Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1869
(1869)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 584]
| |
De oudste ridderroman,
| |
[pagina 585]
| |
genie van Vario Lobiera van Oporto, een portngeesch ridder, in 1403, of, volgens SismondiGa naar voetnoot1) in 1423 gestorven. Hij zou hem tusschen 1342 en 1367, naar aanleiding van een sonnet, door een onbekenden tijdgenoot vervaardigd, opgesteld, en op last van den Infant Don Alfonso van Portugal, zoon van Johan I, stichter van het Huis van Braganza, in 1461 gestorven, hier en daar veranderd hebben. Zijn handschrift, het eigendom van den Infant, later van den Hertog van Aveiro, is in 1755, bij de aardbeving van Lissabon, spoorloos verdwenen. Lobeira was echter slechts de auteur der vier eerste boeken van den Amadis, de overige twintig, de heerlijke daden en avonturen van Amadis' nakomelingschap bevattende, zijn het werk van anderen. De fransche letterkundigen noemen Frankrijk het geboorteland van den schrijver; doch zijn het niet eens wie deze was. Zij, die beweren dat de eerste vier boeken onder de regering van Philippus Augustus of een zijner voorgangers in het fransch zijn opgesteld, beroepen zich o.a. op den naam van den held der geschiedenisGa naar voetnoot2), op eenige plaatsen uit oude fransche ridderromans, waaruit blijken zou, dat Amadis toen geleefd heeft, en op de overeenkomst van sommige voorvallen en zeden, met die in den Tristan en Lancelot, erkende fransche romans, voorkomen. Graaf de Tressan trachtte te bewijzen, dat de Amadis door een troubadour uit de school van Rusticien de Pise, auteur van al de romans der Table ronde, ten tijde van Philippus Augustus, er de opsteller van is, en oordeelde dat de spaansche schrijver, op een tijdstip van vete tusschen zijn vaderland en Frankrijk, wel geen fransch ridder tot den hoofdpersoon van zijn roman zal gemaakt hebben. Zeer juist merkt echter John DunlopGa naar voetnoot3) aan, dat zijn argument alleen tegen den spaanschen - doch niet tegen den portugeeschen oorsprong van het werk pleit. Meer afdoende is de getuigenis van den portugeeschen dichter Cordozo, dat Lobeira, op bevel van den Infant Don Pedro, zoon van Johan I, den Amadis uit het fransch in het portugeesch vertolkte, en vooral de verzekering van d'Herberay, die den roman uit het spaansch in het fransch overbragt, dat hij frag- | |
[pagina 586]
| |
menten van een handschrift in het picardisch dialect (en langage Picard), dat hij voor den oorspronkelijken Amadis hield, had gezien. Ook Graaf de Tressan ontdekte in de bibliotheek van het Vatikaan, onder de handschriften van koningin Christina van Zweden, een Amadis in de romaansche taal. Volgens Bernardino, de vader van Torquato Tasso, dichter van L'Amadigi, aan onzen Amadis ontleend, in 1560 te Venetië door Giolito uitgegeven, heeft de Amadis zijn oorsprong aan eene oude engelsche of bretonsche geschiedenis (Istoria di Bertagna) te dankenGa naar voetnoot1). Is dit zoo; dan moet men aan Gaules of Giula, in oud Engelsch den naam van Wales, en niet aan Gallia (Francia, Frankrijk) denken, en Engeland voor de geboorteplaats van onzen Amadis houden. Er is in den roman zelven het een en ander, dat schijnbaar voor deze opvatting pleit. Toen Amadis zich uit Gaule naar het hof van den koning van Engeland te Vindelisora (Windsor) begaf, ging hij scheep naar, en kwam in Groot-Brittanië, ‘aen een stadt ghenaemt