| |
| |
| |
De arbeidersbeweging der XIX eeuw.
Door Dr. S. Sr. Coronel.
De maatschappelijke welvaart kan slechts verkregen worden door eene regelmatige, geordende beweging, die de onderscheidene deelen met elkander in innig verband brengt, de tegenstellingen opheft, aan een ieder de mogelijkheid verschaft zijne krachten en vermogens ten algemeenen nutte aan te wenden en daardoor zich een eigen bestaan, overeenkomstig de algemeene behoeften, te verzekeren. Treedt in een van die momenten eene stoornis op, dan wordt het organisme der maatschappij ziek en het evenwigt der beweging gaat verloren, het gevaar voor eene geweldige gebeurtenis is nabij, de staat wordt met ondergang bedreigd.
Wijsgeeren en staatslieden hebben eeuwen aan eeuwen getracht dit probleem op te lossen en een innig verband tusschen die onderscheidene momenten in het leven te roepen. Tot op den huidigen dag zijn ze daarin niet geslaagd en van daar die vreeselijke catastrophen, waarvan de volken van tijd tot tijd getuige zijn, als uitingen van het ziekteproces waaraan een deel der maatschappij lijdt.
Een van de hoofdoorzaken, die tot die stoornissen aanleiding geven, is de gebrekkige ontwikkeling waarin de groote massa onzer hedendaagsche maatschappij verkeert. Zij is een van de momenten, die den geregelden gang der beschaving in den weg staat, zij maakt de maatschappij ziek. De oorzaken op te sporen, de verschijnselen na te gaan en de middelen uit te vor- | |
| |
schen, die tot genezing van die ziekte kunnen leiden, ziedaar het onderwerp van hetgeen men de arbeidersquaestie noemt.
Wij stellen ons voor, in de volgende bladzijden, in eenige korte trekken de voornaamste punten te behandelen, die op die arbeidersvraag betrekking hebben. Wij wenschen een overzigt te geven van de arbeidersbeweging der 19de eeuw.
Ten einde de grenzen van een tijdschrift-artikel niet te buiten te gaan, zullen wij ons bepalen tot de vermelding van de hoofdverschijnselen dier beweging in de drie voornaamste rijken van Europa: in Engeland, Frankrijk en Duitschland.
Zij toch kunnen gerust als typen gelden voor hetgeen men elders meer in het klein en in het verborgen ziet plaats grijpen. In die landen kan het politiek en sociaal bewustzijn van de arbeidersbevolking min of meer ontwikkeld genoemd worden en daar kan dus eerst met regt sprake zijn van eene arbeidersvraag. Dat bewustzijn ook bij ons, in inzonderheid bij het intelligente deel der nijvere klasse op te wekken en, waar het aangetroffen wordt, door de feiten, die wij zullen aanvoeren, te versterken, is het voorname doel, dat ik mij bij de verzameling daarvan heb voorgesteld. Zij zullen, hoop ik, bij enkele ongeloovigen in de oplossing van het gewigtige vraagstuk, waarmede wij ons gaan bezighouden, het vertrouwen vestigen, dat door ernstige en volhardende pogingen zoo al niet het ideaal bereikt, althans eene groote stap gedaan kan worden op den weg van vooruitgang. Wanneer wij toch nagaan wat in het dertigtal jaren, waarover onze beschouwingen loopen, reeds tot stand is gebragt en welke heilzame vruchten die ernstige pogingen reeds gedragen hebben, dan, voorwaar, zal ieder moeten bekennen, dat de strijd geen hopelooze is, om het arbeidersproletariaat eens van deze wereld te doen verdwijnen en dat de arbeidersbeweging in de XIXde eeuw eene reuzenschrede op het gebied der beschaving gedaan heeft.
| |
Engeland.
