Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869
(1869)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 773]
| |
Een leerschool voor den werkman.
| |
[pagina 774]
| |
voorgrond te stellen. Bij de bespreking van de verschillende groepen van werktuigen en gereedschappen zal men zich daarvan kunnen overtuigen. Beginnen we met de gereedschappen en werktuigen op de werkplaats gebruikt. Wanneer wij dan de voorwerpen van inlandsch fabrikaat nagaan, zoo zien we, dat Nederland, Groot-Brittanje, de Noord-Duitsche Bond en Denemarken zich voornamelijk hebben toegelegd op de inzending van gereedschappen voor de kleine handwerksnijverheid, terwijl Frankrijk en België zich inzonderheid door werktuigen en gereedschappen voor de zoogenaamde haute industrie onderscheidden. Nederland had op eene regt plastische wijze eenige takken van inlandsche nijverheid teutoongesteld. Daaronder kwam in de eerste plaats in aanmerking de vervaardiging van gouden en zilveren kettingen. Die industrie, welke niet nieuw is, onderscheidde zich hier toch door een paar bijzonderheden, welke niet onvermeld mogen blijven. De heer J.B. Citroen, te Amsterdam, heeft namelijk een werktuig in toepassing gsbragt, waardoor het geplette metaaldraad op eene zeer eenvoudige wijze in gelijkmatige stukjes wordt gesneden of gezaagd en de zamenhang van de staaf gedeeltelijk wordt verbroken. Hierdoor ontstaat nu de zoogenoemde scharnier-ketting. De massive schakel-ketting erlangt men door een ander eenvoudig procedé. Gouden en zilveren metaaldraad wordt namelijk op een koperdraad gewonden en dat door eene opening getrokken, waarin zich een bijtelvormig mesje bevindt, dat het spiraaldraad tot open ringetjes snijdt. Deze ringetjes worden op verschillende wijze in elkander gehaakt en door een daartusschen geplaatst soldeersplintertje bevestigd. Het fabrikaat is zeer fraai en kenmerkt zich door groote verscheidenheid van vormen. Dat werk wordt nu hier, wegens de eenvoudige wijze waarop het verrigt wordt, door kinderen en wel door meisjes volbragt. In het tentoonstellingsgebouw waren daarmede een viertal van die jeugdige werksters bezig. En zij trokken de algemeene aandacht door de vlugheid en vaardigheid, die zij daarbij aan den dag legden. In de werkplaats zag ik een twintigtal meisjes tusschen 12 en 16 jaren met het vervaardigen van kettingen en ander gouden cantillewerk bezig. De opgewektheid en orde, die onder die jeugdige arbeidsters heerschten, gaven duidelijk het bewijs, dat zij zich daar wèl bevinden en dat het toezigt in goede handen is. De | |
[pagina 775]
| |
fabrikant van zijnen kant verzekerde mij, dat die jeugdige arbeidsters het werk veel netter en vlugger kunnen verrigten, dan mannelijke arbeiders, waardoor het hem mogelijk is, om met het buitenland te concurreren. De nieuwe bron voor vrouwenarbeid daardoor geopend, is eene belangrijke aanwinst in de beperkte bestaanmiddelen voor het zwakke geslacht. De arbeid is gansch niet vermoeijend en bevordert zeer het schoonheidsgevoel. Bovendien worden daartoe zoo weinig hulpmiddelen en ruimte gevorderd, dat elke werkster dien arbeid aan huis in een hoekje van het vertrek, des noods aan een hoekje van de familietafel, kan verrigten. Een tangetje, een blaaspijp en een klein lampje, ziedaar al de werktuigen, om de keurigste schakelkettingen of het zamengesteldst cantillewerk te vervaardigen. Eene vlugge werkster kan, bij een arbeid van 10 uren daags, ƒ 5 à ƒ 6 in de week verdienen. Stellen wij nu de gemiddelde verdienste op ƒ 3 's weeks voor meisjes van 18 jaren, dan mag dit als eene niet te versmaden tegemoetkoming in het arbeidersgezin beschouwd worden. Een andere tak van bedrijf was hier vertegenwoordigd in het slijpen van edele steenen. Dat werd tentoongesteld door den heer Groen. Met belangstelling zag ieder hier de veelsoortigste steensoorten door eene eenvoudige slijping op een zandsteen, die door een handkruk gedraaid werd, in ware kunstgewrochten herscheppen. Een derde groep hield zich bezig met de schoenmakerij. Zij werd voorgesteld door de Gebroeders Ziegelaar, te Amsterdam. Nadat de schoenen tot op de zoolen op de gewone manier waren bewerkt, zag men hier de zool aan het bovenleer hechten door middel van een schroef, die door eene eenvoudige machine uit een koperdraad gevormd door de zool gedrild en afgebroken werd. Dit werktuig werkt zeer gemakkelijk en zoo snel, dat het in staat is een voorraad schoenen, door 25 arbeiders in één dag bewerkt, op zoodanige wijze van geschroefde zoolen te voorzien. In hunne nabijheid was de kunstdraaijer Laarman bezig in een ongelooflijk kort tijdsbestek de kunstigste voorwerpen uit hont en ivoor te vervaardigen. Niet ver van daar werden te zien gegeven twee takken van bedrijf, die op grootere schaal in ons land worden uitgeoefend, de matten- en mandenmakerij. De eerste werd veraanschouwelijkt | |
[pagina 776]
| |
door een jongman uit de kolonie der Maatschappij van Weldadigheid, te Frederiksoord; de andere door eene jonge dochter van Noordwolde in Friesland, eene leerlinge van de aldaar voor eenige jaren door den wakkeren predikant Eilerts de Haan opgerigte Industrieschool. Het merkwaardige van deze expositie ligt natuurlijk niet in de bedrijven, maar in de aanleiding tot het uitoefenen daarvan door deze klasse van menschen. Het is toch de gezonde geest van philanthropie, die deze takken van bedrijf heeft ingevoerd in eene streek, waar de behoeften der bevolking niet in verhouding tot de bestaanmiddelen waren. In plaats van ondersteuning met geld, dat Danaïden-vat der philanthropie van vroegere dagen, heeft men hier het beginsel van werkverschaffing toegepast, en met het beste gevolg. De verrigtingen van de Maatschappij van Weldadigheid mogen geacht worden eene genoegzame bekendheid erlangd te hebben, om er hier nog in bijzonderheden op terug te komen. Maar over de Industrieschool zal het niet ongepast zijn, hier eenige bijzonderheden mede te deelen. De bewoners uit de heide-streken van Noordwolde trachten sedert jaren een middel van bestaan te vinden door het vervaardigen van mandwerk, waarvoor ze de grondstof, onder den naam van hondentwijg bekend, bijeenzoeken in de nabijgelegene bosschen. Daarmede wonnen een 200 menschen een sober bestaan. Maar die bron dreigde weldra voor hen op te droogen en leverde, wegens de steeds duurder wordende materialen om het twijg voor de verwerking geschikt te maken, al minder en minder voordeelen op, zoodat het te voorzien was, dat die arbeid de ontzaggelijke moeite en bezwaren, daaraan verbonden, niet loonen zon, ja, dat binnen een niet al te verwijderd tijdperk het verkrijgen van deze grondstof eene onmogelijkheid werd. In vele gezinnen waren ouders en kinderen jaar in jaar uit met dien arbeid bezig, en deze zouden dus weldra aan het nijpendst gebrek ter prooi worden gegeven. Dit bragt den reeds genoemden predikant op het denkbeeld, om de toekomst van die hulpbehoevende doch nijvere bevolking te verbeteren, en daartoe wenschte hij op het opkomende geslacht te werken. Dit eene betere opleiding te geven, dacht hij te regt, zou van zelf nieuwe bronnen van bestaan verschaffen. Maar om nu niet het uitzigt voor deze bekrompenen van middelen en geest op een te ver verschiet te openen, kwam hij op het praktische denk- | |
[pagina 777]
| |
