Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869
(1869)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Mirabeau.Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 2]
| |
Na zijnen dood, niet het minst in den laatsten tijd, is in een groot aantal geschriften over hem gehandeld en ook in Nederland is hij niet onbesproken gebleven. Dr. EngelbregtGa naar voetnoot1) heeft eene nieuwe bijdrage tot dit onderwerp geleverd door het uitgeven van een werk, waarin voornamelijk wordt behandeld het verblijf van Mirabeau in Nederland, en zijne in 1777 te Amsterdam plaats gehad hebbende gevangenneming. Met vermelding van zoovele bijzonderheden als het bestek toeliet, heeft de heer Engelbregt een overzigt gegeven van dien veelbewogen levensloop, waarvan ook een gedeelte in Nederland werd doorgebragt; uit verschillende bronnen heeft hij het meest belangrijke daaromtrent opgespoord, en in boeijenden onderhoudenden stijl medegedeeld. Het portret van Mirabeau ons op bl. 2 gegeven, die beschrijving van terugstootende leelijkheid, door hem dienstbaar gemaakt, om ontzag of vrees aan te jagen, doch waarin men toch iets geniaals moest erkennen, is zoo natuurlijk, zoo duidelijk, dat men zich dien zonderlingen woestaard zeer goed kan voorstellen. ‘Quand je secoue ma terrible hure, il n'y a personne qui osât m'interrompre,’ was eene uitdrukking, die hij meermalen bezigde en die genoeg aantoont hoe hij zelf over zijn uiterlijk dacht, een uiterlijk dat hij wel eens beschreef als te gelijken op eenen door de pokken geschonden tijger. Zijne ‘crinière de lion,’ zijn vreesselijk pokdalig gezigt, zijne zware wegslepende stem, zijne grenzenlooze brutaliteit, dat alles te zamen oefende op zijne hoorders eenen vreemden doch onweêrstaanbaren invloed uit, welke invloed door hem niet zelden werd gebruikt en zelfs misbruikt. De heer Engelbregt geeft ons een zeer geleidelijk overzigt van de omgeving van Mirabeau als kind, van den kring waarin hij zijne opvoeding genoot, of liever niet genoot, daar zijn vader hem zeer weinig opvoeding verschafte en er een genoegen in schepte om zijne kinderen, inzonderheid den leelijken Honoré, als vijanden te plagen en te vervolgen. Vreemder persoon dan dien vader, den markies van Mirabeau, kan men zich moeijelijk voorstellen. Als schrijver van een groot aantal huishoudkundige en philantropische werken had hij zich algemeen den bijnaam verworven van ‘l'ami des hommes,’ hetgeen niet belet dat een tijdge- | |
[pagina 3]
| |
noot hem noemt: ‘l'ami des hommes en genéral et l'ennemi juré de sa famille en particulier.’ Die zonderlinge vader luchtte zijn hart aan zijnen broeder - den ‘bailli de Mirabean’ - in eene nagenoeg dagelijksche briefwisseling. In de ‘mémoires,’Ga naar voetnoot1) van Mirabeau, een werk, dat allen lof verdient en dat ook door den heer Engelbregt wordt vermeld, als de voornaamste en meest geloofwaardige bron waaruit hij geput heeft, wordt van die briefwisseling, die in andere werken meer in haar geheel is medegedeeld, een ruim gebruik gemaakt. Een van de voornaamste middelen welke de markies bezigde, om zijne kinderen te straffen en om ‘eet animal fougueux,’ zooals hij Honoré noemde, te beletten dwaasheden te doen, schulden te maken en zijnen naam te bezoedelen, was om hem gevangen te zetten, waartoe de door zijn crediet voor hem verkrijgbare lettres de cachet hem in staat stelden. Niet minder dan zeventien malen werd dat middel op dezen zoon - door hem beschreven als: ‘un scèlérat laid comme le neven de Satan’ - toegepast. Zoo als ook door den heer Engelbregt is nagespoord, vergenoegde de markies zich echter niet met dit expedient, om zich van den gehaten zoon te ontdoen en zag hij om naar meer afdoende middelen, ten einde de tot zijn spijt niet beschikbare ‘prison perpétnelle’ te vervangen en Honoré voor goed van het tooneel te doen verdwijnen. Lucas de MontignyGa naar voetnoot2) deelt ons mede, dat hij in 1777, tijdens de vlugt van zijnen zoon naar Nederland, voor de derde maal er over dacht, om dien ‘miserable’ te doen overbrengen naar de Hollandsche koloniën. In eenen, gedeeltelijk door den heer Engelbregt aangehaalden brief, van 9 Julij 1777 aan den bailli, - welke hier wordt medegedeeld, als eene proeve van 's mans stijl en redeneertrant, - schrijft hij: ‘J'aurais voulu qu'il fut possible de livrer ee misérable aux Hollandais, pour l'envoyer aux colonies à Museade,Ga naar voetnoot3) d'où il ne sortirait de ses jours, car on n'en sort pas (sic). S'il se faisait pen- | |
[pagina 4]
| |
dre, ce serait incognito; car enfiu nous sommes tous mortels; et après toi et moi, s'il nous survit, il lui reste assez de raison pour ne pas être mis aux Petites-maisons et assez de folie et de scélératesse, pour flétrir le nom qu'il porte. J'avais même interessé des puissancesGa naar voetnoot1) an parti des Grandes-Indes; la réponse a été pourtant que cela re se pouvait que pour de très jeunes gens, non mariés, et comme sans aveu.Ga naar voetnoot2) Je l'ai done fait clorre, mais contre l'avis de tous, qui voulaient que je le laissasse se faire son sort, refrain éternel; ma conscience, que je sonde tous les jours devant Dieu sur ces gens là, ma conscience me disait qu'indépendamment des crimes qu'il va semant comme la paille, ce sort serait, finalement, de se faire rouer sous notre nom; et ce n'est pas pour souffrir cela, que nos pères nous l'ont transmis avec ses avantages: que bientot il retomberait sur moi et les miens, de tout le poids de son intrigue, de son fatal talent, de son age, de ses moeurs, de sa scéleratesse, de l'argent de ses dupes, de l'appui de ses dignes consorts, en cette ville où toutes les folies et assassinats moraux et physiques sont hautement emancipés. Ainsi donc, quant à celui là, et sauf le temps qui, par malheur, couvre et minore tont, sauf aussi les sots qui disent: le roi ne veut point de prisons perpétuelles pour raisons de famille; tout an plus se les permet-il pour raisons d'état, mon plan est fortement arreté, c'est que l'autorité seule et moi, nous sachions où il sera, et qu'à ma mort un billet cacheté l'apprenne à mon substitut.’ In een libel in 1777 door Mirabeau gedurende zijn verblijf in Nederland tegen zijnen vader uitgegeven, en dat door zekeren advocaat Groubert de Groubenthal onderteekend was, worden allerlei klagten tegen de gruwzame en willekeurige handelingen van den vader aangeheven. De jonge Mirabean had daarin ten sterkste de partij getrokken van zijne moeder, welke toen ook opgesloten was in een klooster, in afwachting van den uitslag van een proces tot scheiding. Toen later eene voor hem noodige verzoening met den markies dreigde af te springen op diens gegronde verontwaardiging over dat libel, erkende hij | |
[pagina 5]
| |
daartoe gedwongen, dat hij dat werk bad zamengesteld, maar verontschuldigde zich met de zonderlinge verklaring, dat dit in dronkenschap was geschied. ‘Ajoute,’ schrijft hij aan zijne zuster, door wier tusschenkomst de verzoening tot stand zou komen, met eene ondenkbare onbeschaamdheid ‘qu'en exposant ce qui m'a fait écrire ce détestable libelle, je n'ai point prétendu me justifier, ni même m'excuser; que je sais, que je sens combien le propos dénoncé et certifié était peu vraisemblable; combien je devais me sonvenir que rien n'était plus éloigné du caractère de mon père que de diffamer les siens, mais enfin j'etais ivre; je dis cela parceque cela est vrai, et je gènus.’Ga naar voetnoot1) In dat libel nu geeft Mirabeau ook zijne diepe verontwaardiging te kennen over een vroeger voornemen van zijn' vader, om hem reeds in 1768 voor straf naar eene Hollandsche kolonie te zenden. Hij schrijft daar het volgende, aan zijn vader: ‘Vous m'avez avoué, dans une de vos lettres, que vous aviez été au moment de m'envoyer aux colonies Hollandaises, lors de ma détention à l'ile de Rhé; ce mot fit une profonde impression sur moi, il a profondement influé sur le reste de ma vie.’ Op eene andere plaats leest men nog in eenen brief van den markies: ‘Vons jugez bien que si le bailli le condamne, il scra tiré de là. Oui, mais pour aller mourir a Surinam.’ Dit voornemen schijnt spoedig opgegeven te zijn, althans hij bleef gedurende anderhalf jaar in deze gevangenis op het eiland Rhé, tot dat hij in 1770 als luitenant der infanterie met eene expeditie naar Corsica werd gezonden.Ga naar voetnoot2) Mirabeau was in 1768, toen hij met die verbanning werd bedreigd, 19 jaar oud,Ga naar voetnoot3) en reeds sedert eenigen tijd luitenant bij het kavallerie regiment van den zeer strengen kolonel markies de Lambert. Eene desertie en een liefdesavontuur hadden hem zijne eerste lettre de cachet en de opsluiting op het eiland Rhé, op den hals gehaald. | |
[pagina 6]
| |
Het is ons niet gebleken op welk tijdstip nogmaals door den strengen vader het voornemen was opgevat, om den jeugdigen losbol naar eene Hollandsche kolouie te verbannen. Dat het trouwens niet alleen tegen zijnen zoon Honoré was, dat de markies het middel van opsluiting bezigde, blijkt uit eenen zonderlingen brief aan zijnen broeder den bailli, van 26 Maart 1778,Ga naar voetnoot1) waarin hij ter zake op deze wijze zijn hart lucht geeft: ‘Puisque le tribunal de famille n'existe plus, il faut avoir recours, pour chatier des enfans criminels, au despotisme barbare des lettres de cachet, plutot qu'aux lentes formalités d'une avengle et pédantesque justice....Je sais que je suis, à les en croire, le Néron du Siècle; que les femmes veulent me traiter comme nu Orphée, et les avocats comme Romulus; mais que m'importe? Si j'étais sensible au toucher, il y a longtems que je serais mort....Ainsi donc je fais face, car si on leur tournait le dos, ils sauraient diablement charger l'arrière-garde. An fait, je voulais gagner mon procès, je l'ai gagné; je voulais faire clorre ces folles, elles le sont;Ga naar voetnoot2) je voulais faire enfermer ce forcené, il l'est.Ga naar voetnoot3) Il y a quatre jours que je rencontrai Monpezat, que je n'avais vu depuis vingt ans, et dont la sottise s'attira une bonne provençalade: Votre proces, me dit-il, avec madame la Marquise est il fini? - Je l'ai gagné. - Et où est-elle? - Au couvent. Et monsieur votre fils, ou est-il? - Au couvent. - Et madame votre fille de Provence? - Au couvent - Vous avez donc entrepris de peupler les couvents? - Oui monsieur et si vous étiez mon fils, il y a déjà longtemps que vous y seriez.’ Waar iemand zich zelf zoo meesterlijk beschrijft, is veel toelichting omtrent zijn karakter en de practische waarde van zijnen bijnaam l'ami des hommes, overbodig. Na de terugkomst van Honoré uit Corsica, alwaar hij voor het eerst letterarbeid verrigtte, door het schrijven van eene geschiedenis van dat eiland, welke echter niet afgewerkt of uitgegeven is, bragt hij korten tijd bij zijnen oom, den bailli, op | |
[pagina 7]
| |