Wanneer men de ontwikkeling, die de arbeidende klassen in Engeland in de laatste 35 jaren ondergaan hebben, naauwkeurig nagaat, dan openbaart zich hierbij eene dubbele werkzaamheid, namelijk die van de wetgevende magt en die van de arbeidende klassen zelven uitgaande. De eerste baande aan de laatste
| |
| |
veeltijds den weg en werd wederkeerig door de beweging der arbeidende klassen opgewekt. Men vergete daarbij echter niet, dat de groote vrijheid die het openbare leven in Engeland bezit, voor zulk eene beweging in wettelijken zin de meeste speelruimte overlaat, waardoor die standen zulk een grooten invloed in den staat erlangen. Anderzijds leerde de geschiedenis in Engeland de noodzakelijkheid erkennen, om van staatswege in de belangen der arbeiders in te grijpen. De staatstusschenkomst bepaalde zich allereerst tot het opheffen van de verderfelijke gevolgen der arbeidsbewegingen. De aandrang daartoe ging echter niet het minst van de arbeiders zelven uit. Zij verkeerden in zulk een gedrukten toestand en waren zich zoo weinig bewust van de oorzaken hunner verdrukking en van de aanspraken die zij op billijker behandeling konden doen gelden, dat zij zich voorshands slechts bepaalden tot het bedingen van een korteren werktijd en eene beperking in het bezigen van vrouwen en kinderen tot fabrieksarbeid. Het waren de meer verlichte en ontwikkelde arbeiders, die het eerst hunne stem daarvoor deden hooren. De grootere belangstelling van de massa in de regten der burgers ondersteunde die enkelen en wekte zoodoende ook de sympathie van enkele invloedrijke mannen uit de hoogere standen der maatschappij voor hunne zaak. Een vloed van petitiën overstroomde het parlement (the short-time petition), dat ten laatste en in weerwil van hardnekkigen tegenstand der nijverheidsmannen, door eene reeks van wetten, den werktijd en inzonderheid het bezigen van vrouwen en kinderen in de fabrieken verminderde. Daarbij werd onder anderen bepaald, dat de kinderen vóór hun 8ste jaar tot geen fabrieks-arbeid mogten gebruikt worden, en dat hun dagarbeid niet meer dan 7-10 uren mag bedragen. Voor de volwassenen werden de arbeidsuren door die wetten in zooverre geregeld, dat zij een maximum en de uren, binnen welke de arbeid mogt aangevangen en geëindigd worden,
vaststelden. Daarbij werd tevens eene verpligting van schoolonderwijs opgenomen.
Die belangstelling van hooger hand werkte zeer gunstig op de zedelijke en verstandelijke ontwikkeling der arbeidende klassen. Velen maakten zich de vrije uren ten nutte en vermeerderden zoodoende hunne welvaart; allen sloten zich aan een en trachtten een werkzame en magtige hefboom in den
| |
| |
staat te worden. Allerlei inrigtingen tot bevordering van stoffelijke en verstandelijke welvaart ontstonden veelal uit den boezem der arbeidende klassen zelven, veelal gesteund en geleid door mannen van hooge positie.
Een der eerste middelen tot bevordering der stoffelijke welvaart is spaarzaamheid. Reeds lang had die gedachte bij den Engelschen arbeider uitvoering gekregen en van daar die reeks van private instellingen, waarheen de arbeider een deel van zijn verdiende peuningen ter kapitalisering bragt. Onder deze waren vele op zeer onsolieden grondslag gevestigd, waardoor menig zuur verdiende stuiver, in vertrouwen belegd, door den speculatiegeest der direkteuren verloren ging. De regering meende echter die zucht tot spaarzaamheid te moeten aanmoedigen en de gelegenheid om te sparen gereeder en zekerder te maken.
Tot dat einde organiseerde ze in 1840 de zoogenaamde post-spaarbanken, waar, bij parlements-acte van 1861, de gedeponeerde gelden door den Staat gegarandeerd werden en bij eene acte van 1864, die kantoren tevens tot verzekering bij overlijden op vaste premien werden gebezigd.