beeld, om eene industrie-school op te rigten. Met behulp van eenige weldenkenden in den lande slaagde hij hierin, en werd een viertal jaren geleden die inrigting in het leven geroepen, waar meisjes in naaijen en breijen onderrigt ontvangen en jonge lieden in het matten- en klompenmaken worden onderwezen. De arbeid der leerlingen komt hun ten goede; de mattenmakersleerlingen moeten echter een deel hunner verdiensten wekelijks afzonderen, waarvoor hun een mattenraam bij het verlaten der inrigting wordt verschaft. Verscheidene leerlingen oefenen in hunne woning reeds een zelfstandig beroep uit, dat ze aan de inrigting hebben geleerd. Verscheidene meisjes zijn daaronder, die als naaisters in haar onderhoud kunnen voorzien. Andere, die met de verkregene kennis in het ouderlijke gezin goede diensten doen. In het jaar 1868/69 werd aan 30 meisjes in het naaijen en breijen, aan 34 jongens en meisjes in het mattenmaken en aan 5 jongens in het klompenmaken onderrigt gegeven. Niemand wordt in de inrigting opgenomen, die niet bewijzen kan met vrucht de lagere school bezocht te hebben. Ook wordt nog aan de school onderwijs in de godsdienstleer gegeven. In de korte jaren van haar bestaan heeft die inrigting zegenrijke vruchten afgeworpen. Maar nog meer kon zij doen, indien haar nog meer stoffelijke hulpmiddelen ten dienste stonden. Het Bestuur woekert met de luttele penningen waarover het beschikken kan. Nederland onderscheidde zich vervolgens door eene keur van gereedschappen voor het bouwkundig vak. Daarnevens traden als gevaarlijke concurrenten op België, de Noord-Duitsche Bond en Denemarken, maar vooral Frankrijk en Groot-Brittanje. Bij die gereedschappen moeten wel onderscheiden worden de kwaliteit en constructie van het voertuig en het eigenlijk scherp gereedschap, het staal, want daarin muntten niet alle inzenders in gelijke mate uit. Ten opzigte van het eerste spande Frankrijk de kroon. Wij hebben tot dat einde slechts te herinneren aan de prachtige collectie circuleerzagen en groefmachines van het huis Gerard, te Parijs. Wie was niet getroffen over die vernuftige vindingen van onzen tijd, waarbij het genie zich ten doel had gesteld om langs den eenvoudigsten weg een zeer moeijelijken arbeid aan de menschelijke hand te ontnemen en hem bovendien zooveel te sneller te doen plaats hebben. Men zag hier circuleerzagen die, door de hand of den voet bewogen, in | |
[pagina 778]
| |
weinige minuten, uit bladen hout zoo dun als kaartpapier, zoowel als uit blokken ter dikte van 1 à 2 palmen, de kunstigste figuren door eene ligte beweging van de hand uitzaagden. Daarnevens waren andere, die andere bewerkingen aan die grondstof volbragten zoo gemakkelijk en snel en evenwel niet minder juist dan de vaardige hand van den werkman zulks vermag. Eene niet minder belangrijke verzameling handgereedschappen voor den timmerman, den schrijnwerker en de aanverwante vakken bood diezelfde firma aan, waarin soliditeit, doeltreffendheid en keurige bewerking gepaard gingen. Daarbij was, zoowel door de keuze van het hout als door de vindingrijke zamenstelling van het werktuig, in alle mogelijke gebreken aan dergelijk gereedschap gewoonlijk eigen, voorzien. Van het stalen gereedschap droeg de Engelsche firma Dodge & Sons, te Sheffield den palm der overwinning weg. De prachtige glazenkast in de zuid-westelijke bijzaal heeft zeker aller aandacht en bewondering opgewekt. Zelden is zooveel merkwaardigs in zulk een klein bestek vereenigd gezien. Het zou waarlijk eene afzonderlijke studie vereischen en eene ruimte meer dan we met billijkheid kunnen vorderen, wilden we - indien we 't konden - al de voortreffelijke eigenschappen van elke soort van gereedschappen hier in het juiste licht stellen. En eene bloote opsomming van de namen der werktuigen zal den lezers van dit overzigt weinig baten en aangenaam zijn. Wij gelooven te kunnen volstaan met de verzekering, dat deze gereedschappen alles in zich vereenigden wat strekken kan, om den arbeid gemakkelijk te maken en een goed werkstuk te leveren. Maar ook voor andere vakken waren eene menigte gereedschappen, die met voordeel bij den arbeid gebruikt kunnen worden en een beter fabricaat bevorderen. In dit opzigt muntten de gereedschappen voor de schoenmakerij uit. Nederland dong daarbij dapper om den palm der overwinning met Groot-Brittanje, België, den Noord-Duitschen Bond en Denemarken. Terwijl Nederland uitmuntende grondstoffen leverde, boden de andere landen bijzonder fraaije collectiën leesten en andere gereedschappen aan en gaf Groot-Brittanje een werkbank te zien, waarbij we een oogenblikje wenschen stil te staan. Wij zien hier een houten tafel van een halve Ned. el in het vierkant, eenigzins hooger dan eene gewone tafel. Het blad | |
[pagina 779]
| |
daarvan heeft van voren eene halfcirkelvormige uitholing, waarin een houten krans met leder overtrokken beweegbaar is geplaatst, die den gewonen leeststeen vervangt. Op dien krans wordt in eene uitholing de te bewerken schoen geplaatst en over de zool de spanriem getrokken, die aan den voet der tafel met een traplat in verband staat, welke de riem naar behoefte aan- en ontspannen kan, en wel door middel van dien traplat in een der keepen van de staande lat te klemmen. Op die tafel is overigens nog ruimte om het overige gereedschap te plaatsen. De toestel is ingerigt, om het werk staande te verrigten en wel voornamelijk het ongezondste gedeelte, het uitkloppen van het leder, het pennen enz. Zooals dit meestal nog geschiedt, in eene zittende gebogen houding met een steen op de knie en de leest in de maagkui! gedrukt, levert die arbeid veel bezwaar op en is hij eene gereede aanleiding tot veelvuldige kwalen, die niet zelden een treurig bestaan en een spoedig uiteinde door den dood verwekken. Dit eenvoudige werktuig moet derhalve als eene gewigtige verbetering in dat bedrijf beschouwd worden, en het is te hopen, dat menig arbeider in tijds van dat hulpmiddel gebruik zal maken, opdat hij later voor veel leed gevrijwaard moge zijn. Eene andere reeks van werktuigen waren hier bijeengebragt, welke meer uitsluitend voor arbeiders in staal- en ijzerwerken van nut zijn. Het zijn de pons-, boor-, snij- en schaafmachines voor de bewerking van metaal. Van deze soort van werktuigen had eene Nederlandsche inrigting een uitmuntend model geleverd, terwijl andere inlandsche firma's als agenten van vreemde huizen daarmede optraden. Zeer merkwaardig was het om te zien, hoe met geringe kracht, door middel van een handhefboom, in één slag een gat van 8 millimeter doorsnede werd geponsd, in ijzer van 5 millm. dikte en met even geringe kracht een ijzeren plaat van 4 millm. werd doorgesneden. Daar weder zag men in weinige seconden gaten van 60 millm. boren en van 120 millm. doorsnede uitvijlen. Ginds was eene machine, die, door middel van eene ligte beweging aan eene kruk, ijzer zonder eenig gedruisch in allerlei rigtingen en vlakten schaafde. 't Scheen of de hardheid van het metaal door de doelmatig aangebragte kracht van het werktuig geheel werd te niet gedaan. Aanzienlijk is hierbij het besparen van tijd en arbeidsvermogen die twee magtige elementen van den arbeid. Al deze werktuigen | |
[pagina 780]
| |
hebben het voordeel, dat ze weinig ruimte innemen, weinig aan slijting onderhevig zijn en naar verkiezing door de hand of stoomvermogen kunnen bewogen worden. In de Belgische afdeeling waren onder anderen twee toestellen geëxposeerd, die, wegens hunne eenvoudige doch vindingrijke en doelmatige inrigting nog eene nadere beschrijving verdienen. De eene is een heischtoestel met parachute ten behoeve van mijnwerkers, door Libotte te Gilly uitgedacht. Hij bestaat uit een bak, die tusschen vier houten geleiders loopt. Aan het ondereind van den bak bevinden zich vier klaauwen, die zoolang de bak aan het heischtouw hangt, ontspannen zijn. Zoodra het touw echter breekt, dan ontspant de balans, waaraan dit touw is bevestigd. Daardoor klemmen de klaauwen terstond in de geleiders en de zware massa blijft oogenblikkelijk in rust. Door deze eenvoudige vinding is het leven van honderde werklieden gered. De andere toestel is een waterwerktuig voor visschers- en oorlogsvaartuigen, onder den naam van propulseur-hydraulique door de firma John Kockerill, te Seraing ingezonden. Die toestel, in het hol van een schip geplaatst, maalt door middel van een waterrad, dat in verband met een vliegwiel staat, het water onder het schip op en stuwt het met kracht naar voren of naar achteren. In het eerste geval wordt het schip achterwaarts, in het andere geval voorwaarts bewogen. Dit geschiedt door middel van hef boomen voor en achter het rad geplaatst, die in beweging gebragt, de gaten waardoor het water moet uitstroomen, sluit of opent; eene gelijktijdige beweging der hefboomen naar voren en naar achteren doet het vaartuig wenden. Een roer wordt hierdoor dus overbodig en het schip zal bij averij of vijandelijke aanvallen geene stoornis in zijn bewegings- en stuurvermogen ondervinden. Niet minder aanzienlijk en belangrijk waren de inzendingen van gereedschappen en werktuigen, ten gebruike op het veld en in het water. Op zeer gunstige wijze deed zich hier Nederland als een land kennen, waar landbouw en visscherij hoofdtakken van bestaan uitmaken. Prachtige verzamelingen van gereedschappen waren door Nederlandsche industriëlen ingezonden, bestemd voor de bewerking van verschillende gronden en wat daaruit getrokken wordt. Daaronder waren hoogst belangrijk de verzamelingen modellen van werktuigen, die door den hand- | |
