekte het Koninklijk besluit van 17 Febr. 1870, No. 13, hetwelk in zijn eerste artikel zegt: ‘Tot vereeniging van kantoren der posterijen en der telegrafie onder het beheer van één amtenaar, hoofd van het vereenigd kantoor, wordt zooveel mogelijk overgegaan in plaatsen, waar aard en omvang der dienst bij de eene en de andere inrigting de vereeniging toelaten, en waar zij in de praktijk tot besparing van personeel of tot andere voordeelen in het belang der schatkist of van de dienst in het algemeen zal kunnen strekken.’ In het tweede artikel handelt dit besluit over den titel; in het derde over de magt, die de minister van Finantiën heeft om in een gemeente òf den postman òf den telegraafdirekteur aan het hoofd van het vereenigd kantoor te stellen. Artikel 4 bepaalt de bezoldiging - een belangrijk punt - en luidt: ‘De direkteuren der postkantoren, die tevens met het beheer van een telegraaf kantoor worden belast, en de direkteuren der telegraafkantoren, die tevens met het beheer van een postkantoor of een hulpkantoor der posterijen worden belast, genieten boven de bezoldiging in de betrekking, die zij bekleeden, een aanvullingstraktement, dat in geen geval de som van ƒ 500 's jaars mag te boven gaan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dien onverminderd kan hun mede door onzen voornoemden Minister een schadeloosstelling voor kantoorkosten, de som van ƒ 300 's jaars niet te boven gaande, alsmede in voorkomende gevallen een schadeloosstelling voor huis- of lokaalhuur worden toegelegd. Zij nemen voor het aanvullingstraktement mede deel in het Algemeen Burgerlijk pensioenfonds.’ Artikel 5 bepaalt de bezoldiging der ondergeschikte amtenaren en het 6e of laatste artikel regelt het geven van onderrigt door amtenaren der beide administratien op de vereenigde kantoren. Ziedaar reeds een krachtig begin, dat bij Koninklijk besluit van 17 Augustus 1870, No. 1 (Staatsblad No. 153), even krachtig werd voortgezet door de navolgende bepalingen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 1.In plaatsen, niet verder dan 5 kilometers van een rijkstelegraaflijn gelegen, en waar geen telegraafkantoor van eenige bijzondere onderneming bestaat, kunnen, in vereeniging op den voet van ons besluit van den 17den Februari 1870 (Staatsblad No. 32) met het kantoor der Posterijen, Rijkstelegraafkantoren worden gevestigd onder de navolgende voorwaarden en bepalingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikel 2.In plaatsen waar de vereeniging van post- en telegraafdienst bezwaar ontmoet, kan een afzonderlijk telegraafkantoor worden gevestigd, onder de voorwaarden en bepalingen in artikel 1 gesteld, met dien verstande, dat de lokalen voor de telegraafdienst kosteloos door de gemeente worden verstrekt en onderhouden, terwijl voor de woning van den amtenaar van rijkswege een billijke huur zal worden voldaan, en voorts, dat de kosten van instandhouding van zoodanig telegraafkantoor op twaalfhonderd gulden 's jaars worden gesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikel 3.Onze minister van Financiën bepaalt, waar de telegraaflijnen worden aangelegd en in welke plaatsen door het rijksbelang de vestiging of instandhouding van telegraafkantoren, zonder waarborg van een minimumopbrengst door de gemeente, gevorderd wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikel 4.De bestaande rijkstelegraafkantoren, niet vallende in de termen van art. 3, kunnen worden opgeheven, ingeval de gemeente niet verlangt, zich te verbinden tot aanvulling, voor het vervolg, van een maximumopbrengst, op den voet als in artt. 1 en 2 is voorgeschreven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Artikel 5.Dit besluit treedt in werking met den 1en Januari 1871.