het kasteel van Mirabean door. Den 22en Julij 1772 huwde hij met Marie Amelie de Covet, de eenige dochter van den schatrijken markies van Marignane en woonde toen korten tijd te Aix, doch maakte daar eenige schulden, waarnit zijn vader aanleiding vond nog eens eene ‘lettre de cachet’ te bemagtigen, waarmede hij eerst naar het kleine stadje Manosque werd verbannen en later, ten gevolge van eene uitdaging en daarop gevolgd proces, op het kasteel d'If werd gevangen gezet. In dezen tijd werd door hem, behalve een aantal memorien en geschiedkundige geschriften van minderen omvang, zijn eerste groote werk zamengesteld, namelijk het ‘Essai sur le despotisme,’Ga naar voetnoot1) waarvoor de grond moet gezocht worden in den, door de ongehoord strenge behandeling, bij hem opgewekten wrevel. Den 25sten Mei 1775 werd Mirabeau van het kasteel If overgebragt naar dat van Joux bij Pontarlier, vanwaar hij, na verschillende liefdesavonturen den 16den Januarij 1776 over de nabijgelegen grenzen naar Zwitserland vlugtte. Na onderscheidene minnarijen waarbij hij zich herhaaldelijk weder op Fransch grondgebied waagde, meestal om de jonge vrouw van den stokouden markies de Monnier, de bekende Sophie de Ruffey, te ontmoeten, en waarbij hij zich zelfs vrijwillig te Dijon in arrest begaf, vlugtte hij nogmaals den 25sten Mei 1776 naar Verrières in Zwitserland, ofschoon hij zich spoedig weder in het geheim in Frankrijk vertoonde. En toen hij eenigen tijd, dan hier, dan daar, had rondgezworven, kwam Sophie de Monnier den 23sten Augustus bij hem te Verrières, alwaar zij bleven tot den 15den September. Zij verlieten die plaats juist bij tijds om niet opgeligt te worden, want de Fransche politie, aangevuurd door het geld en het crediet van de beide markiezen de Mirabean en de Monnier, waren ijverig in de weer, om hen beiden in de gevangenis te bezorgen. Over Rotterdam kwamen zij onder den naam van Monsieur et Madame de Saint-MatthieuGa naar voetnoot2) den 7den October 1776 te Amster- | |
[pagina 8]
| |
dam aan, alwaar zij in de Kalverstraat bij den kleedermaker Le QuesneGa naar voetnoot1) hunnen intrek namen. Mirabean had alles gedaan wat hij kon, om zich zooveel mogelijk te vrijwaren tegen de vervolgingen der beide Fransche markiezen; bij ondervinding wist hij den invloed van zijnen vader op waren prijs te schatten en ook wist hij dit, dat beiden daarvoor veel moeite en veel geld veil hadden. Hij meende echter zeker te zijn toen hij zijn huurcontract, door den Franschen consul te Amsterdam, de Clairon, geteekend en gegewaarmerkt, op het stadhuis had gedeponeerd en schreef toen in volle overtuiging den 23sten October 1776 aan zijne moeder:Ga naar voetnoot2) ‘J'ai pris ce parti, parceque les privilèges d'Amsterdam sont particuliers à cette ville, où j'ai acheté le droit d'habitant, ce qui me met à l'abri de toutes sortes de surprises, parceque je ne puis être arreté sans être cité!’ Hoezeer dat goede vertrouwen van Mirabeau op de bescherming van goederen en personen, op de waarborgen voor persoonlijke vrijheid in Holland en bijzonder in Amsterdam, werd beschaamd, wordt ons door den heer Engelbregt verhaald. Op aanwijzing van eenen Franschen inspecteur van politie, de Brugnière genaamd, die door den markies van Mirabean als spion bezoldigd, naar Amsterdam was gezonden, en op het verzoek om zijne arrestatie en uitlevering door den Franschen gezant - den hertog van La Vauguyon - gedaan, werd Mirabeau in den avond van den 14den Mei 1777 in zijn huis te Amsterdam met Sophie gevangen genomen. Uit officiele bescheiden is door den heer Engelbregt de wijze waarop dit plaats had en de aanleiding daartoe, in bijzonderheden medegedeeld en deze vroeger nog al duistere zaak is thans tot volkomen klaarheid gebragt. Men moet zich echter ten hoogste verwonderen, dat Mirabeau zich later met die behandeling en met de daarop in strijd met het volkenregt gevolgde uitlevering, heeft vergenoegd en dat hij zelfs, ofschoon hij op zoo gevoelige wijze het tegendeel had ondervonden, over Holland in de volgende termen, uitweidt: ‘Nul bourgeois ne saurait être arrêté dans sa maison, même pour le forfait le plus atroce, que tout le corps de la magistrature ne s'y transporte, et n'atteste ainsi solemnellement que l'accusation est réelle, et que l'accusé sera légalement absous ou condamné. | |
[pagina 9]
| |
Par quelle magie peut-on prodnire des effets si merveilleux? Par le secours des lois; par leur exécution constante, rigide, inflexible. Tout citoyen sait, dans cet heureux pays, qu'il est homme anssi bien que le premier des magistrats; il ne compte pas sur l'impunité, mais il ne craint pas l'oppression.’Ga naar voetnoot1) Het blijft ons een raadsel hoe Mirabeau, die alles behalve vergevensgezind was, zoo kort na de hem aangedane onwettige behandeling en nog wel in de gevangenis te Vincennes, zoo kon schrijven over de heerlijke uitkomsten, verkregen door de strenge toepassing van zulke goede wetten. Dat die toepassing niet constante, rigide et inflexible plaats vond, had hij toch nog zoo kort te voren te zijnen nadeele ondervonden; dat de Hollandsche politie, welke hij daarbij uitbundigen lof toezwaait, zoo buitengewoon goed was, mogt hij ook niet ondervinden, want ze verlaagde er zich toe om Fransche politiedienaren en spionnen behulpzaam te zijn en ten dienste te staan, zonder dat zelfs nog een vonnis tegen hem was gewezen.Ga naar voetnoot2) Met de uitlegging aan die tegenstrijdigheid gegeven door den uitgever der mémoires:Ga naar voetnoot3) ‘Mirabeau apprit probablement plus tard que son arrestation ‘avait été l'effet d'une surprise, et non de défaut de protection ‘des lois hospitalières de la Hollande,’ kan men geen vrede hebben; Mirabeau was niet zachtzinnig genoeg om een hem werkelijk aangedaan onregt op zoodanige wijze te vergoelijken. Men zou veeleer overhellen tot de meening, dat Mirabeau dit betoog alleen zoo stelde, omdat hij het toen pour le besoin de sa cause noodig had en omdat hij er op eene of andere wijze voordeel mede beoogde. Gaarne hadden wij in het zoo belangrijk geschrift van den heer Engelbregt nog wat meer vermeld gezien omtrent de geschriften gedurende zijn verblijf in Nederland zamengesteld en omtrent die welke hij later, in 1784 en 1788 over onderwerpen ons vaderland betreffende, in het licht gaf. Wij kunnen den wensch niet onderdrukken, om daaromtrent nog mededeelingen van dien geleerden schrijver te zien verschijnen. Wij zullen | |