De behoefte om van de gespaarde penningen dadelijk nut te trekken, deed die reeks van vereenigingen ontstaan, welke onder den naam van friendly Societies bekend zijn, en waar de penningen tot een bepaald doel bijeengebragt worden. Eene reeks van wetten gaf ook aau deze vereenigingen eene gewenschte uitbreiding. Inzonderheid werd de aandacht aan de voorziening in betere woningen en huisvesting gewijd. Eenige onderstands-vereenigingen stelden zich daarom ten doel, om geschikte huizen voor de arbeiders te bouwen en die aan de leden tegen eene kleine verhooging in eigendom te geven. Dit denkbeeld vond spoedig gereeden ingang en gaf het ontstaan aan eene reeks van building Societies. Men telt thans 2000 zoodanige vereenigingen met meer dan 200,000 leden, grootendeels tot den arbeidersstand behoorende. In 1861 bedroegen hare fondsen ongeveer 11 millioen p. st., waarvan meer dan 8 millioen in grondeigendom. De voornaamste industriële distrikten tellen het grootste aantal deelhebbers.
De omstandigheid, dat de regering zich het volksonderwijs begon aan te trekken, bragt eene aanmerkelijke verbetering in den toestand der arbeidende klassen. Tot voor 30 jaren was zulks geheel aan het privaat belang overgelaten. Eerst
| |
| |
onder de regering van koningin Victoria erkende de staat de verpligting die op hem rustte, om ook hier in de behoeften van onvermogenden te voorzien. Bij eene parlements-acte van 19 Julij 1844 werd voor het eerst bepaald uit de staatsfondsen gelden tot dat doel af te zonderen, en zoo werd de eerste schrede op het gebied van 't openbaar onderwijs in Engeland gedaan Met zulk een loffelijken ijver werd die weg betreden, dat in 1866 voor dezen tak van onderwijs in Engeland en Schotland 694,530 p. st. werd afgezonderd, waarvoor 25 jaren vroeger slechts 15000 p. st. bestemd waren. Het onderwijs aan de kinderen verstrekt wekte ook den naijver van den volwassene op. Van lieverlede zag men eene reeks van vereenigingen en instellingen ontstaan, die de verstandelijke ontwikkeling der arbeiders ten doel hadden. Ten gevolge van een parlementsbesluit werden in 1837 teekenscholen geopend, die evenwel een treurig bestaan voortsleepten, totdat de Engelsche fabriekanten bij gelegenheid van de tentoonstelling bemerkten, dat zij in het leveren van modelen en teekeningen door hunne Fransche concurrenten verre overvleugeld werden, en hun niets anders te doen stond dan dit verzuim zoo spoedig mogelijk te herstellen, door den kunstsmaak onder het volk aan te kweeken. Talrijke schools of Arts werden tot dat einde opgerigt, welker aantal van 4868 in 1852 tot 18,176 in 1866 toenam! Naast deze scholen werden in 1859 eene andere reeks geopend, die eene meer wetenschappelijke vorming der arbeidende klassen ten doel hadden. Haar aantal bedroeg in 1867 alleen in Engeland 220, met 10,231 scholieren. Bovendien werden sedert 1850 in groote verscheidenheid tal van middelen aangewend, om het schoonheidsgevoel en de verstandelijke ontwikkeling bij den man uit het volk aan te kweeken. Als zoodanig verdienen vermelding het openen van leesinrigtingen, het ontstaan van arbeids-vereeningen, de Workingmen's clubs and institutes, 't
zij als zelfstandige inrigtingen, of als onderdeel en van oudere instellingen. Een der eerste en aanzienlijkste is de Free Library in Manchester, die in 1865 68,210 boekdeelen bezat en 71,065 lezers telde. De Mechanic's Institutes, van gelijke strekking, voor volwassenen bestemd, worden talrijk in Lancashire en Yorkshire aangetroffen. De nijvere burgerstand is hier ook sterk vertegenwoordigd. In den jongsten tijd heeft men tusschen die onderscheidene inrigtingen
| |
| |
een verbond trachten te vormen, onder den naam van Union bekend. Zoo omvat de Yorkshires Union 122 zoodanige Institutes, die gewoonlijk aan bibliotheken verbonden zijn. Die Union bezit 130,214 boekdeelen en meer dan 20000 leden. De Workingmen's Colleges, door den op dit gebied verdienstelijken Maurice gegrond, hebben ten doel eene keurbende van werklieden te vormen.
Die meerdere zucht naar beschaving en ontwikkeling onder de arbeidende klassen wekte bij haar goede levenselementen op, versterkte en verruimde den zin voor het schoone en goede en stelt haar in staat aan de duurzame en doortastende verbetering van haren toestand werkzaam te zijn.