Bristoye (Bristol)’, zeker een zonderlinge haven voor hen, die zich uit Frankrijk, maar een zeer geschikte voor hen, die zich uit Zuid-Wales naar Bristol begeven. Engeland was het hoofdtooneel der dappere daden van Amadis, die ook het hof van den koning ‘binnen der stadt Lonnen, die doen ter tijdt bouen heel kerstenheydt domineerde’Ga naar voetnoot2) bezocht. Wij houden het echter voor zeker, dat niet Wales maar Frankrijk het oord is, waarnaar Amadis het epitheton van Gaule ontving. Daar regeerde zijn vader, en op eene vergadering van bisschoppen en edelen, door dezen bijeengeroepen, moesten zij de beroemdste klerken uit hun gebied met zich voeren. Onder hen bevonden zich o.a. Ungarn uit Picardië en Alberto uit Champagne. Wij stemmen echter Bouterweck volkomen toe: ‘der eigenthümliche Charakter des Ritterthums in Amadis hat unverkennbar mehr spanische als französische Züge’Ga naar voetnoot3), doch houden ons tevens, vooral na het lezen van Clemencius Commentaar op Don Quixote (Madr. 1833) overtuigd, dat Lobeira de schrijver is. | |
[pagina 587]
| |
Ofschoon de Spanjaarden geen aanspraak maken op het voorregt den schrijver van den Amadis hun landgenoot te mogen noemen, zoo komt (hierin is algemeene overeenstemming) hun de eer toe, dat de eerste uitgaaf van den roman, in hunne taal, in 1519 te Salamanca het licht zagGa naar voetnoot1). Tot deze hadden losse fragmenten van handschriften uit den tijd van Ferdinand en Isabella, die door den overzetter bijeengevoegd waren, gediend. Garcias Ordognez de Montalvo herzag den tekst, vergeleek hem met de mss. fragmenten en gaf in 1547 eene verbeterde editie van den AmadisGa naar voetnoot2). Reeds vroeger (Sevilla 1526) had hij een 5de boek, de ‘heerlijke daden en avonturen van Esplandian, zoon van AmadisGa naar voetnoot3),’ in het licht gegeven. Dit vervolg moet echter voor het oorspronkelijke verre onderdoen, en wij stemmen den pastoor van la Manche volkomen toe, dat de zoon zulk een vader niet waard is, en zouden hem, even als hij, door het open vengster hebben geworpen om tot eerste brandstof voor den brandstapel te dienen. Gelijk de ridderlijke dichtkunst met Karel den Groote, zoo vangt de ridderroman met Amadis aan, en even als de Karel-romans volgden de Amadis-romans elkander op, en 'tgeen de Karelromans voor Frankrijk, de Arthur-romans voor Engeland waren, werden de Amadis-romans voor Spanje. Op Esplandian volgde Florisando door Paez de Ribera, Lesuarte van Griekenland (zoon van Esplandian en Leonorina) en Perion van Gaule door Juan Diez, bachelier in het kanonnieke regt, Amadis van Griekenland (zoon van Lesuarte), Florisel van Nicaea en Anaxartes (zoon van Amadis van Griekenland), Roger van Griekenland en Silva de la Silva door Feliciano de Silva, Lepolemo en Leandro de Schoone door Pedro de Lujan, en eindelijk Penalva door een ongenoemden Portugees. De heerlijke en roemrijke daden en zonderlinge avonturen van al deze helden bevatten, met inbegrip van hun stamvader en aanvoerder Amadis, 14 lijvige boeken, in fol. gedrukt. Spoedig werden deze romans in verschillende talen overgebragt. | |
[pagina 588]
| |