[pagina 10]
| |
voor zoover het ons bekend werd daarover nog een en ander vermelden. Reeds spoedig na zijne komst te Amsterdam zag Mirabeau, - die waarlijk niet, zooals men hem wel eens ten laste heeft gelegd, met van den markies de Monnier ontvreemd geld of geldswaarde, maar, zooals zijn zorgeloos karakter ook medebragt, zonder of met weinig geld in Nederland aankwam,Ga naar voetnoot1) - dat hij werk moest zoeken om te leven. Hij kwam daarmede teregt bij de uitgevers Marc-Michel Rey en Changuion, doch in den aanvang gelukte dat niet bijzonder, althans wat de betaling betrof. ‘J'attendis plus de trois mois de l'ouvrage, car on ne se livre point dans ce pays de calculatenrs, où chaque libraire a ses correspondans qui travaillent pour lui; je me conduisis assez bien pour me faire un crédit dans un pays tout-à-fait nouveau pour moi, où j'étais absolument inconnu, où l'on ne vaut qu'à raison de son utilité, où l'on se méfie, jusqu'à l'excès, de tout étranger non recommandé. A la fin, j'etais parvenu à gagner plus d'un louis par jour, par des traductions de l'anglais, et d'autres ouvrages; depuis six heures du matin jusqu'à neuf heures du soir j'étais au travail.’Ga naar voetnoot2) Hij moet waarlijk wel hard gewerkt hebben, om een louis (ƒ 12) daags te verdienen; dat hij deze som noodig had om te leven ‘dans ce pays le plus cher de l'Europe, sans en excepter Londres,’ zal ook niemand, bij den kwistigen en dollen aard van Mirabeau, kunnen verwouderen. In de mémoires worden verschillende en meest geschiedkundigeGa naar voetnoot3) werken opgenoemd, welke in die dagen te Amsterdam door Mirabeau uit het Engelsch werden vertaald, doch zijn aller eerste werk aldaar was het uitgeven van eene kleine brochure,Ga naar voetnoot4) waarin hij in gezwollen taal aan zijne verontwaardiging lucht geeft tegen | |
[pagina 11]
| |
Frederik II, landgraaf van Hessen-Kassel, die, zooals bekend is, 6000 van zijne onderdanen aan de Engelschen verkocht, om, als soldaten naar Noord-Amerika overgebragt, aldaar de opstandelingen te bevechten. Een tegenschrift getiteld: ‘Conseils de la raison,’ kwam zeer spoedig mede te Amsterdam in het licht, waarop Mirabeau nogmaals eene brochure schreef getiteld: ‘Réponse aux conseils de la raison,’ waarmede de zaak bleef rusten. Volgens hetgeen Mirabeau daarvan vertelt, maakten zijne twee brochures zeer veel opgang, terwijl het tegenschrift niet veel kon beteekenen. Of dit nu wel zoo geheel juist is en of werkelijk, zooals hij mededeelt zijn ‘Avis aux Hessois,’ in vijf (!) talen werd overgebragt, mag men wel in twijfel trekken. Vader en zoon hadden beiden eene wijze van voordragt, waarbij de waarheid wel eens aan het effect werd opgeofferd. Hoogstwaarschijnlijk had zoodanige overdrijving ook plaats, toen de markies, den 14den Maart 1784 aan eenen vriend schreef: ‘Il y a huit ans, quand je le fis reprendre en Hollande, il avait meué si loin l'entreprise de débaucher et de revolter les troupes qui s'y embarquaient pour l'Amérique, que le landgrave de Hesse fut obligé de conduire en personne les siennes jusqu'au port.’ Later, den 24sten Maart 1786, schrijft hij nog. ‘C'est surtout le peuple germain qui professe nu culte pour ses princes, la pluspart et souvent fort extravagans. Le landgrave de Hesse, ayant vendu ses troupes aux Anglais, fut obligé de les aller embarquer lui même. Ces colosses se soulevaient presque à chaque départ contre les officiers; et sitôt que le petit singe paraissait, tout cela se prosternait en bataille.’ Dat de zaak zich zoo heeft toegedragen, is wel mogelijk; maar dat de in Holland nog vreemde Mirabeau, zoo maar dadelijk zoodanigen invloed zou hebben uitgeoefend, kan men niet zoo gaaf aannemen. Dit zal wel weder schromelijk overdreven zijn. Eene andere brochureGa naar voetnoot1) in hetzelfde jaar door Mirabeau uitgegeven en getiteld: ‘Le lecteur y mettra le titre,’ handelt over muziek. De poging door Mirabeau in het werk gesteld, om zijn werk | |
[pagina 12]
| |
‘Essai sur le despotisme’ te Amsterdam door Reij te laten herdrukken, schijut niet gelukt te zijn. Dc heer Engelbregt deze zaak, waarmede Mirabeau indien het ware geschied, den uitgever Fanche te Neufchatel schandelijk zou hebben bedrogen en te kort gedaan, verhalende,Ga naar voetnoot1) zegt, naar onze meening te regt, dat ook daarin het bewijs kan worden gevonden, dat Mirabeau nooit een eerlijk man is geweest. Behalve eeuige memorien en open brieven, in verband staande tot de in zijne famille en tegen hem aanhangige processen, en eene memorie over de vrijmetselarij, die in zijn geheel in de mémoiresGa naar voetnoot2) is opgenomen, en die voor eene Hollandsche loge werd opgesteld, schijnt hij overigens geen werken meer geschreven te hebben gedurende zijn verblijf in ons land, dat trouwens slechts zeven maanden duurde. Meerdere bijzonderheden omtrent het verblijf van Mirabeau te Amsterdam zijn niet tot ons gekomen, ofschoon de schrijver der ‘mémoires’ ons mededeelt, dat hij er meer van wist, er bijvoegende ‘mais ees faits ne sout guère susceptible de publication,Ga naar voetnoot3) et quae desperat tractata nitescere relinquit.’
