Een brief van Bilderdijk aan prof. H.W. Tydeman.
Na diens bekrooning, door het Zeeuwsch genootschap in 1821, voor zijne prijsverhandeling Over de Gilden.
Amicissime!
Men vertelt my daar, dat de geheele wereld uw huis afloopt, om U te feliciteeren; ik wil dan ook niet achterblijven, en hetzij het met uw podagra, of met uwe betering daarvan, of met iets anders is, Geluk! en dit driedubbeld! en uit ganscher hart!
Nu zegt men my dat het wegens een prijs is - uit de Lotery dan? Ook goed, geld zonder zegen is niets waard, en dus geluk daarby!
Maar daar komt het op een prijs neder, U door eene of andere Maatschappy toegewezen. Zoo het u wel is, my ook, schoon ik er U te veel achting voor toedraag om niet te begrijpen dat de eer aan dat lichaam is, en niet aan U. Ik feliciteer U derhalve met Uwe condescendance, voor dit Tribunaal van opgeworpen wijsheid betoond, en de uitoefening van de Christelijke deugd daarin opgesloten.
Meld my toch eens hoe Gy vaart, en of wy elkander nog op deze wereld weêrom zullen zien? Ik begin er nu hard aan te twijfelen. Vaarwel inmiddels, vaar beter, vaar best, en geloof my steeds
T.T.
(geteekend) Bilderdyk.
Saturdag morgen 2 ure.