Het eerst in het fransch, door Nicolas de Herberay, seigneur des Essais, die de 8 eerste boeken, C. Colet, die het 10e, 11e. 13e en 14e, Jac. Gohorry, die het 9e, G. Aubert van Poitiers, die het 12e boek overzette. Gabriël Chappuis voegde er 6 en een ongenoemde nog 2 boeken bij, zoodat de geheele Amadis uit 24 boeken bestaat. Gilbert Saunier, sieur de Duverdier, gaf een slot aan alle in den Sagenkreitz aangevangen avonturen in 7 lijvige deelen in kwarto. Zeldzaam ontmoet men een volledig exemplaar van den Amadis, maar steeds afzonderlijke boeken, die meermalen herdrukt, nadat de patriciërs er van verzadigd waren, verder door het volk verslonden werden; want ook in Frankrijk verkreeg de Amadis onder de volksboeken eene plaatsGa naar voetnoot1). Noch de Astrea, noch de Cyrus, Clelie, Cleopatra, of welke roman ook, hoe grooten opgang hij ook in Frankrijk mogt maken, kon den Amadis geheel verbannen. Nog in de 18e eeuw werd hij voor het volk herdrukt, en in 1780 verscheen te Parijs eene vrije overzetting in modern fransch door den Graaf de Tressan bewerkt. Hoe zeer de Amadis in den smaak van het beschaafd publiek van geheel Europa viel, kunnen de menigte overzettingen, uittreksels, navolgingen in het duitsch, fransch, italiaansch en engelsch, sommige nog in deze eeuw vervaardigd, getuigen. Wel geraakten de vervolgen op den Amadis, door gemis van innerlijke waarde en verandering van smaak, allengskens in vergetelheid, doch de vier eerste oorspronkelijke boeken handhaafden steeds hunnen roem. Warton, Southey, Dunlop, Sismondi, Bouterweck, Esch, Gruber en vele anderen gaven de vruchten hunner studie op deze in het licht; anderen zoo als Creuze, de LesserGa naar voetnoot2) en William Stewart RoseGa naar voetnoot3) bezongen de daden van onzen held. Aan den Portugees Gil Vicente en den Spanjaard Andres Rei de Artieda gaf hij stoffe tot twee blijspelen. Wieland noemde een zijner uitstekendste werken naar hem. Ook in ons vaderland was deze roman, vooral in de 16e en 17e eeuw, in hooge achting. Vele boeken werden meermalen herdrukt, en de weinige exemplaren, die er nog van bestaan, getuigen hoe drnk zij gelezen zijn. Wie de overzetters zijn | |
[pagina 589]
| |
is nog niet gebleken, doch allen zijn uit het fransch vertaald. Vroeger dan in de noordelijke moeten zij in de zuidelijke Nederlanden zijn overgezet. Te Antwerpen toch verschenen reeds in 1574 de 4 eerste boeken, terwijl ons uit die eeuw alleen de editie van het 1e en 2e boek in 1598 te Leiden bekend is. Ook werden de boeken niet bijeen, maar afzonderlijk en op verschillende plaatsen uitgegeven. Zoo verscheen het 3e boek zonder titel en ook in 1619 het 4e, in 1607 het 5e, in 1615 het 6e te Rotterdam. Het 7e werd in 1613 te Amsterdam, het 8e in 1617, het 9e in 1613 te Rotterdam, het 9e in 1596, het 10e in 1616, het 11e in 1613, het 12e in 1611, het 13e in 1607, het 18e in 1608, het 16e in 1609, het 16e en 17e in 1612, het 18e in 1615 te Amsterdam, het 19e in 1625 te Rotterdam, het 20e in 1612 te Utrecht, het 21e in 1624 te Rotterdam, allen in 4o. met houtsneden gedrukt. In 1608 verschenen te Amsterdam 21 boeken in 8 deelen in 4o. Ook vindt men eene editie van die boeken in 7 deelen in 4o. zonder plaats of jaartal. In 1751 verscheen nog te Amsterdam eene fransche overzetting van den Esplandian in 4o. Van de drie laatste boekenGa naar voetnoot1) is ons geene hollandsche overzetting bekend. Van deze werden Aurelius en Isabella, Ridder Galmi, Florent en Lion, Pontus en Sidonia en de Schoone Lionella in 1621 door den bisschop van Antwerpen verboden en de vier laatste alleen met censuur toegelatenGa naar voetnoot2). Dat de Amadis ook in Nederland, een plaats in de volksbibliotheek