Mirabeau, den 14den Mei 1777, met Sophie de Monnier te Amsterdam gevangen genomen, werd den 7den Junij daaropvolgende opgesloten in het kasteel van Vincennes, alwaar zijn vader hem reeds een verblijf had bezorgd. Het is opmerkelijk hoe die oude markies, die niets wilde hooren van het betalen der door zijnen zoon gemaakte schulden, zich met genoegen belangrijke kosten getroostte, om hem door spionnen te doen opzoeken en gevangen zetten.Ga naar voetnoot4) Gedurende zijne gevangenschap te Vincennes, alwaar hij tot in December 1780, en dus ruim drie en half jaar bleef, schreef Mirabean die ontzaggelijke menigte brieven aan Sophie, welke later in verschillenden vorm uitgegeven zijn. | |
[pagina 13]
| |
De heer Engelbregt licht die correspondentie uitvoerig toeGa naar voetnoot1) en bewijst ook daaruit wederom ten klaarste, dat Mirabeau het hem geschonken vertrouwen misbruikte en waarlijk geeu eerlijk man was. Ook iu den Nederlandschen Spectator is, naar aanleiding van een onlangs te Parijs uitgekomen geschrift van Jules Janin, deze zaak besproken en toegelicht,Ga naar voetnoot2) zoodat eene nadere behandeling overbodig schijnt. Nog eene menigte andere geschriften zijn door Mirabean in het kasteel van Vincennes opgesteld, waarvan een gedeelte is gedrukt.Ga naar voetnoot3) Wij noemen hier als het belangrijkste slechts: ‘Les lettres de cachet.’ Waarschijnlijk wat getemd door zijne langdurige opsluiting, onderwierp hij zich eindelijk geheel aan zijnen vader, vroeg vergiffenis en werd den 13den December 1780 losgelaten, ofschoon de verzoening tusschen vader en zoon eerst den 10den Mei 1781 plaats had. Dat de goede verstandhouding niet van langen duur zou zijn, was te voorzien. Eenige jaren werden nu door Mirabean, doch niet altijd op vrije voeten, doorgebragt met het voeren van processen,Ga naar voetnoot4) en onder allerlei avonturen, waarover de markies weder in woede ontstak, vooral toen Honoré het waagde, om in een proces tegen zijne jonge, doch steeds afzonderlijk levende vrouw ingesteld,Ga naar voetnoot5) zelf als advocaat op te treden, waarbij hij veel eer inlegde met zijne bekwaamheid en een ieder verbaasde door zijn redenaarstalent. De vader, niet gesteld op de eer van dien roem, beschreef eens zoodanig effect, na eene rede van vijf uren achtereenGa naar voetnoot6): ‘sans cracher ni moucher,’ verkregen, aldus: ‘Figurez- | |
[pagina 14]
| |
vous le triomphe de ce saltimbanque, le jour des grandes marionettes; malgré la garde triplée, portes, fenêtres, tout a été envahi et enfoncé par la foule hébetée. Il y en avait jusque sur les toits pour le voir, sinou pour l'entendre et c'est dommage que tous ne l'entendissent pas, car il a taut parlé, tant hurlé, tant rugi, que la eriuière du liou était blauche d'écume et distillait la sueur.’ De heer Engelbregt neemt afscheidGa naar voetnoot1) van Mirabeau, met Augustus 1784, bij de mededeeling van eenen togt naar Engeland, waarheen hij vertrok, omdat hij met grond bevreesd was binnen eenige dagen, naar aanleiding van een door hem uitgegeven geschrift, wederom iu de gevangenis te geraken. - Ook achtte hij die reis nuttig voor de uitgaaf van een door hem opgesteld werk ‘Considérations sur l'ordre de Cincinnatus.’ Kort vóór zijn vertrek naar Londen, in de eerste maanden van het jaar 1784, had Mirabeau te Parijs kennis gemaakt met Henriette-Amélie de Nehra, de negentienjarige, welopgevoede, natuurlijke dochter van Willem of van Onno Zwier van Haren, doch waarschijnlijk van Onno ZwierGa naar voetnoot2). Zij was geboren den 15den Mei 1765, had van haren vader een klein jaargeld gekregen en was toen als kostleerlinge besteed in een klooster in Frankrijks hoofdstad. In twee van hare brieven, medegedeeld door Louis de Lomenie in een artikel ‘Mirabean et Madame de Nehra,’Ga naar voetnoot3) wordt die kennismaking uitvoerig beschreven, terwijl in die belangrijke bijdrage nog veel wordt vermeld, dat ons het karakter van Mirabeau naar waarheid doet beoordeelen. In de omstandigheid dat Mirabean, ofschoon toen reeds 36 | |
[pagina 15]
| |
jaren oud ‘avec eette laideur dont la première impression est si vivement constatée par Madme de Nehra,’ aan een allerliefst, schoon en jong meisjeGa naar voetnoot1), zoo als zij volgens aller getuigenis zonder twijfel was, zoodanige hartstogt heeft weten in te boezemen, dat zij hem, gedurende vijf jaren, met vele opofferingen van hare zijde, met voorbeeldige trouw bleef aanhangen, - in die omstandigheid meent de heer de Loménie onder meer het bewijs te viuden, dat bij Mirabeau, niettegenstaande de hevigheid van zijn karakter en van zijne hartstogten, de oudeugden eenigzins werden opgewogen ‘par nu grand fonds de sensibilité, de délicatesse.’ Wij zouden die gunstige meening omtrent Mirabeau niet gaarne onderschrijven en juist in zijne handelingen tegenover zijne nieuwe maitresse, die, niettegenstaande hare onveranderlijke lieftalligheid, toegevendheid en zachtmoedigheid, herhaaldelijk moest blootstaan aan zijne woeste handelingen, ligt onzes inziens het bewijs, dat hij ondankbaar en zelfzuchtig wasGa naar voetnoot2) Dat hij overigens, niettegenstaande zijn afschuwelijk gezigt, toch door zijne manieren, zijne welbespraaktheid, niet het minst door zijne ongewone brutaliteit, grooten invloed op vele vrouwen uitoefende, is van algemeene bekendheid. Zoowel in de Mémoires als in het artikel der Revue des deux mondes, wordt medegedeeld, dat Mirabeau, gedurende zijn verblijf te Amsterdam in 1776 haar vader O.Z. van Haren had leeren kennenGa naar voetnoot3). Sedert het jaar 1761, na de bekende familietwist, had Onno Zwier van Haren, die tot dien tijd aan het hoofd had gestaan van de partij tegen den hertog van Bruns- | |
[pagina 16]
| |