[pagina 781]
| |
werksman worden gebruikt tot den cultuur van meekrap. Zeer merkwaardig was de daarbij ingezonden ploeg door G.J. van den Bosch, te Wilhelminadorp, die door zijne doelmatige constructie tot de ligtere en betere bearbeiding van den grond bijdraagt. Niet minder verdienden de aandacht de dijkwerkersgereedschappen en de werktuigen in de veenderijen gebezigd. Daaronder zag men modellen van werktuigen, zooals die in de zoete wateren in de provincie Groningen gebruikt worden en ander vischtuig en visscherijgereedschap voor de zoogenaamde kleine vaart. Waardig sloot zich het buitenland hier aan, door zeer goede collectiën gereedschappen voor de visscherij en den landbouw. Groot-Brittanje spande onder deze de kroon door zijne uitnemend bewerkt stalen gereedschap en werktuigen om de voortbrengselen van den landbouw nader te bewerken, zooals graanmolens, wanmolens, koekbrekers, stroosnijders, wortelkneuzers, enz., terwijl dit land en België zich bovendien onderscheiden hebben door uitmuntende verzamelingen draineerbuizen. Eindelijk rest ons nog de aandacht te vestigen op de gereedschappen en werktuigen voor huishoudelijk gebruik. En dan komt daaronder eene eerste plaats toe aan de naaimachine, ofschoon deze zich met die nederige rol, niet meer te vreden schijnt te stellen, want haar gebruik is in de huiskamer te beperkt in verhouding van de beteekenis, die zij op industrieel gebied reeds inneemt. Welk eene uitgebreide toepassing wordt daarvan toch gemaakt, sinds de eerste werktuigen van dien aard in den handel zijn gebragt? Het was eene merkwaardige studie op deze tentoonstelling na te gaan het veelsoortig gebruik dat daarvan gemaakt wordt. Van het fijnste soutache-werk in mousseline tot het zwaarste stikwerk in leder, ja zelfs door lood, werd hier door de naald der machine met eene vlugheid en naauwkeurigheid verrigt, zooals de menschelijke hand niet in staat is te doen. Voor allerlei soort van werk en voor alle stoffen zagen wij afzonderlijke werktuigen. Elk land heeft zijn aandeel hier trachten te leveren. Het monopolie bestaat hier niet meer en nog mogen de namen van Singer, Wilson, Wehler en Howe als uitvinders en eerste vervaardigers hier prijken als waarborg van soliditeit, hunne vinding heeft thans burgerregt genoeg verkregen, om dit werktuig overal ingang te verschaffen, ook buiten | |
[pagina 782]
| |
die gerenommeerde firma's om. Wij zouden waarlijk een overbodig werk verrigten, indien we het hier ondernamen, om nog een pleidooi voor de nuttigheid van dit werktuig te voeren. Maar zeker is het, dat zijne invoering eene gansche revolutie in die takken van nijverheid heeft gebragt, waarin de naald eene groote rol speelt. Laten wij ons slechts tot twee takken van bedrijf bepalen en noemen we dan de naaisters en kleermakers. Die het lijden en strijden van de meesten dier ongelukkige arbeiders onzer groote steden van nabij kent, moet deze vinding als een zegen beschouwen. Door dit werktuig zijn ze in staat ongelooflijk meer arbeid te kunnen verrigten en met minder inspanning dan vroeger. Het meerendeel van hen was tot een ellendig bestaan gedoemd, omdat hun werkvermogen binnen bepaalde grenzen beperkt was en ze met de meest mogelijke inspanning naauwelijks het noodige voor hun onderhoud konden erlangen. Nu is dat arbeidsvermogen vertienvoudigd en veel minder inspannend, nu kunnen ze zelfs bij minder loonenden arbeid meer verdienen. Ofschoon dit werktuig dus voor menig arbeider eene uitkomst mag genoemd worden, zoo houden echter de betrekkelijk hooge kosten van aankoop velen terug zich zulk een aan te schaffen. Hierin wordt nu wel door welwillende fabriekanten en menschenvrienden soms te gemoet gekomen, maar die geïsoleerde pogingen zijn riet voldoende, om de meerderheid te helpen. Wenschelijk ware het daarom, dat bestaande philantropische inrigtingen in ons land, tot welker roeping en werkkring dit zou behooren of andere tot dat doel in het leven te roepen instellingen, de wegen van dergelijke werklieden effenden, om hun op de gemakkelijkste wijze in het bezit daarvan te stellen. Het zou een uitmuntende werkkring zijn voor onze spaar- en hulpbanken en hulpkassen. Dezen zouden aan geaccrediteerde werklieden, die getoond hebben dat zij spaarzaamheid aan vlijt paren, dergelijke werktuigen in voorschot kunnen verstrekken, af te betalen in termijnen en daaraan nog voordeelige voorwaarden kunnen verbinden, die tot zulk een wijze van aankoop konden uitlokken. Niet minder kan zulks het geval zijn met een ander werktuig, dat onlangs in den handel is gebragt en een tot dusverre zeer algemeen en lastig handwerk kan vervangen. Wij bedoelen de Amerikaansche breimachine. Het werktuig, klein van omvang, kan aan elke tafel geschroefd worden en daar op gemakkelijke | |
[pagina 783]
| |
wijze, door middel van een handslinger in beweging worden gebragt. Met groote gelijkmatigheid en in ongelooflijk korten tijd worden hiermede de veelsoortigste voorwerpen gebreid. Om een voorbeeld te noemen kan een vlugge werkster daarmede in 8 uren tijds 18 paar kousen breijen, een arbeid, die met de gewone handbreinaalden naauwelijks in drie weken tijds verrigt kan worden. Voorshands is dit werktuig voor gestichten en werk-inrigtingen zeer aan te bevelen, omdat deze de nog hooge kosten van aankoop, ƒ 170, spoedig aan tijd zullen uitwinnen. De zeer beknopte en duidelijk geschreven handleiding, die bij het werktuig wordt afgeleverd, is een goede gids bij het gebruik. De zesde klasse heeft hare eigenaardige belangrijkheid, doordien zij de middelen bevat ter zedelijke, verstandelijke en ligchamelijke ontwikkeling. Uit de voorwerpen door de verschillende landen op dat gebied ingezonden, of liever niet ingezonden, tot de verstandelijk-zedelijke ontwikkeling van het volk te besluiten, zou onbekendheid verraden met den stand der beschaving van het beschaafde deel der wereld. Wij zullen veeleer uit het voorhandene trachten af te leiden op welke wijze in de verstandelijke, zedelijke en ligchamelijke behoeften van de volken, die hier mededongen, wordt voorzien. Meer dan elders blijkt het toch hier, dat het denkbeeld van de tentoonstellingscommissie door ieder land verschillend is opgevat. Terwijl door het eene meer de middelen tot verstandelijk-zedelijke ontwikkeling zijn op den voorgrond gesteld, heeft het andere meer de vruchten daarvan trachten te leveren. In den laatsten zin is Nederland vertegenwoordigd. En naar de uitgebreidheid en degelijkheid der inzendingen te oordeelen zou men tot het besluit moeten komen, dat de zedelijk-verstandelijke beschaving van het Nederlandsche volk boven alle andere uitmunt. Maar, zoo als we zeiden, zoo ergens dan is hier eene vergelijkende critiek eene hoogst gevaarlijke zaak. Wij zullen daarom het ingezondene van elk land op zich zelf beschouwen. Wanneer wij dan weder met Nederland beginnen, zoo hebben wij hier inzonderheid de aandacht te vestigen op de vruchten van de zedelijk-verstandelijke ontwikkeling van het opkomend geslacht en die der volwassen arbeiders. Met de eerste bedoelen wij de voortbrengselen van de Middelbare school, met de laatste de voorwerpen in vrijen tijd vervaardigd. Het Middelbaar Onderwijs, in het jaar 1862 bij de wet gere- | |
[pagina 784]
| |