De hier vlugtig geschetste maatregelen moeten slechts als de voorbereiding tot eene groote beweging beschouwd worden, die zonder deze zeker niet zulk een zegenrijk gevolg zou gehad hebben. Want daarin ligt toch het eigenaardige van de arbeidersvraag, dat de arbeiders zelven eerst tot hare erkenning komen, dat zij de overtuiging in zich moeten omdragen, dat hunne positie geene door onveranderlijke wetten te weeg gebragte is. Deze overtuiging heeft bij den Engelschen arbeider post gevat en wel op eene wijze die den gezonden, praktischen geest van het Engelsche volk tot eere strekt.
Ofschoon door een en ander eene gunstige wending aan hunne aangelegenheden gegeven werd, zoo bleef hunne positie tegenover de productie evenwel dezelfde. De groote vraag der loonen was nog onaangeroerd gebleven. Maar ook dit hebben zij, gesteund en beschermd door eene wet, getracht op te lossen op eene wijze die even heilzaam voor hunne toekomst als voor die van geheel Engeland geacht mag worden. Naauwelijks waren de arbeiders van hunne zware boeijen bevrijd, of de geest van associatie deed zich levendig gevoelen en uitte zich op niet minder krachtvolle wijze. De zin voor vereeniging als kenmerk van het Germaansche ras, is een grondtrek in het karakter van het Engelsche volk, hij is de zuiverste openbaring van den zin voor vrijheid. De verschillende soorten van de zoogenaamde Friendly Societies moeten als eene van die uitingen beschouwd worden. Onderstands- en spaarvereenigingen hadden wel een guns tigen invloed op de wijze waarop het verdiende loon werd besteed, maar aan de verhouding tusschen loon en arbeid deden zij weinig of niets af. Het groote kapitaal behield de heerschappij
| |
| |
en kreeg het leeuwenaandeel in het bedrag der productie. Dat een andere weg moest ingeslagen worden, om den arbeiders zekerder en duurzamer waarborgen aan te bieden, was het hoofddenkbeeld van enkele verlichten onder hen, die met de hulp van invloedrijke mannen zich als kampioenen tot handhaving hunner regten deden gelden. Robert Owen, als leider van deze nieuwe beweging, gaf te veel toe aan onzekere theoriën en verviel daardoor in dwaalbegrippen, die het praktische resultaat eer na- dau voordeel aanbragten. Met zijne socialistische denkbeelden in 1817 opgetreden, ontwierp bij het plan, om de arbeidende klassen door het geheele land in zoogenaamde Communities te coloniseren. Hij riep tot dat einde te New Lanark een model-inrigting in 't leven, waaraan evenwel geen lang bestaan ten deel viel. Het Owenismus had echter onder de arbeidende klassen wortel geschoten en verkreeg door de coöperative beweging een hechteren grondslag. Haar einddoel moest zijn en werd ook eene betere belooning van den arbeid. De coöperative beweging was nu het wachtwoord van alle verlichte arbeiders. De in 1850 te Londen gestichte Association for promoting industrial and provident societies bragt het hare toe tot bevordering der goede zaak. Het wezen der coöperative beweging bestaat in de vereeniging van arbeiders, om eene rechtmatige regeling van de loonen tot stand te brengen. Dit doel tracht men op drieërlei wijze te verkrijgen en wel door de distributive (consumtive), en door de productive coöperatie in het bijzonder en door de coöperatie tot regeling van den loonstandaard in het algemeen. De distributive coöperatie vormt, als de eenvoudigste, het uitgangspunt van de geheele beweging Haar doel is de indirekte verhooging van het loon door het buitensluiten van tusschen-personen bij den in- en
verkoop der onderscheidene levensbehoeften, waardoor eene besparing voor de aandeelhouders voortspruit. De productive coöperatie gaat eene aanzienlijke schrede verder en maakt de onderneming zelve tot doel, omdat zij op den grondslag der coöperatie eene onderneming in het leven roept, waarvan de baten geheel ten voordeele der deelgenooten komen. De coöperatie tot regeling der loonen stelt zich ten doel eene organisatie van een groot deel der arbeidende klassen ten opzigte van enkele voorname takken van prodnctie, om door eene gemeenschappelijk optreden tegenover de ondernemers het loon te regelen, in de veronderstelling dat d
| |
| |
concurrentie in het aanbod van den arbeid den willekeur van de ondernemers in het vaststellen en verminderen van het loon ondersteunt en dat door hare opheffing derhalve, onder den drang der omstandigheden, de ondernemers zich genoodzaakt zien, de door de arbeiders bedongen voorwaarden in te willigen. Die onderstelling berust menigwerf op een dwaalbegrip en de onbillijke eisch van den vrager leidt dan meestal tot eigen schade: want behoefte naar arbeid en de vruchten daarvan doen zich bij den laatsten dringerder gevoelen dan bij de werkgevers. Het egoïsme van het kapitaal is gewoonlijk het beste voorbehoedmiddel, om dergelijke stoornissen te voorkomen.