had, blijkt uit de menigvuldige 4o en 8o uitgaven van verschillende boeken, waarvan nog hier en daar, schoon meest geschonden, exemplaren voorkomen. Vele werden nog in het laatst der 18e eeuw te Amsterdam herdrukt. Meermalen maakten ook onze schrijvers van dezen roman, als volksboek, nevens de Heemskinderen, de Destructie van Jerusalem de Seghelijn en anderen van dit soort melding, en Bredero laat in zijn Moortje een oude bes verhalen welke geschenken haar zoon Arent in zijn jeugd ontving en onder deze ‘de moije storien van Fortunatus beursje, van Blancefleur en Amadis van Gauwele.’ Doch het wordt tijd nader kennis met de vier eerste boeken | |
[pagina 590]
| |
te maken, die echter niet anders dan oppervlakkig kan zijn, daar zij een lijvigen, digt ineengedrukten kwartijn uitmaken. Wij gebruikten de uitgaven van de twee eerste boeken te Leiden 1598, en van het derde en vierde te Rotterdam 1619 gedrukt. ‘Lange jaren, nae die passie ende doot onses Heeren Jesu Christi’ (zoo vangt de roman aan) leefde er in Brittanje een Christenkoning met name Garantes, ‘levende in de wet der waarachtigheid met groote devotie en zeer goede manieren.’ Deze koning nu was gehuwd en had twee dochters, de eene, de gemalin van koning Languin van Schotland, de andere, Helisene, ongehuwd, doch schoon en door veel magtige vorsten ten huwelijk begeerd. 't Gebeurde op zekeren tijd dat Garantes, ter jagt zijnde, een ridder zag, die met twee ridders in een hardnekkig gevecht was gewikkeld. Toen de eerste zijn tegenstanders had verslagen, wendde hij zich tot den koning, en vroeg hem: welk een land het was, waarin de ridders, die avonturen zochten, aldus besprongen werden? Zoodra de koning hem zulks gezegd, en zich als de beheerscher van dat land had doen kennen, gaf de ridder zijn schild en helm aan zijn schildknaap, omhelsde den koning, en maakte zich bekend als Perion, de koning van Gaule, die begeerig was kennis met hem te maken. Na deze kennismaking reden beide naar de stad, en vonden in het paleis, op last der koningin, die de aankomst van den vreemdeling had vernomen, een goed onthaal. Reeds bij de eerste ontmoeting blaakten Perion en Helisene van liefde omtrent elkander, en den volgenden nacht hadden zij, door 't beleid der kamerjuffer der prinses, Dariolette, een geheime zamenkomst. Het gevolg van deze en meer andere ontmoetingen had ten gevolge dat Helisene zwanger werd, en toen Perion naar zijne staten was weêrgekeerd, een zoon baarde, dien zij Amadis, naar een Heilige, die in Bretanje in hooge eer werd gehouden, noemde. Dariolette legde den knaap in een kistje, dat zij aan de golven toevertrouwde. Het werd door een schotsch ridder, Gandales geheeten, die met zijn vrouw en kind uit Klein-Brittanje naar zijn vaderland weêrkeerde, gezien, opgevischt, geopend, en het jonkske gaf hij aan de voedster van zijn zoon Gandalijn ter verzorging. Op zijn kasteel gekomen, voedde hij den knaap als zijn eigen zoon op, gaf hem den naam van jongeling van de zee, | |
[pagina 591]
| |