wijk, zich geheel van het staatstooneel teruggetrokken; hij overleed den 2den September 1779Ga naar voetnoot1) te Wolvega. Waarschijnlijk zal van Haren, de groote tegenstander van den hertog van Brunswijk en geheel in onmin zijnde met Prins Willem V, - die wel bij zijne meerderjarigheid in 1766 zijne waardigheden had aanvaard, maar toch nog geheel onder den invloed van den hertog bleef - door zijne gesprekken met Mirabeau wel hebben medegewerkt, oin bij dezen dien geest van vijandigheid tegen den stadhouder aan te wakkeren, waarvan hij later zoo vele blijken gaf. Mirabeau ging zelfs zoover, dat hij Prins Willem V in geschriften, als een monster en als een heerschzuchtigen tiran aan de kaak stelde. Madame de NehraGa naar voetnoot2) zoo als wij haar nu ook zullen noemen - volgde Mirabeau op zijne reis naar Londen. Bij elke gelegenheid overkwamen hem allerlei avonturen. In zijne brieven meldt hij dan ook weder, dat hij op dien overtogt allerlei gevaren doorstond en bijna vergaan was, doch waarschijnlijk zal ook die beschrijving wel weder overdreven zijn. In hare brieven vindt men althans niets van die gevaren, doch wel een en ander omtrent hun verblijf te Londen vermeld. Zoo schrijft zij onder anderen: dat hij stil leefde, - bij Mirabeau een zeer ongewoon verschijnsel - en dat hij slechts met eenige vrienden omging, waaronder in de eerste plaats Sir Gilbert ElliotGa naar voetnoot3) genoemd wordt. Bovendien noemt zij nog ‘un certain La Rochette, Francais, homme de mérite, quoiqu'un peu singulier.’ Dien naam vinden wij terug in een werk, dat Mirabeau gedurende zijn verblijf in Engeland schreet en uitgaf, getiteld. ‘Doutes sur la liberté de l'Escaut, réclamée par l'Emperenr.’Ga naar voetnoot4) La Rochette komt daarin voor als vervaardiger van de daarbij gevoegde, zeer goed bewerkte kaart der Zeeuwsche stroomen. In Mei 1784 had keizer Jozef 11, zooals bekend is, de vaart op de Schelde, waarvan het monopolie bij den vrede van Munster aan de Vereenigde Nederlanden was voorbehouden, vrij verklaard en daarbij aangezegd, dat elke tegenstand van de zijde | |
[pagina 17]
| |
der Republiek, als eene oorlogsverklaring zou worden opgenomen. De Staten-Generaal niet van voornemen om deze wederregtelijke handeling ongehinderd toe te laten, maakten toebereidselen tot den oorlog en het uitbreken daarvan werd toen dagelijks verwacht. Op dat oogenblik nu trad Mirabeau met zijn geschrift op als kampvechter voor de regten der Republiek, in antwoord op een werk van Linguet, die des keizers handeling in bescherming had genomen. Het moet ons wel verwonderen, Mirabeau, den hartstogtelijken kampvechter voor vrijheid van handel en voor vrijheid in het algemeen, hier te zien optreden als verdediger van een zoo beperkend monopolie. Dit schijnt echter voornamelijk daaraan toe te schrijven, dat de Hollanders hem goed hebben betaald voor zijn werk en dat hij geld hoog noodig had in Londen. Hij spreekt dan ook in zijn werk menigmalen met welgevallen van ‘ces mijnheers bouffis de ducats.’ Groote waarde wordt overigens niet gehecht aan dit geschrift, dat in gezwollen stijl, de goede eigenschappen der Hollandsche natie hemelhoog verheft.Ga naar voetnoot1) De omstandigheid, dat al de aangehaalde Hollandsche eigennamen, woorden of volzinnen, geheel zonder fouten zijn gedrukt doet ons veronderstellen, dat ook. Hollanders daarin de hand hebben gehad. Nadat Madame de Nehra iets vroeger naar Parijs was teruggekeerd, om over zijne vrijheid te onderhandelen met den minister de Breteuil, keerde Mirabeau zelf den 1sten April 1785 te Parijs terug. Aldaar ging hij weder spoedig aan het werk, kwam in betrekking met den minister de Calonne en schreef in vijf maanden vijf lijvige werken over de financien,Ga naar voetnoot2) over banken en en over werken van algemeen nut, waarin geheel nieuwe theorien werden ontwikkeld en waardoor hij zich hevige vijanden op den hals haalde. Welligt dat de vijandschap welke hij in die dagen te Parijs herhaaldelijk ondervond, gevoegd bij de lust | |
[pagina 18]
| |
om ongedeerd in het buitenland meer werken uit te geven, waarin hij bestaande toestanden hekelde en waarvan hij zich moeijelijkheden, en welligt nog wel eens eene opsluiting voorspelde, indien hij te Parijs bleef, hem er toe bragten eene reis naar het noorden van Europa te ondernemen. Hij vertrok den 25sten December 1785 uit Parijs en kwam den 19den Januarij te Berlijn aan, alwaar hij met onderscheiding door Frederik den Grooten werd ontvangen. Vele bijzonderheden omtrent deze reis worden ons medegedeeld in den bovenvermelden brief van Madame de Nehra, die hem op deze reis vergezeldeGa naar voetnoot1). Gedurende zijn verblijf te Berlijn schreef Mirabeau een werk over Cagliostro en Lavater en een ander over de IsraëlitenGa naar voetnoot2). Hij kwam den 22sten Mei 1786 weder te Parijs terug, alwaar hij door de ministers de Vergennes en de Calonne werd ontvangen, en nadat hij aan dezen eene memorie had ingediend over den politieken toestand van Europa, werd hem eene geheime zending naar Berlijn opgedragen. Hij vertrok den 3den Julij 1786 over Brunswijk naar Berlijn, van waar hij eene drukke, meestal in cijferschrift gestelde, briefwisseling onderhield met zijne vrienden, den Abbé de Périgord (later den beroemden Talleyrand) en den hertog de Lauzun, welke brieven bestemd waren voor den minister de Calonne. Onder den titel van ‘Correspondance de Berlin,’ werden die brieven later door den Abbé de Périgord, doch tegen den zin van Mirabeau, in het licht gegeven. Daarover ontstond, zooals bekend is, later een zeer hoogloopende twist en daarin vond Mirabeau weder aanleiding tot het uitgeven van menig pamflet. Den 20sten Januarij 1787 verliet Mirabeau Berlijn, daar hij het van belang achtte om bij de veranderde omstandigheden, vooral met het oog op het bijeenroepen van de vergadering der Notabelen, waarvan hij gaarne tot secretaris zou zijn benoemd, in persoon te Parijs te zijn; toen hij daar aankwam was die plaats echter reeds vervuld. Reeds den 26sten Februarij gaf hij een nieuw werk uit,Ga naar voetnoot3) | |