Hiermede is de zaak waarlijk niet schoorvoetend aangevat maar met het vol bewustzijn van de noodzakelijkheid, dat de gemeenten zelven moeten betalen, zullen zij er belang in stellen. Een gemeentebestuur ten platten lande wil wel gaarne een telegraafkantoor bezitten, maar niet altoos even gaarne er voor betalen. De hier aangehaalde wetten dragen de onmiskenbare blijken van de wetenschap, die de regeering aangaande deze gemeentelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neigingen bezit. Zij weet, dat zoo één enkele magt in het land haar zou bemoeilijken in het uitbreiden van het telegraafnet over de geheele oppervlakte des lands, de gemeenten die magt zouden zijn. Want, behoudens andere vormen, staan zij tegenover de regeering nog altoos als vroeger de Schieringers en Vetkoopers onderling. Zij komen bij alle gelegenheden in verzet tegen het gouvernement. Dit wordt thans afgesneden op de redelijkste wijze in zake de telegrafie. Vroeger bedroeg de borgtogt 2000 of 1500 gulden, tans slechts 1200 of 800, zoodat de voorwaarden veel milder zijn geworden en voor de lokalen, die de gemeenten ten genoegen van den minister van Finantiën voor de vereenigde administratie van den amtenaar moeten aanwijzen, erlangen zij jaarlijks een vergoeding van twee honderd gulden. Zij hebben dus niets meer te eischen. Een gemeente die post- en telegraafdienst vereenigende acht-honderd gulden opbrengt, behoeft dus alleen - en dan nog tegen bovengenoemde vergoeding - voor gebouwen te zorgen. Want met de amtenaren heeft de gemeente niets te maken. Deze weldadige regeling bij de wet ontzegt aan de gemeentebesturen allen invloed op deze gewigtige betrekking en wijst den amtenaar op stellige wijze zijn standpunt aan als rijksvertegenwoordiger, die zich alleen aan de regeering te verantwoorden heeft. Wij hopen dat deze wet, trots alle bezuinigingsmaatregelen, steeds moge gehandhaafd blijven op dit punt, daar het de hoeksteen is van het openbaar vertrouwen in de vereenigde administratie. Wij hopen het met aandrang, vooral tegenover de aanmerkingen, die hierop van vele zijden gemaakt zijn, o.a. door den schrijver der Brochure: Het Koninklijk besluit van 26 December 1869, No. 9 etc. ‘bij Gebr. Belinfante, den Haag. Daar staat op bladzijde 13 en verder ter aanprijzing van gemeente-telegrafisten: ‘Van deze lieden behoeft men geen groote bekwaamheden te eischen; het examen kan veel gemakkelijker zijn dan voor surnumerair bij de posterijen of voor leerling-telegrafist. Na een goed afgelegd examen oefent men hen in de telegrafie en stelle ze daarna eenigen tijd werkzaam op een klein postkantoor. Vervolgens kunnen zij benoemd worden tot directeur van een vereenigd post- en telegraafkantoor op een kleine plaats. Men geve hun een tractement van 5 à 6 honderd gulden 's jaars. - Wanneer de administratie aan deze klasse van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ambtenaren geen bezwaren in den weg legt om de eene of andere betrekking van een gemeente- of polderbestuur bij hun ambt waar te nemen, dan kunnen zij op het platte land een behoorlijk bestaan vinden en dikwijls veel nut stichten.’ Werd aan deze wenken gehoor verleend, dan zou de regeling, waardoor de direkteur van alle gemeentelijke invloeden onafhankelijk blijft - en die wij weldadig voor het krediet der administratie hebben genoemd, al haar kracht verliezen. De burgemeester, de eerste de beste polderschout, hij mogt dan schieringer of vetkooper van geloof zijn, werd de patroon des direkteurs, de patroon der administratie. Daarom is dit, naar ons beste inzien, de verkeerde weg ter bezuinigingGa naar voetnoot1). Het middel hiertoe, en dat tegelijk de administratie handhaaft in haar zelfstandigheid, ligt in de opleiding van vrouwelijke amtenaren. Indien het slotartikel der 17e-Februari-wet daarheen mogt strekken, dan zou het niet langer noodig zijn zich stomp te denken op een corps afzonderlijke amtenaren voor de vereenigde administratiën ten platten lande, een corps van bedenkelijk allooi in der haast samengesteld; dan zouden de aspiranten kunnen blijven beantwoorden aan de ministeriëele beschikking van den 29sten December 1859, No. 186, zesde afdeeling; een wet, waaraan de telegrafie hier te lande haar hoog standpunt in het