en zag hem met blijdschap opgroeijen en in schoonheid toenemen, zoodat ieder die hem zag zich over zijne schoonheid verwonderde. Zulks deed ook de koningin van Schotland, bij gelegenheid dat zij met haren gemaal, den koning, Gandales bezocht. Op haar verzoek schonk deze haar den knaap, om zijne opvoeding aan haar hof te voltooijen. Hier begon hij zich in jagen en vliegen en het hanteren van zwaard en lans, en verder in al wat een toekomend ridder moest weten, te oefenen, en met zijne jaren namen ook zijn verstand en schoonheid toe. Intusschen was Palangris, koning van Groot-Brittanje gestorven, en zijn broeder Liduwaart, een man van groote vroomheid en wijsheid, die zich in Denemarken, waar hij 's koningsdochter, de schoonste vrouw, die men op alle eilanden der zee vond, gehuwd had, ophield, tot zijn opvolger verkozen. Deze verliet nu met zijn gezin de staten van zijn schoonvader, legde op zijne reis naar Engeland een bezoek af aan het schotsche hof en liet daar zijne dochter Oriane, vermoeid en ziek van de reis, achter. De koningin van Schotland verkoos Amadis tot dienaar der jeugdige prinses, en het duurde niet lang of de beide jongelieden beminden elkander hartstogtelijk. Amadis wenschte ‘vromigheid te doen om den lof zijner beminde te verkrijgen,’ en den ridderslag te ontvangen. De koning van Schotland weigerde hem dien, om zijnen jeugdigen leeftijd, doch hij bekwam hem van Perion van Gaule, toen deze Languin bezocht om zijne hulp tegen den koning van Ierland, die in zijne staten was gevallen, in te roepen. Amadis verliet nu het hof van zijnen pleegvader, dat kort daarna ook Oriane naar dat van haar vader zag vertrekken en volgde de banier van Perion. Aan het hof van dezen werd hij, na wonderen van dapperheid verrigt te hebben, met groote eer ontvangen, en zag hij ook zijne moeder Elesina, met wie Perion intusschen gehuwd was. Deze had hem nog een zoon geschonken, Galaor genoemd, die echter door een reus was weggeroofd en door een kluizenaar werd opgevoed. Het verlies van dit kind werd echter vergoed, door de herkenning van Amadis, door middel van een ring, dien hij aan zijn vinger droeg en door Elesina's kamermaagd met andere voorwerpen in het kistje, dat den knaap bevatte, was gelegd. Na het einde van den oorlog met Abies, koning van Ierland, vertrok Amadis naar het hof van Liduwaard, koning van Engeland. Daar werd hij feestelijk ontvangen, en vond hij zijne geliefde Oriane weder. | |
[pagina 592]
| |
Wij zouden menige bladzijde vullen, indien wij slechts met enkele trekken de avonturen en dappere daden van Amadis in Engeland wilden schetsen; gewagen van zijne bloedige gevechten met reuzen; van de hulp die hij Liduwaard tegen den veroveraar Barsman en den toovenaar Arcalaus bewees; van zijn lang verblijf in eene kluis, onder den naam van Beltenebros, nadat hij een ‘wreeden brief’ van Oriane had ontvangen; van zijne gevechten tegen Cildadan, koning van Ierland, en honderd ridders, die Liduwaard hadden aangevallen, en eindelijk van zijne ontelbare avonturen en heldendaden in Duitschland en Turkijen, toen de jalouzy en achterdocht van Liduwaard, door kwade raadslieden opgewekt, hem hadden genoodzaakt Engeland te verlaten. Bij tijds keerde Amadis echter derwaarts terug, om zijne Oriane te verlossen uit de handen der Romeinen, die haar wilden wegvoeren. De vloot door den keizer van Rome naar Engeland gezonden, om Oriane af te halen, werd geheel door hem verslagen en Oriane door haren minnaar naar het ‘vaste eiland’ gevoerd. Hierop ontstond een hevige oorlog tusschen Liduwaard en Amadis. Na twee hardnekkige gevechten, waarin de overwinning aan de zijde van Amadis was, viel zekere koning Aravigo, door den toovenaar Arcalaus opgestookt, het verzwakte leger van Liduwaard aan; doch Amadis bood zijnen voormaligen vriend en beschermer