geld, heeft in die weinige jaren van zijne invoering eene ontzaglijke vlugt genomen en deed een edelen naijver geboren worden tusschen den staat, de gemeenten en de burgerij. In elke gemeente van eenig belang werden instellingen in 't leven geroepen, die de opleiding van het opkomend geslacht tot een nuttigen maatschappelijken werkkring ten doel hadden. Eene reeks van de bestaande instellingen, onder den naam van teeken- en industriescholen bekend, werden hervormd en in den geest der wet ingerigt. Sommige deden dit met eigen krachten, andere werden op onbekrompen wijs door den staat daarin te gemoet gekomen. Ofschoon bij allen een edel streven zich openbaarde, om op den ingeslagen weg loffelijk vooruit te gaan, zoo kenmerkten zich boven allen enkele zelfstandige inrigtingen uit den boezem der burgerij ontstaan door eene bijzondere krachtsinspanning, welke met verrassende uitkomsten bekroond werden. Onder de menigte teekeningen en andere voortbrengselen van dien aard hier tentoongesteld, zagen we daarvan opmerkelijke bewijzen. Onder deze bekleedt eene eerste plaats het Genootschap Mathesis Scientiarum Genetrix, te Leiden. Die inrigting toch is de eerste in ons vaderland, waar men van het begin af zich ten doel heeft gesteld, om jongelieden die zich tot een beroep of handwerk wenschen voor te bereiden, de gelegenheid te verschaffen die kennis te verkrijgen welke noodzakelijk is, om als degelijke handwerkslieden in de maatschappij te kunnen optreden. Door particulieren gesticht en door vrijwillige bijdragen gesteund, staat zij nog, na meer dan tachtig jaren te hebben gewerkt, frisch en gezond, welke lotswisselingen zij ook moge ondergaan hebben. Wel verre van aan de kwalen van den ouderdom te lijden, is zij in den laatsten tijd met vernieuwde levenskracht toegerust en gaat zij, zoo wij vertrouwen, eene schoone toekomst te gemoet. Het vormen van kundige werklieden, wier geoefende hand door een helder hoofd bestuurd wordt, is het doel van deze uitmuntende instelling. En dat doel wordt bij de meesten bereikt, te oordeelen naar de voortreffelijke middelen en leerwijze, die zij daartoe aanwendt. Een treffend bewijs werd daarvan geleverd in de prachtige collectie teekeningen en modellen hier bijeengebragt. In de 2000 teekeningen was de geheele ontwikkelingsgang van de school duidelijk waar te nemen. Zelden zagen wij zoo een keur van teekeningen door de jeugdige hand van het kind uit het volk vervaardigd. Elk | |
[pagina 785]
| |
onderdeel van het industrieel teekenonderwijs was hier vertegenwoordigd. De vorderingen van elken leerling waren hier uit eene reeks van teekeningen op te maken, en deze konden weder met gelijksoortige van anderen vergeleken worden, zoodat de methode op regt aanschouwelijke wijze werd voorgesteld. De doorzigtkunde en de beschrijvende meetkunde werden hier naast de methode Dupuis, teregt als de basis van het teekenonderwijs, in goed geslaagde teekeningen voorgesteld. Niet minder schoon waren de figuurteekeningen naar voorbeeld en pleister. Welgekozen waren de ornament- en bouwkundige teekeningen, en de proeven van eigenlijk industrieel teekenen zoo geheel geschikt om vaardigheid naast kennis te ontwikkelen. Dit kwam ook treffend uit in die reeks van boetseersels en modellen in hout en steen door de leerlingen vervaardigd. Het laat zich denken welk eene rijke bron van volkswelvaart in eene zoodanige inrigting is gelegen en hoeveel zij in de vier, en tachtig jaren van haar bestaan tot de ontwikkeling der arbeidende klasse heeft toegebragt. Onderscheidene architekten, thans op verschillende plaatsen werkzaam, ontvingen hier hunne opleiding. In den laatsten tijd zijn een aantal vroegere leerlingen geplaatst als opzigters bij den waterstaat en de staatsspoorwegen. Op artistiek terrein hebben in vroegere dagen onderscheidene bekwame teekenaars hier hunne opleiding ontvangen, ja enkele hebben als kunstschilders naam gemaakt. Maar bovenal heeft het Genootschap aan een groot aantal ambachtslieden die kundigheden medegedeeld, welke hen in staat gesteld hebben als nuttige leden der maatschappij werkzaam te zijn en ruimschoots hun brood te verdienen. Eene andere inrigting van dien aard, welke op een genoegzaam even langdurig bestaan mag bogen, is de Akademie Miuerva, te Groningen. Ook zij heeft gedurende al dien tijd getracht zich naar de behoeften van het volk en de omstandigheden van den tijd te schikken. Sedert 1855 heeft het technisch onderwijs aldaar eene belangrijke hervorming ondergaan. Hoogst opmerkelijke proeven van het teekenonderwijs waren hier tentoongesteld, en waarlijk de inrigting uit het Noorden mogt met voldoening aan hare zuster uit het Zuiden de hand reiken. Beide stonden daar als waardige vertegenwoordigsters van den volhardenden en practischen zin van ons volk. Menige jeugdige | |
[pagina 786]
| |
inrigting mag zich aan haar spiegelen en de overtuiging erlangen, dat alleen door volharding een groot en goed doel bereikt kan worden. Van jonger dagteekening is de Akademie van Beeldende Kunsten en Technische wetenschappen, te Rotterdam. Als zoodanig telt zij een bestaan van 19 jaren. Ook van deze inrigting kan gezegd worden, dat zij steeds met haren tijd is medegegaan en het onderwijs naar de behoeften van den werkmansstand heeft ingerigt. Ze was hier op ruimere schaal dan de Akademie te Groningen vertegenwoordigd. Een uitgezochte verscheidenheid van teekeningen, boetseersels en modellen werd hier door haar aangeboden, waaruit wij het sprekend bewijs erlangden, dat dit gedeelte van het onderwijs aan goede handen is toevertrouwd en uitnemend aan het doel beantwoordt. Vervolgens hebben we de aandacht te vestigen op twee inrigtingen van lateren tijd in de hoofdstad van het rijk door particuliere krachten in het leven geroepen. Het zijn de beide Ambachtscholen, door de Maatschappij voor den Werkenden Stand en de Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd, door de beide departementen van het Nut van 't Algemeen tot stand gebragt. De eerste der beide ambachtscholen in het jaar 1861 opgerigt, is bestemd voor jongelingen uit den arbeidenden stand, die daartoe lust en geschiktheid bezitten, op te leiden tot kundige en degelijke beoefenaren van de ambachten, die tot den burgerbouw noodig zijn. De andere is eenige jaren later in het leven geroepen, om aan de zonen van de werkbazen, leden van de Maatschappij voor den Werkenden Stand, eene degelijke opleiding voor hun vak te verschaffen. Op breede schaal waren hier de proeven van het praktisch onderwijs, aan deze inrigtingen verstrekt, tentoongesteld. Zij leverden een deugdelijk bewijs van de goede rigting daarbij gevolgd. Vaardigheid en smaak paren zich hier aan een grondige beoefening van de hoofdelementen waarop het industrieel onderwijs gebaseerd moet zijn. Zulke vormscholen zullen ontzaglijk veel nut onder de arbeidende klassen stichteu, indien zij steeds het practische doel voor oogen houden en de ware behoeften van den ambachtsman niet uit het oog verliezen. Daarnevens staat de ambachtschool voor het vrouwelijke deel der arbeidende klasse, welke, ofschoon niet meer dan vier jaren bestaande, reeds als een waardige pendante van de eerstgenoemde | |
[pagina 787]
| |
stichting mag beschouwd worden. De proeven van het daar verstrekte onderwijs, in de verschillende deelen van het tentoonstellingsgebouw aanwezig, leverden weder het bewijs van den ernstigen zin van ons volk, om een goed doel met beleid en volharding te verwezenlijken. Het wekte de bewondering van inboorling en vreemdeling hoe het mogelijk was binnen zulk een korten tijd zooveel schoons tot stand te brengen. Het terrein, door het Bestuur der inrigting betreden, was tot dusverre nog ten eenenmale onontgonnen in ons land. En die eenigzins ingewijd is in ondernemingen van dergelijken aard zal met ons de bezwaren beseffen, waarmede de oprigters te worstelen hadden, alvorens ze de nuttige strekking van hun plan bij de belanghebbenden ingang konden doen vinden. Is het reeds moeijelijk, om de ouders tot de overtuiging te brengen, dat eene wetenschappelijke vorming tot verzekering van het toekomstig bestaan hunner zonen noodig is, hoeveel meer is zulks het geval waar die overtuiging gevestigd moet worden ook ten opzigte hunner dochters. Tot dusverre was routine toch hier de eenige weg, die een werkzaam bestaan aan de jonge dochter uit het volk verschafte. Al spoedig werden die ongelukkige wezens gedrongen in eigen behoeften te voorzien of zelfs tot de behoeften van het gezin te helpen bijdragen. Het meisje werd tot dat einde zonder eenige voorbereiding ‘onder de menschen,’ of, nog erger, naar de fabriek gezonden. Wat daar veelal van hare krachten en zedelijkheid gevorderd werd is maar al te goed bekend, om hier in den breede te ontvouwen. Hoe menige boette met hare gezondheid hare eer in. En zoo zij al, na eenige jaren in verschillende betrekkingen te hebben doorgeworsteld, veelal door de noodzakelijkheid gedwongen, zelve als huisvrouw en moeder optraden, hoe treurig een lot viel dan aan het gezin ten deel, dat zulk eene leidsvrouw aan het hoofd had. Welk een voorbeeld hadden de kinderen aan zulk eene moeder? En nogtans van deze hangt toch voornamelijk de toekomst van het kind uit het volk af. De huisvader is door zijn dagelijkschen arbeid niet in de gelegenheid, om zich veel met de opvoeding zijner kinderen in te laten. Die taak rust geheel op de schouders van de vrouw. Maar vooral drukte die slendergang nadeelig op eene menigte andere vrouwen, die niet zoo spoedig in de gelegenheid waren zich door het huwelijk te verbinden. Deze sleepten gewoonlijk een kommerlijk bestaan voort, daar ze voor een vermoeijenden | |