internationaal verkeer voor een groot deel heeft te danken. Het middelbaar onderwijs, dat tans reeds hier en daar aan meisjes wordt gegeven, doet het gegronde uitzigt koesteren, dat het ook amtenaren aan den Staat leveren zal, - jonge lieden in gehalte gelijk staande met die waaruit nog steeds het telegrafisten-corps, ondanks alle bezuinigingswoede, wordt aangevuld. Op deze wijze wordt een degelijk personeel behouden en een gewenschte bezuiniging verkregen tevens, omdat de vrouwelijke amtenaren (dit bevestigen de Skandinavische telegraafbesturen met nadruk) minder behoeften hebben dan de mannen-telegrafisten. De meisjes nemen dus, in ruil voor de zelfde mate van bekwaamheden als de jonge mannen, de zelfde betrekking tegen minder bezoldiging aan. Zoo gaat de bezuiniging haar gang langs den natuurlijksten weg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ter wereld, terwijl zij daarentegen volgens de aangehaalde brochure - hoevele finantiëele waarheden die overigens bevatten moge - zeer onnatuurlijk en slechts ten koste van den goeden naam der administratiën zou verkregen worden. De gemeente, waarin ik woon, geeft 250 gulden 's jaars, benevens vrije woning en brandstof, aan haar bewaarschoolhouderes. Dit komt welligt menige mejuffer Aletta Huyck schraal voor nogtans worden er meisjes gevonden, die reden hebben om deze betrekking aan te nemen. Naar deze verhouding nu mag men 't gerust er voor houden, dat de betrekking van direkteur van het vereenigd post- en telegraafkantoor voor het dubbele of drievoudige gaarne zal aanvaard worden door meisjes, die den kurzus van middelbaar onderwijs hebben afgelegd. Ziedaar dan een direkteur van degelijke opleiding verkregen voor een bezoldiging zoo gering, dat zij zelfs den heer van Wassenaer Catwijck zou doen watertanden. (Zitting der Staten-Generaal 24 November 1869.) Zeer zeker dus voor minder dan een mannelijk amtenaar ontfangt, zou men keur hebben van flink onderwezen ontwikkelde meisjes - naast de onschatbare voldoening, dat er weder een nieuwe eervolle loopbaan was geopend voor zoo menig meisje uit den beschaafden stand, dat tans vergeefs poogt in haar onderhoud te voorzien - niet alleen, maar dat dikwijls haar moeders gezin zou tot steun dienen te zijn. Wie herinnert zich niet de goevernante van den ouden heer Smits: ‘o, dat is niemand!’ Die kennismaking alleen is genoeg voor elk, wie 't vermag, deze slavendienst te verligten, door het open stellen van een even fatsoenlijken maar zeker zelfstandiger werkkring. Maar ook dan als die belangstelling in het lot der nederlandsche vrouw den staatsman ontbrak, - ook dan als hij enkel het belang der dienst op het oog had, zou hij onmiddellijk tot den voorgestelden maatregel overgaan. Arme predikantsweduwen, met kinderen vooral; amtenaarsdochters; wel opgevoede weezen uit fatsoenlijke familiën mogen geacht worden, de aangewezen personen te zijn om de vereeniging van post- en telegraafdienst in kleine gemeenten op den duur mogelijk te maken, en aan die vereenigde administratie, als een eervol en nuttig amt, een toekomst te verzekeren. Wat zou er tegen zijn? Het staat zoo vast als een Koninklijk besluit dat onze Regeering het met de vereeniging van post- en telegraafdienst in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kleinere gemeenten ernstig meent. Kent zij niet, in de wet van 17 Febr., zelfs een aanvullingstraktement toe van ƒ 250 tot ƒ 500 aan den amtenaar, die de vereenigde diensten waarneemt? Gesteld dat een kommies der posterijen of een telegrafist, voor deze dienst bekwaam gemaakt, achthonderd gulden traktement heeft, dan kan hij, als vereenigd post- en telegraafdirekteur, op 1050 gulden aanspraak maken. Nu bewijst elk examen voor leerling-telegrafist in ons land, dat het gehalte der mededingers steeds minder voldoet. De kommissie, teregt bij haar onderzoek vasthoudende aan dat programma van 1859, waaraan zij zooveel degelijke amtenaren te danken heeft, wijst de jonge lieden af, liever dan te dalen tot een personeel, dat over enkele jaren niet meer in staat zal zijn om de nederlandsche telegrafie in al haar omvang te handhaven. Er ontstaat alzoo langzamerhand gebrek aan goede amtenaren in al de rangen der administratie. De jonge lieden, die den vijfjarigen kurzus