Brief van Bilderdijk aan prof. H.W. Tydeman.
Amicissime!
Hierbij gaan de papieren, op gisteren of eergisteren ontfangen, terng, t.w.
1o. het Utrechtsche pasquil met de infaam slechte kopy van een beuling die nog niet lezen kan; en wiens in het oogloopende domme misvattingen op te teekenen, my meer moeite gekost heeft dan 't prul waardig is. Laat toch dien ezel nooit weêr een pen opnemen om iets af te schrijven!
2o, 't zotte ding over de handteekening-namaaksels, die geen nog niet ver-Moft en harsenloos schepsel ooit fac-similes noemen zal; maar waarvan de naam bij ons Rechtsgln. altijd copie figuratif is geweest.
Zoo elk verstandig man, die weet wat schrijven en wat doortrekken is, niet overtuigd moest zijn, dat geen doortrek ooit den geest van den letter kan overbrengen, en zulk een werk derhalve al dengene, die uit het schrift tot den man besluiten kan, misleiden moest en den grootsten genie voor een botterik doen houden, zoo zou nog de fraaie redeneering van den ondernemer op pag. 4 van zijn prospectus genoeg moeten zijn, om den Ezel pak en stok op den rug te leggen, en naar den stal te schoppen.
Zie daar wat ik u melden kan. Och (kan het zijn) verschoon mij op een anderen tijd van zulke infrabestialische uitsloveryen der gekken; in caeteris salvâ alle dienstvaardigheid der vriendschap. Vale!
T.T.
(geteekend) Bilderdijk.
Dec. 1823.