[pagina 788]
| |
arbeid een loon konden bedingen, dat naauwelijks in hare eerste levensbehoeften kon voorzien. En nog gebeurde het niet zelden, dat zij dit met een bloedverwant moesten deelen. Was het nu te verwonderen, dat bij gemis van voldoende opvoeding en leiding, sommigen aan de stem der verleiding gehoor gaven; dat zij hare eerbaarheid verkochten voor het goud, dat de vlijtige hand niet bij magte was te verdienen? En de eerste stap op dien gladden baan, hoe noodlottig besliste die veeltijds niet over de toekomst der gansche familie, zelfs van een volgend geslacht? Die overwegingen deden in den laatsten tijd de aandacht vestigen op betere middelen, om het bestaan van velen uit het zwakke geslacht te verzekeren. En, bedriegen wij ons niet, dan was ook dit een der aanleidingen, die de beide Departementen van 't Nut te Amsterdam op het denkbeeld bragten een inrigting te openen, om aan die helft van ons geslacht een zelfstandiger bestaan te verzekeren. Men stelde zich daarbij in de eerste plaats voor, om de gelegenheid tot het beoefenen van de bekende nuttige en fraaije handwerken beter te verschaffen, anderdeels om daarnaast nieuwe bronnen van bestaan te openen, doch allen overeenkomstig de vrouwelijke natuur, allen binnen het bereik van hare ligchamelijke en verstandelijke vermogens vallende. Tot dat einde is het doel der inrigting, 1o. het vormen van bewaarschoolhouderessen, 2o. het bekwamen tot het bij de wet gevorderde examen voor teekenen en voor nuttige en fraaije handwerken, 3o. het bekwamen tot het bij de wet gevorderde examen voor apothekers-leerlingen en 4o. het opleiden tot de uitoefening van verschillende vrije vakken van industrie, kunst en smaak. De leervakken bepalen zich tot de volgende: 1o. herhaling en voortzetting van lager- en uitgebreid lager onderwijs, 2o. het boekhouden en schoonschrijven, 3o. het teekenen, 4o. het stroovlechten en naaijen, 5o. handwerken en 6o. bijzondere leervakken, waartoe gebragt worden het besturen van verschillende naaimachines, het cartonneren, het graveren op steen en de beginselen der Latijnsche taal en artsenijmengkunde. Het onderwijs wordt gewijzigd naar de bijzondere behoeften van elke leerling en verdeeld over 8 jaren. De leeftijd van toelating is van 12 tot 16 jaren. Het tegenwoordig getal leerlingen is 140. En om nu nog eens op de vruchten van het onderwijs, hier tentoongesteld, terug te komen, zoo hebben wij in de eerste plaats de aandacht te vestigen op de uitnemende proeven van | |
[pagina 789]
| |
teeken-onderwijs. Daaronder komen vooral in aanmerking de teekeningen van bloemen, planten en vruchten in waterverf naar ongekleurde lithographiën; vlug bewerkt en flink gepenseeld getuigen zij evenzeer voor den smaak als voor de vaardigheid van de vervaardigster. Niet minder is dit het geval met de boetseersels, die door flinke behandeling en zuivere afwerking kunnen wedijveren met het beste wat hier van dien aard was tentoongesteld. En dan die prachtige kast met een schat van fraaije handwerken gevuld, alles de vrucht van het onderwijs in zulk een kort tijdsbestek.’ Zij was een sieraad der tentoonstelling en zal menigen vreemdeling naijverig hebben gemaakt, om in het bezit van een zoodanige inrigting in zijn land te komen. We zouden, zoo voortgaande, nog menig bewijs kunnen leveren van den volhardenden zin van ons volk, om de bedoelingen van de regering ten goede te steunen, waarbij treffend aan den dag zou komen de gezonde geest, dien de hedendaagsche philantrophie ademt. Verschaf aan het kind uit de handwerksklasse de middelen tot zedelijk-verstandelijke ontwikkeling, verschaf het hem kosteloos, in overvloed, naar ieders keus en behoeften, en gij geeft hem alles waardoor hij later in de gelegenheid is zich zelf te helpen, zich zelf een trede hooger op den maatschappelijken ladder te verheffen. Ziedaar de leus van onzen tijd, in tegenstelling van een vroegeren, die steeds meer armen en armoede kweekte. En nu rest ons nog te gewagen van het vele goede, dat de rijks- en gemeente-instellingen voor middelbaar onderwijs hier te zien hebben gegeven. 't Is ondoenlijk om de mate van ontwikkeling van elk der 35 hier vertegenwoordigde burger dagen avond- en teekenscholen in bijzonderheden na te gaan. Slechts in algemeene trekken kunnen wij de verdiensten van de verschillende vakken van het teeken-onderwijs en wat daarmede in verband staat, doen uitkomen. In de eerste plaats komt dan het teekenen naar de natuur, volgens de methode Dupuis, in aanmerking. Met veel vrucht wordt daarvan aan de meeste inrigtingen gebruik gemaakt en enkelen muntten daarin uit door goede ordonnantie en fiksche tintschakering. Wat betreft het teekenen naar voorbeelden en pleister daarvan was evenzeer veel goeds, en daaronder zelfs meesterlijke proeven, geleverd. Over 't algemeen was de keuze der modellen goed; | |
[pagina 790]
| |
zij waren breed van opvatting, goed van kleur en streng van lijnen. Het regtlijnig, bouwkundig en werktuigkundig teekenen, zoowel naar voorbeelden als naar modellen, was rijk en goed vertegenwoordigd. De middelbare school van den huidigen dag schijnt dit vraagstuk goed begrepen te hebben en het op echt practische wijze te willen oplossen. Ontwerpen van gebouwen en werktuigen, door de leerlingen zelven vervaardigd, waren niet in groot aantal aanwezig; maar wat wij gezien hebben, draagt over 't algemeen blijken van goede opvatting en practischen zin, zonder aan de eischen der aesthetiek te kort te doen. Het boetseeren en modelmaken, ofschoon iets geheel accessoir op de meeste onzer burger-dag- en avondscholen, heeft echter een vrij hoogen trap van ontwikkeling verkregen. Menige school mag trotsch zijn op hare kleine doch keurige collectie boetseersels en modellen door hare leerlingen vervaardigd en hier tentoongesteld. Lof en dank komt aan de regering toe voor hare onvermoeide pogingen, om dien magtigen hefboom van volksontwikkeling zoo ijverig te steunen, lof en dank aan de weldadigen in den lande, die zoo goed de beteekenis der philantropie gevat en juist hare beginsels in toepassing hebben weten te brengen. Zij zaaijen welligt voor een oogst, die niet de hunne zal wezen, maar die zeker niet uit zal blijven milde vruchten op te leveren. Datzelfde is ook van toepassing op de loffelijke pogingen van eene andere reeks van weldadige inrigtingen in ons land, hier vertegenwoordigd, welke sinds korteren of langeren tijd aan de bevordering der stoffelijke en zedelijke belangen der arbeidende klassen werkzaam zijn. Zoo mogen we volstaan met den naam van onze oudste maar niet te min nog krachtvolle en ijverige Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te noemen. Zij is uit hare geschriften, maar bovenal uit hare werken genoegzaam bekend en erkend, dan dat het noodig zou zijn hier nog een breed betoog over haar nut te houden. Van de vereenigingen van jougere dagteekening treden hier op de vereeniging: het Wijkverbond Koning-Willemshuis, eene stichting van den practischen philantroop, den predikant Adama van Scheltema, te Amsterdam. In beperkteren kring betreedt hij hier het gebied door 't Nut ontgonnen; maar hij tracht meer | |
[pagina 791]
| |