[pagina 19]
| |
en zeer kort daarna nog een open brief, waarin hij de administratie van den minister Necker zeer hekelde. Te oordeelen naar hetgeen hij zelf daarvan schrijft aan Mme de Nehra, die te Berlijn was gebleven, maakten die werken buitengewonen opgang ‘un succes prodigieux, sans exemple....Depuis les études des notaires jusqu'aux boudoirs des belles dames, on m'a lu, vanté, prôné.’ De regering vond dan ook in die werken termen om den vruchtbaren schrijver voor eenigen tijd onschadelijk te maken. De order om hem gevangen te zettenGa naar voetnoot1) was reeds uitgevaardigd, toen hij nog juist bij tijds naar België uitweek, en eerst te Tongeren, later te Luik zijn' intrek nam. Uit Luik schreef hij aan Mme de Nehra, die te Berlijn was gebleven, om aldaar bij hem te komen. Zij voldeed aan dien wensch en kwam in de eerste dagen van April 1787 te Luik. Niettegenstaande gedurende zijn kortstondig verblijf in België door Mirabeau nog eenige allerhevigste brochures tegen den minister Necker in het licht werden gegeven, waagde hij zich toch in Frankrijk en kwam te Parijs, waar men hem ongedeerd liet loopen. Hij bleef daar echter maar kort, want reeds den 24sten Mei 1787 vertrok hij voor de derde maal naar Berlijn, om de laatste hand te leggen aan een groot werk, dat hij te zamen met den Brunswijkschen majoor de Mauvillon schreef, en dat in Augustus 1787 gereed kwam, ofschoon het eerst in het volgende jaar in het licht verscheen.Ga naar voetnoot2) In het laatst van September 1787 kwam Mirabeau te Parijs terug, alwaar hij Mme de Nehra gelaten had. In eenen brief, den 25sten Augustus aan haar uit Brunswijk geschreven, had hij haar reeds medegedeeld, dat Pruissische troepen, inzonderheid veel artillerie, naar de grenzen der Vereenigde Nederlanden trokkenGa naar voetnoot3). ‘Pauvres Pays-Bas, de combien d'exécutions sanglantes vont-ils être le théatre,’ schrijft hij daarbij. Werkelijk waren de Pruissische troepen, ter sterkte van ongeveer 20.000 man den 13den September te Nijmegen aangekomen en reeds den 20sten dier maand had Prins Wilem V weder zijne intrede in 's Gravenhage gehouden. | |
[pagina 20]
| |
De zoogenaamde patriotten waren echter geenszins tevreden en rekenden nog steeds op de hulp van Frankrijk. Madame de Nehra vermeldt, dat één hunner aan Mirabeau in eenen anonymen brief verzocht om een werk in hun belang te schrijven,Ga naar voetnoot1) en dat deze zich daartoe onmiddellijk verbond. In de mémoiresGa naar voetnoot2) wordt ons de zaak op eene andere wijze vermeld en deze is wèl zoo waarschijnlijk, daar het antwoord van Mirabean aan den heer Wacker van Son te Brussel - den 28sten Augustus 1787 geschreven, - daarbij wordt aangehaald. De schrijver der mémoires nu zegt dat, ‘des hommes éminens dans le parti patriote,’ waarmede hij te voren in Holland had kennis gemaakt en die toen, waarschijnlijk in België, waren uitgeweken, de hulp hadden ingeroepen van den moedigen schrijver, die de belangen van Holland reeds op zoo énergieke wijze had verdedigd in ‘les doutes sur la liberté de l'Escaut.’ Nog een andere brief den 25sten October 1787, aan Mirabeau geschreven, door ‘Mr. van Kussel,’ met zijn antwoord worden in hun geheel medegedeeld.Ga naar voetnoot3) Mirabeau had er reeds vroeger aan gedacht, om zich meer direct in de Hollandsche zaken te mengen en schreef uit Lnik den 24sten Maart 1787, ‘j'ai cherché à me faire envoijer à Nimègue, dans des fonctions purement pacifiques et passives anx quelles m'invitaient la confiance de quelques bons citoyens Hollandais, et les préventions favorables de la princesse même.’Ga naar voetnoot4) Hij vatte deze gelegenheid dan ook aan om tegen de zoogenaamde tirannie te velde te trekken en onder dagteekening van den 1sten April, doch eigenlijk eerst in Junij 1788, kwam zijn werk: ‘Aux Bataves sur le stadhonderat,’Ga naar voetnoot5) in het licht. | |
[pagina 21]
| |
Hij had in de maand Januarij van dat jaar eene zeer gevaarlijke ziekte doorgestaan, waarin hij door Mme. de Nehra op eene voorbeeldige wijze werd verpleegd; zij deelt mede, dat hij nooit geheel van de gevolgen dier zware ziekte hersteld is. Van zijn bovenvermeld werk kunnen wij niet veel goeds zeggen en de roem van Mirabeau heeft daar niet bij gewonnen. De opgeblazen stijl, de hevige taal waarin hij alles geheel naar zijne denkbeelden voorstelt mits het maar zou bijdragen, om, zoowel de Hollandsche patriotten als het buitenland op te zetten tegen den stadhouder Prins Willem V, die in dat werk, even als zijn te vroeg ontslapen vader Willem IV, en trouwens even als al de andere vorsten van Oranje, niet het minst als de groote Zwijger en Willem III, worden voorgesteld als de meest heerschzuchtige tirannen, als beulen en als onderdrukkers van de vrijheid en van de personen; - veroordeelen het reeds. Johan de Witt, wiens beeldtenis op het titelblad voorkomt, wordt daarbij, omdat het zoo in zijn betoog te pas kwam, natuurlijk tot in de wolken geprezen en omtrent hem worden vele, niet altijd even juiste bijzonderheden medegedeeld. Tegen den goedhartigen Willem V trekt hij verbazend te velde en deze wordt voorgesteld als een vreesselijk bloeddorstig monster, als een tiran van ongewoonGa naar voetnoot1) gehalte en dat alles eindigt, nà eene opsomming van 25 stellingen, waarin de regten van elk volk dat vrijheid wil verwerven, worden aangegeven, met eene oproeping aan de patriotten, om moed te scheppen en om toch vooral zoodra mogelijk den tiran (NB. Prins Willem V) te verjagen. Opgeblazen zinsneden als de volgenden: ‘Aux armes, nobles patriotes, aux armes! faites retentir partout ce cri de liberté, qui glace d'effroi les tyrans....Heureux ceux d'entre vous auxquels il sera donné de voir le jour mémorable de la révolution!...Heureux encore ceux qui repandront jusqu'à la dernière goutte de leur saug pour la patrie?’ besluiten het werk zelf, dat echter nog met eene menigte ophelderingen en aanteekeningen van geschiedkundigen aard is aangevuld. De eenvoudige en waarheidslievende schrijver der mémoires, | |