nu bijstand, versloeg het leger van Aravigo, doodde dezen en nam Arcalaus gevangen. Dankbaar voor den bewezen dienst, schonk Liduwaard zijnen redder de hand zijner dochter. Het huwelijk werd op het ‘vaste eiland’ gevierd,; en Oriana onttooverde dit eiland, door in het betooverd vertrek te gaan, dat alleen door de schoonste en getrouwste vrouw kon betreden worden. Meermalen wordt in den loop der volgende boeken gewag gemaakt van betooverde kamers, kasteelen en eilanden, die alleen door een zekeren held of schoon vrouw konden betreden worden. Deze en diergelijke fictiën zijn van oosterschen afkomst en ontmoet men dus natuurlijk meer in de spaansche dan in de fransche of engelsche romans. Zoo leest men in een oostersche geschiedenis, dat Abdamalek, vijfde kalif der Ommeades, en een der eersten, die in Spanje viel, tot een kasteel kwam op een der meest afgelegen bergen van Spanje, door toovergodinnen gesticht. De ingang werd door geen poort, maar door den tand van een draak gesloten, waar boven men las: dat dit kasteel alleen voor Abdamalek toegankelijk was. | |
[pagina 593]
| |
Hebben oostersche sagen of verhalen den schrijver, vooral in het laatste bock, stoffe tot avonturen, waarin toovenaars en betooverde sloten de hoofdrol vervullen, gegeven, het eerste en grootste gedeelte van zijn werk bevat meestal verhalen van oorlogen, tweegevechten, geestig beschreven, doch wegens de menigvuldige herhalingen, vermoeijend om te lezen, en die de aandacht al minder en minder boeijen, wijl men den uitslag vooruit weet. Daarin overtreft echter de Amadis de overige ridderromans, dat wij in geen doolhof van avonturen geraken, maar onze aandacht hoofdzakelijk met de heldendaden van Amadis en zijn broeder Galaor bezig kunnen houden. Ook laat de Amadis de overige fransche ridder-romans van dien tijd in karakterschildering verre achter zich, vooral is het karakter van Amadis zelven door al de vier boeken goed volgehouden, en de historie zijner jeugd, van het kind der zee en die zijner eerste liefde met Oriane is voortreffelijk van teekening. Dunlop schreef: ‘Amadis is an interessing character,’ zeer verschillend met dat van zijn broeder Galaor. Beide zijn even dapper, doch de oudere mist de vrolijkheid van den jongeren. Geene blijft onder alle omstandigheid ééne meesteres getrouw, deze vestigt zijne genegenheid dan op de eene dan wederom op de andere schoone. Zulke contrasten merkt men in al de spaansche romans, die de avonturen der afstammelingen van Amadis behelzen, tusschen broeders op. De geschiedenis van Amadis zelf heeft ook meer zedelijke waarde dan die der overige helden van zijn geslacht. In de laatste zijn echter de decoratiën rijker, de avonturen schitterender, en stapelen zich de wonderen tot bergen op. De Urganda, de onbekende, van den oorspronkelijken Amadis is, gelijk Morgaine le Tay en de Lady of the lake, eene getrouwe, doch de Urganda der overige boeken eene booze toovergodin, en hare mededingsters Zirfia en Melia zijn niet minder verschrikkelijk dan de Medea der klassieke mythologie. Overigens is de Amadis eene uitmuntende schilderij der zeden en gewoonten van de ridderschap der middeneeuwen, en even als Reineke de Vos weleer groot gezag had bij de regtsgeleerden, zoo had het Amadis bij hen, die de geschiedenis der oude ridderschap beschreven; ja, hem werd, zelfs nog in de 17e eeuw, in zaken van eer eene beslissende stem toegekend. |
|