regtstreeks op de kudde aan zijne hoede toevertrouwd in te werken. De groote taak der Innere Mission wordt hier ondernomen op eene regt praktische wijze, met liefde, met volharding, met geduld, met zelfverloochening, met het doel om de tijdelijke en toekomstige, stoffelijke en geestelijke belangen van het proles der achterbuurten van de groote stad te bevorderen. In de eerste plaats wordt daartoe het kind in bescherming genomen en de kiemen van godsdienst en kennis bij hem tot ontwikkeling gebragt. Maar ook aan den volwassene wordt al de zorg besteed, om zijn huiselijk en maatschappelijk geluk te bevorderen. Goed voorbeeld, goed voorgaan; ziedaar de beste middelen om tot navolging uit te lokken. De zwakken worden gesteund, de hulpbehoevenden bijgestaan, maar alles met het doel om later des te beter zich zelven te kunnen helpen. Eene andere vereeniging in de hofstad sinds eenige jaren tot stand gebragt onder den naam van Vereeniging tot verbetering der woningen van de arbeidende klasse heeft in deze klasse eene reeks van geschriften ingezonden, die moeten strekken, om haren werkkring en de resultaten daarvan nader te leeren kennen. Wij zien daaruit hoe zegenrijk die werkkring is, hoeveel geluk en tevredenheid daardoor bevorderd, hoeveel menschenlevens daardoor gespaard zijn geworden. En dat zal waarlijk niemand verwonderen, die de uitmnntende modellen en teekeningen van de door haar gebouwde woningen, in de noord-oostelijke bijzaal tentoongesteld, met aandacht heeft nagegaan. Eindelijk mogen niet onopgemerkt voorbij worden gegaan de voortbrengselen van de werkinrigting van Noordwijk, opgerigt in October 1868, ter ondersteuning in geval van werkeloosheid en ter wering van bedelarij onder de veldarbeiders. Die bekend is met de ellende, waaraan het gezin van den veldarbeider des winters is blootgesteld, moet het een gelukkig denkbeeld noemen, om die lieden in de gelegenheid te stellen andere tijdelijke middelen van bestaan te vinden. Daarin schijnt men uitmuntend geslaagd te zijn, te oordeelen naar de reeks van goed bewerkte voorwerpen voor huishoudelijk en industrieel gebruik. Wij vinden het denkbeeld uitnemend praktisch, om ook eens te beproeven of onze werkelooze arbeiders nog tot iets anders in staat zijn dan tot het weven van grove zakken en het vlechten van riet en stroo. Het komt ons voor, dat de proef uitnemend is geslaagd, want het hier geleverde werk is zeer geschikt ook voor meisjes | |
[pagina 792]
| |
en vrouwen, wier smaak en oordeel er zeker meer door zullen worden ontwikkeld, terwijl hare gezondheid er minder door te lijden zal hebben dan door het eerstgenoemde werk onzer koloniën en werkhuizen. En nu nog een enkel woord over de tentoongestelde voorwerpen vervaardigd in den vrijen tijd. In deze keurige verzameling trad het karakter van den Nederlandschen werkman van eene zeer gunstige zijde op den voorgrond. Wij zien hieruit in de eerste plaats zijn zin voor huiselijkheid. Maar ten andere komt daarbij treffend zijn geduldige en volhardende aard uit. De menigte kartonwerken, het tal van miniatuur-modellen in hout, metaal en ivoor pleiten toch niet minder voor het geduld als voor de vaardigheid van den bewerker. Maar naast deze staan nog andere voortbrengselen van vlijt, die behalve een onverdroten geduld ook eene niet geringe mate van genialiteit verraden. Dat getuigen die menigte modellen voor den scheeps-, molen- en machine-bouw. Aan zulke werkstukken moet meer waarde gehecht worden, dan aan die gewrochten. welke enkel als middelen van tijdverdrijf moeten beschouwd worden. Zij voeden niet enkel den kunstsmaak, maar dragen veel bij om de kennis van het vak te vermeerderen. Wij begroeten ze derhalve als een gelukkig verschijnsel van de zucht naar kennis en zelfontwikkeling, die anders geen algemeene trek van den volwassenen Nederlandschen werkman mag genoemd worden. Ten opzigte van het buitenland deed zich Belgie op het gebied van volksontwikkeling in deze klasse zeer gunstig kennen. Dit land heeft hier eene menigte bewijzen geleverd van den weldadigen en praktischen zin zijner burgers, om de belangen der arbeidende klasse naar de behoeften van onzen tijd te behartigen. Een zeer aanschouwelijk beeld wordt hier geleverd van de middelen tot zedelijk-verstandelijke ontwikkeling der bevolking in de proeven van het onderwijs verstrekt aan de kribbe-inrigting en bewaarscholen te St. Josse-ten-Noode bij Brussel en de Maria-Henriette-bewaarschool te Antwerpen. Met veel tact was hier alles bijeengebragt wat zon kunnen strekken, om eene goede voorstelling te erlangen van de inrigting, den werkkring en de vruchten dier weldadige stichtingen. Men zou zich werkelijk een verkeerd denkbeeld maken van dien werkkring, indien men hier alleen op den naam afgaat. Aldaar bepaalt men zich niet enkel tot de eerste ontwikkeling, maar strekt het onderwijs | |
[pagina 793]
| |
ook over de latere levenstijdperken uit. De eerstgenoemde inrigting is in drie afdeelingen gesplitst: 1o de kribbe-inrigting, waar het kind reeds van den 9den dag zijns levens kan worden heengezonden, om daar gevoed en verpleegd te worden tot het 2de of 3de jaar, om dan 2o naar de eigenlijke bewaarschool overgeplaatst te worden, waar het tot het 7de jaar naar ligchaam en geest wordt ontwikkeld, terwijl 3o van 7-14 jaren lager en meer uitgebreid lager onderwijs uitsluitend aan meisjes wordt verstrekt. Deze scholen zijn alle in een uitmuntend ingerigt gebouw vereenigd, waar alles wordt aangewend, wat aan de ligchamelijke en verstandelijke ontwikkeling der schoolbevolking bevorderlijk kan zijn. De inrigting wordt bezocht door kinderen uit alle standen der maatschappij. Ofschoon als regel wordt gesteld, dat de verpleging en opvoeding niet kosteloos geschiede, zoo worden echter gewillig de deuren geopend voor elk kind welks ouders niet in staat zijn eenig schoolgeld te betalen. In de kribbe-inrigting werden in 1868 verpleegd 47 jongens en 74 meisjes (daaronder 10 kosteloos en 111 tegen 6 centimes schoolgeld daags), in de bewaarschool 132 jongens en 144 meisjes (waarvan 67 kosteloos, 61 tegen 1 en 148 tegen 2 centimes daags), in de lagere school 49 meisjes (waarvan 14 kosteloos, 15 tegen 2 centimes en 16 tegen 4 centimes daags). De voeding, de verpleging en het onderwijs zijn voor alle kinderen dezelfde, hetzij ze kosteloos worden opgenomen of 72 centimes 's weeks betalen. De bijzonderheden, die we hier mededeelen, ontleenen we aan het jongste verslag van de inrigting, dat voor elk waar belangstellende op de tentoonstelling kosteloos te bekomen was. Dat verslag bevat een schat van wetenswaardige bijzonderheden, waarmede bestuurders van dergelijke inrigtingen in ons land hun voordeel zouden kunnen doen. Wij hebben dat met de grootste belangstelling gelezen en kunnen ons noode onthouden van hieruit nog iets meer mede te deelen. Eenige weinige regels moeten we echter nog afschrijven, want het zijn gulden regels, die ook buiten de school van toepassing zijn. Zij komen hierop neder. De kinderen mogen weinig (beter in het geheel niet) gewiegd worden, men moet veel met hen wandelen en laten loopen hen die daartoe in staat zijn. ‘Men beknorre zelden en sla het kind nimmer, maar behandele het met de meest mogelijke zachtheid. Men legge het kind dan eens op de eene dan weder op de andere zijde te slapen, met het hoofd eenigzins | |
[pagina 794]
| |
hooger dan de romp; de bedekking zij voldoende, maar niet te veel. Men late het kind niet te lang zitten. Het luijerpak belemmere het kind niet in zijne bewegingen. Men vatte het kind niet bij één arm. Men houde de voeten warm, de buik onbeklemd, het hoofd koel. Het kinderspeelgoed zij niet beschilderd, noch in staat om te kwetsen. Liefkoos het kind veel, maar kus het weinig. Stoor het kind niet in den slaap. Wek zijn misnoegen niet op. Laat de kinderen vrijelijk spelen met hen die veel van hen houden. Bij aanvallen van stuipen onttrek het kind terstond aan de omgeving van andere kinderen en haal een geneesheer.’ Behalve teekeningen, plannen en geschriften van de inrigting, waren hier eene menigte van voorwerpen tentoongesteld, die door de kinderen der bewaarschool waren vervaardigd. Hieruit bleek, dat de Froebelmethode daar in haren geheelen omvang met het meeste succes wordt toegepast. Zelden zagen wij zoo een keur van werkjes van dien aard. Hieruit bleek ons toch hoe uitnemend die methode geschikt is, om het gevoel voor het schoone, den zin tot orde en regelmaat, de vlugheid en vaardigheid van de hand te ontwikkelen. Aan het schoone werd tevens het begrip van doelmatigheid verbonden, want de vlechten borduurwerkjes waren tot nuttige voorwerpen, als tasjes, kokers, bladwijzers enz., ingerigt. De tweede reeks van inrigtingen tot volksontwikkeling hier vertegenwoordigd, waren de gemeente-scholen van Gent. Het uit- en inwendige van die gebouwen was door zeer fraaije photographiën aanschouwelijk gemaakt, terwijl modellen van schoolbanken en tafels, benevens andere onderwijs middelen getuigden, dat men daar geheel op de hoogte van den tijd is en dat de ligchamelijke zoowel als de verstandelijke ontwikkeling er gelijkelijk worden behartigd. In de derde plaats was de middelbare school vertegenwoordigd door de Ecole professionnelle des jeunes filles, te Brussel en de Ecole industrielle et communale, te Verviers. De eerste draagt verre den palm der overwinning weg. Zij geeft een treffend bewijs van de uitstekende wijze, waarop in het middelbaar onderwijs voor meisjes in België wordt voorzien. Onder de menigte proeven hiervan geleverd, muntten vooral uit die van snijwerk in hout en de patroonteekeningen voor borduurwerken; ook het boetseerwerk was zeer verdienstelijk. De tee- | |