der hoogere burgerschool hebben afgelegd, kunnen zonder nader onderzoek tot leerling benoemd worden, maar hiervan wordt niet zulk een druk gebruik gemaakt als men van de betrekking zou mogen verwachten. Vermoedelijk achten de ouders of voogden dezer jongelingen de bezoldiging, aan de verschillende rangen verbonden, niet in evenredigheid met de kosten der opleiding; welligt ook vinden zij den post, hoe onafhankelijk overigens, nog niet fatsoenlijk genoeg; het is mij bij ondervinding gebleken, dat de betrekking van vereenigd post- en telegraafdirekteur voor ouders van hoogere-burgerscholieren, tot heden nog met een mésalliance gelijk staat. Ik zeg: tot heden; handhaaft het telegraafbestuur gestreng de examina van 59, dan zal ook dat vooroordeel verdwijnen. - Maar wat ligt er, met het oog op het meer en meer toenemend middelbaar onderwijs voor meisjes, voor de hand om in dit gebrek te voorzien? Immers, dat die meisjes, na genoten onderwijs en van goede getuigschriften (liefst van hun wijkpredikanten) voorzien, de aangewezen personen zijn om van het bestaande vooroordeel van kastelievende ouders partij te trekken?....De schoone plaatsen in de plattelandsgemeenten te bezetten, die jonge heeren minachten, maar die voor haar een uitkomst, een gewisse toekomst zijn? ‘Ja maar, zegt de een of andere heer alarmist, afgezien nog daarvan, dat die blauwkouserij mij verschrikkelijk tegenstaat, - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de volksgeest ten onzent is niet voor vrouwelijke amtenaren.’ Ik meen echter, dat de proef nog niet genomen is, zoodat de volksgeest ten onzent nog niet in de gelegenheid was om zich hierover te uiten; en in het algemeen worden hier de maatregelen, in het buitenland tot het door ons voorgestelde doel genomen, veeleer toegejuicht dan afgekeurd. ‘Ja maar, het publiek heeft nog niet zoo met de traditie gebroken, dat het zijn geheimen aan een vrouw toevertrouwt.’ En welken oorsprong, welke waarde wordt nog door verstandige menschen aan die onregtvaardige overlevering toegekend? mag ik op mijn beurt vragen. Steekt er ernstige waarheid in, dan kan die slechts ten laste komen dergenen, welke meisjes en vrouwen geen meerdere deelneming in degelijke zaken, geen hoogere werkzaamheden waardig keurden dan tot nu toe in den regel haar deel was. Want gesteld dat zij inderdaad zich ongeschikt hebben betoond om geheimen te bewaren, - wat hadden zij gewigtigers te doen dan die te verklappen? Wat middel schiet haar over, die gewoon zijn, een ondergeschikte rol te spelen, soms zelfs niets te zijn, dan een geheim kennende, zich daardoor een oogenblik den glans van beteekenis en gewigt te verschaffen? Dit zwak hebben ook meermalen mannelijke slaven getoond. Geef aan de beschaafde vrouw zelfstandigheid, ernstige bezigheid, openbare verantwoordelijkheid, en zij zal evenzeer, en zonder meer vrees voor de bedreigde straf dan elk ander, haar eed houden als de getrouwste mandarijn. Ach, het kristendom zelfs bezit nog niet genoeg in haar volle waarde erkende vrouwen - hoe zouden wij haar dus kennen en waardeeren kunnen, wij, kristenen! Wat de zwarigheid van verplaatsing betreft, waarmede enkele europesche telegraafbesturen te kampen hebben gehad, die is, geloo ik, niet gewigtig genoeg om als grond van verwerping van het vrouwelijke-amtenaren-stelsel te mogen worden aangevoerd. Verplaatsing toch is veelal een gevolg van ondoeltreffende plaatsing. Er moet daarom, vooral bij vrouwelijke amtenaren, goed op de juiste plaatsing gelet worden; kunnen zij dáár gevestigd worden, waar zij 't liefst zouden blijven, dan zijn de moeilijkheden, aan haar verplaatsing verbonden, voor het vervolg vermeden. Laat ons echter niet te ver gaan op het gebied der adminis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tratie; genoeg, als wij zoo goed mogelijk hebben aangetoond, hoe de vereeniging van post- en telegraafdienst ten platten lande alleen haar vol beslag kan erlangen door vrouwelijke amtenaren daartoe op te leiden. Wij vertrouwen, dat de regeering, den maatregel beproevende, op den besten weg is om binnen weinige jaren de zuinigheidsapostelen tevreden te stellen en het éénig afdoend antwoord op hun klagten te hebben gegevenGa naar voetnoot1).
's Gravesande, 21 April '71. |
|