De distributive cooperatie wordt vertegenwoordigd in de distributive stores. Deze ontstaan door de vereeniging van een zeker aantal arbeiders, die door kleine bijdragen een fonds bijeenbrengen. De door hen benoodigde levensbehoeften worden in het groot, tegen den billijksten prijs en van de beste kwaliteit ingekocht, om ze dan aan de deelhebbers te verkoopen, die de winst wederom in verhouding tot het ingelegde kapitaal en de gedane inkoopen verdeelen. De materiele voordeelen, hierdoor behaald, zijn drieledig: men erlangt deugdelijke waar tegen billijken prijs en deelt ten laatste in de baten van een zuinig beheer. De eerste pogingen tot het welslagen dier winkelvereenigingen mislukten in den aanvang, doch de volharding overwon en kan thans wijzen op het schitterende voorbeeld van de 28 arme flanel-arbeiders te Rochdale, die in 1844 als de Rochdale Equitable Pioniers zijn opgetreden. Die winkel-vereeniging telde in 1866 6246 leden met een kapitaal van 99989 p. st. Binnen weinige jaren rigtte zij van haar kapitaal bakkerijen, slagterijen en korenmolens op, en in 1855 eene fabriek, de Rochdale Cooperative Manufacturing Society, met een kapitaal van 5000 p. st., waarin de pioniers voor de helft bijdroegen. In 1866 bereikte het bedrijf kapitaal van de Rochdale pioniers de aanzienlijke som van 249,122 p. st., waarop eene zuivere winst van 31931 p. st. Hun voorbeeld vond weldra navolging in alle deelen van Engeland. De meeste vereenigingen bepaalden zich tot de distributive coöperatie. Bij eene groote uitbreiding van het ledental en van het kapitaal, verbond men daaraan ook de productive coöperatie.
Het aantal stores in Engeland, in 1865 aanwezig, bedroeg - voor zooveel bekend - 417 met 148,586-leden en een inleg- | |
| |
kapitaal van 761,313 p. st. Zij hadden voor een bedrag van 112,733 p. st. geleend, 3,063,088 p. st. verkocht en voor 3,373,837 p. st. ingekocht. De meeste stores bevinden zich in de groote fabriekdistricten Lancashire alleen bezit 71,332 leden. Door de Industrial and Provident societies Act van 30 Junij 1852 werden de stores en alle op dergelijke wijze ingerigte arbeidersvereenigingen onder wettelijke bescherming gesteld. Hoe aanzienlijk eene uitbreiding de stores ook verkregen hebben, zoo blijft echter de groote moeijelijkheid bestaan, om een voldoend kapitaal bijeen te brengen uit de penningen der arbeiders zelven.