[pagina 22]
| |
kan zich niet goed met dit werk van zijnen held vereenigen. Hij deelt ons dan ook mede,Ga naar voetnoot1) dat Mirabeau er slechts een gedeelte zelf van schreef en dat nog duidelijk uit de twee onder hem berustende mannscripten, kan worden opgemaakt met welke overhaasting dit werk door Mirabeau is zamengesteld. Maar bovendien komt hem nog weinig eer daarvan toe, want het geheele geschiedkundige gedeelte en de aanteekeningen, en dit is nog wel het beste van het geheele boek, is bewerktGa naar voetnoot2) door eenen zekeren heer de Bourges en door den zeer bekenden waalschen predikant Louis Henri Marron,Ga naar voetnoot3) die sedert 1782 als zoodanig bij de Hollandsche legatie te Parijs dienst deed. Neemt men al dit door anderen verrigtte werk uit het geschrift, dan blijft er waarlijk niet veel over, waarop Mirabean zich kon beroemen. Zijn vroeger genoemd groote werk ‘la monarchie Prussienne,’ dat nu ook weldra in het licht kwam, ging hem dan ook waarschijnlijk meer ter harte, ofschoon hij ongetwijfeld de Hollanders niet weinig zal hebben laten betalen. Dit toch was bij Mirabeau, vooral in dien tijd, hoofdzaak. Omstreeks dezen tijd zag madame de Nehra, die Mirabeau gedurende vijf jaren met zachtzinnigheid en met opoffering van hare rust en van hare vrijheid, trouw had bijgestaan in lief en in leed, en die daarbij eenen voorbeeldig goeden invloed op hem had uitgeoefend, zich door zijne woeste handelingen, waarbij haar leven menigmalen in gevaar werd gebragt, genoodzaakt hem te verlaten.Ga naar voetnoot4) Zij vertrok den 18den Augustus 1789 stil naar | |
[pagina 23]
| |
Engeland en kwam nooit bij Mirabeau terug, ofschoon zij hem nog een paar malen voor zijnen dood ontmoette. Mirabean had zich toen reeds geheel aan de staatkunde gewijd. Het ligt niet in ons bestek, om hem verder te schetsen in dat gedeelte van zijnen loopbaan, dat zoo volkomen bekend en zoo herhaaldelijk beschreven is. Genoeg zij het hier aan te stippen, dat hij in Maart 1789 gekozen werd tot lid der nationale vergadering, waardoor eindelijk een sedert lang vurig door hem gekoesterde wensch bevredigd werd. Een groot aantal politieke geschriften vloeiden nog uit zijne pen. Door zijne menigvuldige redevoeringen verwierf hij zich grooten naam en hij droeg veel bij om de revolutie tot stand en het koningrijk ten val te brengen. Kort voor zijnen dood zag hij in, dat hij te ver was gegaan en wilde hij nog zooveel hij kon, herstellen. Hij kwam toen nog met den koning en met de koningin in aanraking en het was zijn bepaald voornemen, om zijne beste pogingen aan te wenden ten einde het koningschap te redden. Het was echter reeds te laat en de dood overviel hem den 2den April 1791. Opmerkelijk is het hoe mad. de Nehra in hare beide, ons door de Loménie medegedeelde, brieven er berouw over toont, dat zij hem verliet. Ware zij bij hem gebleven, dan zoude hij, meende zij, naar haar geluisterd hebben: ‘il aurait soigné d'avantage sa santé; il ne se serait pas livré à tant d'excès, qui, joints à son travail immense, altérèrent son tempérament....Enfin que sais-je? peut-être si je ne l'avais pas quitté, il existerait encore,Ga naar voetnoot1) il serait encore la gloire de son pays et le soutien de la liberté.’ Wat hiervan ook zij, die onverwachte dood, juist op dat oogenblik toen hij op het toppunt van zijnen roem en van zijnen invloed gekomen, met goede bedoelingen was bezield, was een onherstelbaar verlies voor Frankrijk en vooral voor de monarchie. De invloed van Mirabeau had nog veel goeds kunnen uitwerken, | |
[pagina 24]
| |
en zijne laatste woorden getnigden van het berouw, dat hij er over gevoelde te hebben medegewerkt tot het ongeluk van Lodewijk XVI en vooral van de edele Marie Antoinette. Uit hetgeen wij omtrent zijne geschriften hebben medegedeeld, waarbij nog niets is gezegd van de ontelbare brochures, van 1789 tot zijnen dood tegen zijne tegenstanders geslingerd, kan men zich eenigzius een denkbeeld vormen van de wonderbare werkzaamheid van den man, die nog zoo jong aan een leven werd ontrukt, waarin hij nog veel nuttigs had kunnen verrigten. Dat door de hevigste hartstogten veel bewogen leven eindigde op het onverwachtst. Op twee en veertig jarigen ouderdom, in de kracht van het leven, stierf Mirabeau, dat zonderlinge mengsel van ondeugden, talenten en hartstogten Zijne vriendin zegt: ‘j'ose affirmer que son coeur était bon, qu'il appréciait plus que personne la vertu, et qu'il aimait tout ce qui était grand et beau avec enthousiasme.’ Dat oordeel komt ons niet onpartijdig voor, want Mirabeau was geen eerlijk, geen braaf mensch; hij had wel is waar ook vele goede eigenschappen; hij was in opgewonden stemming tot grootsche en edele daden bereid, maar vaste beginselen ontbraken hem geheel. Hij was soms edelmoedig en grootmoedig naar den indruk van het oogenblik; doch zijne ijdelheid was onbegrensd en hij bedierf meestal al het goede door hem verrigt, in een oogenblik van hartstogt. Wat hiervan ook zij, het is zeker, dat hij niets heeft gedaan wat hem de onverdeelde achting van tijdgenooten en van latere beoordeelaars kan doen verwerven. Teregt wordt dan ook door eenen geleerden schrijver omtrent dien zonderlingen en genialen, in de hoogste mate veranderlijken, wellnstigen, doch tevens werkzamen dolleman, het volgende gezegd: ‘Een enkel oogenblik heeft hij een schoone rol vervuld, doch zijne kracht was gebroken door de woestheid van zijnen vroegeren levensloop. Nu is hij eene schitterende, doch snel verschietende ster gebleven, die geen blijvend licht heeft kunnen verspreiden.’ Dit oordeel onderschrijven wij gaarne. |
|