[pagina 795]
| |
keningen door de andere inrigting hier tentoongesteld, stonden in gehalte en keuze verre ten achteren bij hetgeen onze middelbare school in dit opzigt heeft geleverd. Wat we daarvan zagen was beneden het middelmatige en mogt de goedkeuring van deskundigen niet wegdragen. Naast deze stichtingen verheffen zich daar eene menigte andere uit den boezem der burgerij ontsproten, die allen zich ten zeerste beijveren het hare tot bevordering der volksontwikkeling bij te dragen. Daaronder bekleedt eene eerste plaats het Willemsfonds. Maar ook de fabriekanten en patroons bleven niet ten achteren, om de stoffelijke en zedelijke belangen hunner werklieden te bevorderen. Talrijke bewijzen waren daarvan aanwezig in de teekeningen en modellen van gaarkeukens, leeszalen, enz., door hen in het leven geroepen. Frankrijk maakt hier weder eene schitterende vertooning, minder door de vruchten van, dan wel door de middelen tot de zedelijk-verstandelijke ontwikkeling der bevolking. Naar den schat van voortreffelijke onderwijs-middelen te oordeelen, die hier is bijeengebragt, zou men waarlijk moeten gelooven, dat het geene ijdele zelfverheffing is, dat de Franschman zijn land ‘le pays de l'intelligence’ noemt. Het is niet mogelijk, om hier in bijzonderheden op te noemen, wat voor elk vak van onderwijs hier werd aangeboden. En toch, ieder die eenigzins op de hoogte is van de beschaving der volken van den tegenwoordigen tijd, moet bekennen, dat het volksonderwijs in Frankrijk lang niet op zulk eene hoogte staat als in menig land van den tweeden en derden rang. Zoolang die ongelukkige geest van centralisatie den tegenwoordigen Napoleon bezielt, zullen de krachten en goede bedoelingen verlamd blijven van staatslieden en burgers, om den eenig goeden weg in te slaan, die tot volksontwikkeling leidt: de vrijheid. Zoolang er nog Departementen worden aangetroffen, waar 25-82 pCt. der bevolking lezen noch schrijven kan, zoolaug 28 pCt. der mannelijke en 48 pCt. der vrouwelijke bevolking in geheel Frankrijk niet kan lezen, zoolang de staat niet meer dan 1,25 pCt. van zijne inkomsten aan het onderwijs ten koste legt, zoolang mag van volks-beschaving aldaar geen sprake zijn. Nogtans, het zou onbillijk zijn, om onvermeld voorbij te gaan de waarlijk uitstekende proeven van industrieel teekenonderwijs, | |
[pagina 796]
| |
die geleverd werden door de leerlingen der Ecoles des Frères de la doctrine Chrétienne, te Parijs. Ook het machineteekenen schijnt daar op eene zeer goede hoogte te staan. Prachtig waren de crayon-teekeningen door de leerlingen, jongens en meisjes van 15-17 jaren, vervaardigd, die de lessen van de Ecole de dessin, in de rue d'Assas, te Parijs, onder leiding van Prof. Baudine volgen. Wij bejammeren het zeer, dat Frankrijk niet meer dergelijke proeven heeft geleverd van dat gedeelte van het volksonderwijs, waarin het boven vele andere landen vooruit is. Noch Duitschland, noch Engeland schenen de bedoeling van het program in deze klasse goed te hebben begrepen. Behalve enkele werken over volksontwikkeling en eenige wel is waar zeer verdienstelijke teekeningen van de handelsschool te Stuttgard en de industrieschool Jaegerzeile te Weenen, werd hier niets geleverd. En toch bezit elk dier landen inrigtingen en andere middelen tot volksontwikkeling genoeg, die hier op waardige wijze vertegenwoordigd hadden kunnen worden. Beter begrijpen dat weder onze praktische Nooren. Zij leverden het bewijs, dat althans het middelbaar onderwijs aldaar op een zeer goede hoogte staat. Onder de inrigtingen van middelbaar onderwijs waren hier de Nieuwe Ambachtschool en het Technisch Instituut te Kopenhagen vertegenwoordigd. De proeven van teekenkunst in het lijnregt-, perspectief-, ornamenten bouwkundig teekenen geven een goeden dunk van die inrigtingen; maar bovenal trokken de teekeningen naar pleister de aandacht; die konden wedijveren met het beste wat de tentoonstelling van dien aard had opgeleverd. Dezelfde soberheid van versiering en strenge lijnen, die we in de voorwerpen voor huishoudelijk bedrijf hebben opgemerkt, zagen we hier in de teekeningen terug. Waarlijk in vele opzigten komen de bewoners van het Noorden met ons land overeen, en dat zoowel in hunne goede als slechte hoedanighedeu. Maar onder het goede, dat bij de arbeidende klasse daar aangetroffen en bij ons nog maar al te zeer gemist wordt, moet de geest van associatie genoemd worden, de esprit de corps, om iets goeds tot stand te brengen en aan de gemeenschappelijke ontwikkeling werkzaam te zijn. Daarvan leverde deze tentoonstelling bewijzen in overvloed op. Ten slotte moeten wij nog met een enkel woord op den | |
[pagina 797]
| |
belangrijken inhoud van de zevende klasse wijzen. Wij zeggen met een enkel woord, omdat het vooreerst niet mogelijk was in het gewoel van de tentoonstelling die menigte statuten, reglementen en verslagen van vereenigingen ten behoeve van den arbeider te bestuderen, maar ten andere, omdat het grootste gedeelte daarvan al dadelijk door de tentoonstellingscommissie ten behoeve van de jury in beslag was genomen. Wanneer we echter een blik in dat gedeelte van den catalogus slaan, dan komen wij even als in de vorige klasse tot de overtuiging, dat niet elk land naar zijn vermogen hier heeft bijgedragen. De geest van associatie onder die klasse van burgers dus af te meten naar het aantal ingezonden bescheiden, zou geene bekendheid verraden met de beweging, die op dat gebied in de laatste jaren heeft plaats gehad en in klimmende mate zich steeds voortzet. Hoe onevenredig die inzendingen ook hebben plaats gehad, zoo kan uit het voorhandene echter het karakter worden opgemaakt, waardoor de associatie in elk land zich onderscheidt. In Nederland toch heeft het beginsel ‘door het volk’ nog zeer weinig toepassing gevonden. Men staat daar nog op den eersten trap, en werkt ‘voor het volk.’ Sedert een paar jaren openbaart zich een kennelijk streven onder de arbeidersklasse hier te lande, om door eigen krachten zich een trede hooger op den maatschappelijken ladder te verheffen. Eigenlijke vereenigingen door de arbeiders zelven gesticht, zijn in deze klasse dan ook weinig of niet vertegenwoordigd. De noodzakelijke elementen missen zij daartoe vooralsnog: gemeen overleg, juiste begrippen van volkshuishoudkunde, beleid en eene voldoende mate van volharding, om de talrijke bezwaren het hoofd te bieden, die aan de eerste schreden op dien weg in den regel in den weg staan. Verscheidene pogingen met dat doel in den laatsten tijd aangewend, mislukten daarom. Aan den anderen kant ziet men enkele dier pogingen aanvankelijk met een goeden uitslag bekroond worden. Zij danken dien vooruitgang in de eerste plaats aan het beleid van hen, die zich aan het hoofd dier vereeenigingen stelden, maar in de tweede plaats, omdat men zich te vreden stelde met een nederig begin. Het is een zwak van vele dier inrigtingen om een schitterend program te | |
[pagina 798]
| |