De productive societies moeten als uitvloeisel van de stores beschouwd worden. De ontwikkeling van dezen tak van coöperatie was minder te danken aan de zucht naar loonverhooging, dan wel aan de zucht naar onafhankelijkheid en aan de begeerte, om een graad hooger te stijgen in de productive kracht. Deze beide drijfveeren zijn iets geheel eigenaardigs in het Engelsche volkskarakter. Alleen door eene zeldzame energie en volharding, gepaard aan naauwgezetheid en strenge eerlijkheid, was het mogelijk aan zulke plannen uitvoering te geven en daarvan zulke schitterende resultaten te verkrijgen, als we in zoo menige belangrijke vereeniging van dien aard in Engeland gewaar worden. Eene van de voornaamste daarvan mag genoemd worden de katoenspinnerijen van de Rochdale-pioniers, welker grondkapitaal door de winsten der stores werd gevormd. Anderen hadden haar onstaan veelal te danken aan langdurige strikes of werkstakingen, zooals de Wolverhampton and Brewood Industrial and Provident Plate Manufacturing society. Zij werd door 7 arbeiders met een kapitaal van 13 p. st. gegrond. De meeste van dergelijke vereenigingen zijn van veel jongere dagteekening dan de distributive vereenigingen en dan ook minder talrijk in leden.
De arbeiders die het meest tot de productive vereenigingen toetraden, behoorden tot de élite van hun stand. Hunne vlijt, eerlijkheid, zedelijkheid en kunde deden hun het vertrouwen van het publiek winnen en dit spoorde hen tot grootere werkzaamheid aan. Van daar de aanzienlijke uitbreiding die vele dier vereenigingen hebben verkregen. Een dergelijk doel als de productive vereenigingen zich voorstellen, wordt op een andere wijze bereikt door het deelgenootschap van de arbeiders in de winsten van den patroon: het Industrial Partnership. Hier is
| |
| |
de arbeider of deelgenoot in het kapitaal of alleen in de winsten van den arbeid. Eene parlements-acte van 5 Julij 1865 maakte de toepassing van dit stelsel gemakkelijker door de beperkte verantwoordelijkheid op dergelijke aandeelen uit te strekken. De vruchten van deze wijze van arbeiden en winstverdeeling waren zeer gewenscht, omdat de ijver van den arbeider er door opgewekt, de goede betrekking tusschen werkman en patroon er door bevorderd wordt. Men schat dat tegenwoordig 8 à 10,000 arbeiders in zoodanige verhouding tegenover hunne patroons staan. Men begrijpt ligt hoezeer zulk een stelsel tot verheffing van den stand der arbeiders moet strekken.
Eindelijk heeft zich de coöperative beweging op eene wijze geopenbaard, die zoowel wegens de middelen als om het doel dat de arbeiders daarmede trachten te bereiken, de bezorgdheid van de welgezinden in den lande heeft gaande gemaakt. Wij bebedoelen de vereenigingen tot het volhouden van werkstakingen. Zij ontstonden uit het bewustzijn van de tegenstelling van kapitaal en arbeid, daar de arbeiders meenden dat zij door aansluiting van productieve krachten een sterken dam zouden kunnen opwerpen tegen de eischen van het kapitaal. De strikes schenen den arbeider het meest voor de hand liggende middel, om eene daling der loonen te voorkomen of loonverhooging te verkrijgen.
Het laat zich begrijpen, dat de arbeider, die in den regel niet ver vooruit ziet, vermeende verdrukking daardoor denkt te kunnen tegengaan, dat hij den producent zijne medewerking aan den arbeid ontzegt, in de onderstelling, dat de werkgever liever in eene loonverhooging zal toestemmen, dan zijne onderneming te laten varen. Eene plotselinge staking van den arbeid en loonderving is dan ook het eerste gevolg van zulk een maatregel.
De strikes zijn derhalve gevaarlijke doch stompe wapenen, naar welke door de arbeiders in een oogenblik van opgewondenheid gegrepen wordt, omdat het hanteren dier wapenen zoo gemakkelijk is, ofschoon het in den regel veel offers kost, zonder daarom tot eene glansrijke overwinning te leiden. In den grond berust de strike op een gezond denkbeeld. De verhouding tusschen arbeider en arbeidsgever moet toch als een verdrag worden aangemerkt, dat door elke partij om bijzondere redenen kan verbroken worden, en zoowel door het individu
| |
| |
als door de massa. Wanneer nu allen gelijktijdig het verdrag verbreken, dan hangt de vernieuwing der overeenkomst van hem af, voor wien zij het meeste belang heeft. Wanneer het kapitaal - de ondernemer - geen andere overeenkomst kan sluiten, dan is hij ten laatste wel gedwongen toe te geven. Dit denkbeeld werd door de Engelsche arbeiders op breede schaal in toepassing gebragt. Wanneer het namelijk gelukt, om onder de arbeiders een naauw, wel georganiseerd en op onderlingen bijstand steunend verband tot stand te brengen, dan moet daardoor het ongerief, dat de arbeiders met elkaâr in concurrentie treden, opgeheven en het verlies voor enkelen minder zwaar worden. Die ondersteuning van de eischstellenden en de verpligting die zij bij de toetreding tot den bond op zich hebben genomen, maken het hun mogelijk hun tijd af te wachten tot dat hunne eischen worden ingewilligd.
Tot bereiking van dit doel hebben zich velen vereenigd, een ondersteunings-fonds gesticht en eene strenge tucht aan de leden voorgeschreven. De trade-society en trade-union namen dit doel in haar pogramma op, en bragten dit op zulk eene nadrukkelijke wijze ten uitvoer, dat haar eigenlijk doel zich heden ten dage daartoe hoofdzakelijk bepaalt, ofschoon haar oorspronkelijk doel was de ondersteuning der leden bij ziekte, overlijden, werkeloosheid of dergelijke ongevallen. Sedert een vijftiental jaren hebben zij echter haar hoofddoel van de strikevraag gemaakt.
Gelijke belangen deden de arbeiders van verschillende nijverheidstakken zich aansluiten tot eene ontzaggelijke en vreeswekkende massa, die het kapitaal dwong aan hare eischen te voldoen.
In 1866 telden de onderscheidene trades-societies meer dan een half millioen leden, die over aanzienlijke fondsen konden beschikken, grootendeels door de leden bijeengebragt. Het juiste bedrag van het gezamenlijk kapitaal is natuurlijk niet op te geven, wegens den geheimzinnigen sluijer, waarmede de handelingen van dergelijke vereenigingen gewoonlijk bedekt wordt. Maar uit de bekend gemaakte staten van enkelen kan men eenigermate besluiten tot den magtigen omvang dier vereenigingen. De Amalgamated Society of Engeneers, Machinists, Millwrights and Patern-makers telde in 1866 30,984 leden met een jaarlijksch inkomen van 75,672 p. st., en een zuivere balans van 115,357 p. st. Die vereeniging is in
| |
| |
229 afdeelingen, over Engeland en Wales, 32 in Schotland en 34 in de koloniën verspreid. Zij heeft in 15 jaren van haar bestaan voor haar doel 484,717 p. st., waarvan 279,840 p. st., tot ondersteuning van werklieden verstrekt, die aan werkstakingen hebben deelgenomen, en slechts 115,127 p. st tot ondersteuning aan zieken. De amalgamated Society of Carpenters and Joiners telde in 1866 8002 leden, over 187 afdeelingen verspreid, met een beschikbaar kapitaal van 13,052 p. st. en eene uitgave in dat jaar van 11,808 p. st. De operative House Carpenters and Joiners Society telde in den aanvang van 1867 10,000 leden, over 150 afdeelingen verspreid.
De Friendly Society of operative Masons had in November 1867 17,762 leden met 278 afdeelingen, die over een jaarlijksch inkomen van 17,746 p. st. en een kapitaal van 12,334 p. st. kon beschikken. De amalgamated Tailors of Engeland in Manchester telden in 1866 11,060 leden, de Friendly society of Ironfounders of England, Ireland and Wales 10,669 leden.