ontwerpen van hetgeen de vereeniging tot stand wil brengen. Alle wenschen, ja alle idealen worden daarin uitgedrukt. Men vergeet echter dat men altijd over beperkte middelen te beschikken heeft. Men spiegelt den leden gouden bergen voor hunne luttele bijdragen voor. Al de voordeelen en winsten die men hun toezegt, steunen echter op een bedriegelijken grondslag. Men geeft in het geheel geen, of wat nog slimmer is, onjuiste cijfers. Men keert rente uit zonder in het bezit van een kapitaal te zijn; men leeft van de hand in den tand. De ettelijke guldens, die men van contributiën en bijdragen, in centen of dubbeltjes, gedurende maanden bij elkander heeft gebragt, worden in weinige weken als ondersteuning aan enkele leden uitgegeven. Het blijkt dan ook al spoedig, dat het bestuur aan zijne verpligtingen niet voldoen kan. De leden daardoor ontmoedigd en teleurgesteld, beginnen te morren en trekken zich ten laatste terug. En daarmede gaat de vereeniging te niet. Zulke mislukte pogingen doen veel afbreuk, want zij schrikken anderen af om zich tot dergelijke doeleinden aan te sluiten. En zoo blijft het kostelijk coöperative beginsel onzer dagen een gesloten boek voor den Nederlandschen werkman. De vereenigingen ten behoeve der arbeidende klassen door anderen tot stand gebragt, waren daarentegen in ons land in ruime mate vertegenwoordigd. Deze verkeeren in den regel in een bloeijenden toestand. Daartoe moeten vooral gebragt worden de zieken-societeiten, de spaar- en hulpbanken. Menig belangrijk voorbeeld was hiervan op de tentoonstelling aanwezig. De geschiedenis van menige inrigting van dien aard zou een schat van wetenswaardige bijzonderheden aangaande de volkszaak aan het licht brengen. Wij hopen en vertrouwen dan ook, dat het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Fabrieken Handwerksnijverheid in Nederland, die thans in het bezit is van de kostbare verzameling bescheiden, tot de VIIde klasse behoorende, daarvan een nuttig gebruik zal maken en door eene gezette studie het merkwaardigste daaruit verzamelen en in 't licht zal geven. Zulk een arbeid zal zeker niet tot het minst belangrijk gedeelte der taak behooren, door die loffelijke Vereeniging in dit jaar ondernomen. In België treedt, uit de verzameling hier aanwezig, het coöperative beginsel onder de werklieden meer op den | |
[pagina 799]
| |
voorgrond. Het zijn daar de werklieden van de groote industrieele inrigtingen die zich vereenigd hebben tot onderlingen bijstand. Zeker is hier het initiatief van den patroon een zeer werkzaam beginsel geweest tot het ontstaan en den bloei dier vereenigingen. Wij vinden daaronder niet alleen gaarkeukens, goedkoope winkels, spaar- en hulpbanken, invalidekassen, ziekenen begrafenisfondsen, maar ook inrigtingen tot bevordering der zedelijk-verstandelijke ontwikkeling. Die pogingen worden loffelijk ondersteund door vereenigingen van gelijken aard uit den boezem der burgerij, ten behoeve van de arbeidende klasse in 't leven geroepen. In dit opzigt bekleedde de gemeente Gent eene eerste plaats. Zij bezit tal van vereenigingen, die eene belangrijke rol in de volksontwikkeling vervullen. De Noord-Duitsche Bond maakt in deze klasse een zeer goede figuur. Eene hoogst opmerkelijke verzameling van statuten en geschriften over niet minder dan 140 vereenigingen ten behoeve der arbeiders, alleen in Berlijn, in het leven geroepen, was hier bijeengebragt, terwijl uit Wurtemberg de statuten en verslagen van 170 vereenigingen waren ingezonden. Zij omvatten het geheele leven van die klasse van burgers. In al hunne belangen wordt door de associatie vrij voldoende voorzien. Verwonderen moet het niet, dat het beginsel daar zoo sterk op den voorgrond treedt, als men in aanmerking neemt, dat het gildewezen er nog niet geheel tot de geschiedenis behoort en men zeer wijsselijk zijn goede zijde in stand tracht te houden, de aansluiting namelijk, tot onderlingen bijstand, gewijzigd naar de behoeften en inzigten van den tijd. En dan komen vooral in aanmerking de stichtingen van den bekenden Schultze Delitsch, de volksbanken, die vooral in Wurtemberg sterk vertegenwoordigd schijnen te zijn, en de winkelvereenigiugen, onder den naam van ‘Consum-Verein’ in Duitschland bekend. In deze verzameling bevinden zich eene reeks van monographiën en algemeene werken over den toestand der arbeidende klasse en de middelen tot verbetering daarvan. Om een bewijs te geven van de uitgebreidheid en den werkkring van sommige dier vereenigingen voeren we slechts aan het Berliner Handwerker-Verein, dat thans 3000 leden telt, welke maandelijks 3 Silbergroschen bijdragen. Daarvoor hebben ze onder anderen het genot van 150 voordragten in het jaar, kunnen ze 3500 boeken en 80 dagbladen | |
[pagina 800]
| |
lezen, 20 leercursussen en verscheidene concerten, gymnastiek- en landelijke feesten bijwonen. De vereeniging heeft een eigen gebouw, dat 75000 Thls. heeft gekost en een vermogen van 35000 Thls. Uit de Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie waren de statuten en verslagen van een paar crediet-vereenigingen en onderstandskassen ingezonden. Aldaar staat het beginsel van coöperatie nog op een zeer lagen trap van ontwikkeling. Ook Frankrijk maakte hier niet veel betere figuur. Wel trof men hier eene menigte hoogst belangrijke bescheiden van de bestaande vereenigingen aldaar aan, maar men had hiermede dan ook het voornaamste bijeengebragt. Het is daar gegaan zoo als het ten onzent ging met de eerste pogingen van dien aard. En nog is men daar niet geheel van de teleurstelling bekomen, ofschoon zich in den laatsten tijd meer teekenen van leven begonnen te openbaren, die met een beter gevolg bekroond schijnen te worden. De geest van 1848 is daar nog niet uitgedoofd en men verwacht er nog het meeste heil van de productive vereenigingen. Wij troffen hier ook bescheiden aan van een stelsel van productive vereenigingen dat in den laatsten tijd meer kans van welslagen schijnt op te leveren, namelijk het verschaffen van aandeelen aan de werklieden in de winsten van den patroon. Onder de vereenigingen ten behoeve van de werkende klasse is er ook eene met een eigenaardig doel in het leven geroepen en wel, om de kinderen, die in fabrieken arbeiden, zedelijk en ligchamelijk te beschermen. Het verzuim door de regering hier begaan wordt door de burgerij vergoed. Groot-Brittanje en Ierland is hier voornamelijk door zijn spaarbank-wezen en zijne bouw-vereenigingen vertegenwoordigd. Ook geeft de catalogus aan eene verzameling van bescheiden omtrent arbeiders-vereenigingen. Dit magtige rijk is de bakermat van de coöperative beweging van den jongsten tijd. Daar kan men haar in al hare phasen bestuderen en de vereenigingen hebben daar dan ook een omvang en veelzijdigheid verkregen, zooals men die elders nergens aantreft.Ga naar voetnoot1) Ook het Noorden is aan die beweging niet vreemd gebleven. Een belangrijk handschrift was op de tentoonstelling aanwezig, | |
[pagina 801]
| |
dat de geschiedenis en den werkkring der Arbeiders-Vereeniging te Kopenhagen bevatte. Het doel daarvan is de ondersteuning van zieken en bejaarden, het oprigten van beleenbanken, het bouwen van arbeiderswoningen en het aanschaffen van goedkoope levensmiddelen. In Zweden werkt de Göteberger-Vereeniging in gelijken geest. Beide mogen zich in eene hooge mate van bloei verheugen en werken krachtdadig mede tot bevordering van de zedelijke, verstandelijke en stoffelijke belangen der arbeidende klassen.
En nu we aan het einde van onzen arbeid genaderd zijn, herhalen we de vraag: heeft de tentoonstelling dit jaar te Amsterdam gehouden haar doel gemist? Wat we hier daaromtrent hebben medegedeeld, is slechts eene flaauwe afspiegeling van hetgeen daar te zien en te leeren was. Wij deden niets meer dan onze indrukken over het daar aanschouwde terug te geven; meer zijn we niet bij magte geweest te leveren. Vooreerst ontbrak ons daartoe de kennis en ten andere de middelen. Het blijft voor den algemeenen secretaris der commissie weggelegd, de waarde dezer tentoonstelling in het licht te stellen, waarop ze aanspraak heeft. Een wetenschappelijk verslag aan zulk een vaardige hand toevertrouwd, zal eerst regt de belangrijkheid van die tentoonstelling kunnen doen uitkomen. Die arbeid zal een blijvend monument moeten zijn van de gewigtige gebeurtenis, die in het jaar 1869 in de hoofdstad van Nederland heeft plaats gegrepen. Doch dit staat nu reeds vast, dat zij tot de oplossing van de gewigtige kwestie van den dag veel zal hebben bijgedragen. Het kleine Nederland heeft een magtigen stoot gegeven aan de gewigtigste beweging op sociaal gebied in de 19de eeuw. Het was het terrein van een strijd, die zegenrijke gevolgen voor het nageslacht zal opleveren. Het heeft een parel te meer aan zijn kroon er door verkregen. |
|