Zoo als we vroeger reeds medegedeeld hebben, vereenigen zich enkele Trade-Societies tot grootere maatschappijen, om zich met hare fondsen wederzijds te ondersteunen. Op deze wijze ontstond o.a. de Miners National Association, die in 1864 reeds meer dan 86,000 leden telde, de Sheffield Association of organized Trades, de London Trade-Union met 6000 leden. Gemeenschappelijke belangen worden op algemeene vergaderingen, meetings, besproken. In 1866 werd eene zoodanige meeting in Sheffield gehouden, waaraan omstreeks 180,000 personen deel namen en waar de United Kingdom Alliance of Organized Trades als eene grootsche verwezenlijking van het denkbeeld der arbeiders-organisatie gegrondvest werd. Deze vereeniging hield in 1867 te Manchester eene meeting, waar meer dan 192,000 arbeiders in St. Martins Hall bijeenkwamen. Het laat zich begrijpen, dat dergelijke vereenigingen door zulk eene massale aan eensluiting in kracht winnen. Behalve de bereiking van het naaste doel, werken zij tevens mede tot bevordering van eenheid van stand. Ofschoon de middelen, die somwijlen aangewend worden om het doel te bereiken, afkeuring verdienen, zoo mag men echter uit die enkele feiten niet tot de veroordeeling van alle dergelijke vereeni- | |
| |
gingen besluiten. De daden van geweld, die van elk harer leden aan den dag komen, zijn veelal in strijd met de bedoelingen van de vereeniging. De meeste Trades societies en unions stellen op den voorgrond en als hoofddoel, om verschillen met de patroons langs den minnelijken weg te vereffenen en regt en billijkheid te doen zegevieren. Wanneer de leden eener vereeniging eene strike willen aangaan, dan moeten zij dit eerst aan het centraal comité kenbaar maken en het waarschijnlijk bedrag der door zulk eene strike buiten werk gestelde personen, benevens de kansen van welslagen opgeven. Het comité doet dan eene aanvraag bij de
onderscheidene onderafdeelingen, berekent de waarschijnlijke kosten van de strike, brengt die in overeenstemming met de voorhandene fondsen, en wanneer de meerderheid de noodzakelijkheid van de strike erkent en tot hare volvoering besluit, dan beproeft het comité in vele gevallen eerst eene minnelijke schikking met de arbeidgevers en ook als dit mislukt, besluit men tot eene algemeene werkstaking.
De werkeloozen erlangen dan, zoolang de werkstaking duurt, eene ondersteunning uit de fondsen. Geen der leden mag in dien tijd werk zoeken of aannemen van een patroon in de strike betrokken en men zorgt, zoo veel mogelijk, dat geen vreemde arbeider met hen in concurrentie treedt.
De nadeelige gevolgen, die de strikes in den regel voor dergelijke vereenigingen in het algemeen en hare leden in het bijzonder opleveren, doen gewoonlijk den weg van minnelijke schikking bij aanvrage tot loonverhooging inslaan. Er worden dan uit de patroons en arbeiders scheidsregters benoemd, boards of arbitration. Langs dien weg worden dan vele verschillen vereffend en daardoor veel kwaad voorkomen.
Op staatsburgelijk gebied hebben de arbeiders ook niet stil gezeten. De parlements-reform van 1832, die reeds grove onbillijkheden in het vertegenwoordigen van het parlement had opgeheven, bleef voor den arbeidersstand nog een vrome wensch, totdat na veeljarige vruchtelooze pogingen in de parlements-zitting van 1866/67 een regerings-bill werd aangenomen, waardoor de vertegenwoordiging in het parlement zelfs tot de arbeiders werd uitgestrekt.
Ofschoon de massa der Engelsche arbeiders zich nog niet in eene gewenschte mate van welvaart mag verheugen, zoo hebben de boven aangevoerde middelen echter den weg aangewe- | |
| |
zen, waar langs ieder tot verbetering van zijn toestand kan geraken. De geest van vereeniging, die zich zoo krachtig geopenbaard heeft, wrochtte op het gebied van beschaving en verstandelijke ontwikkeling ook veel goeds. Billijk oordeel en verstandig verzet nemen thans de plaats bij hen in voor het vroeger door hen geoefende ruw geweld. Daardoor worden zij een integrerend deel in den staat, dat gelijke aanspraken kan doen gelden en een aanzienlijk gewigt in de schaal legt bij de oplossing van belangrijk vraagstukken van den dag. Zij oefenen door hunne menigte in de politieke schaal een zeker tegenwigt uit tegenover de geldaristocratie en verkrijgen bij haar den noodigen steun, waar er sprake is van de bevordering hunner belangen.
(Wordt vervolgd,) |
|