Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1867
(1867)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 727]
| |
Buitenlandsche letterkunde.
| |
[pagina 728]
| |
Beider ketterijen sloegen plotseling, onverwachts in, als een bliksemslag, niettegenstaande bij nader inzien de electrische stof zich reeds geruimen tijd op bedenkelijke wijze bleek te hebben opeengehoopt. Beiden eindelijk zagen tot loon hunner vermetelheid zich gestraft: Strauss, met het onherroepelijk verlies van het uitzicht op een anders ongetwijfeld door hem ingenomen hoogleeraarsstoel te Zürich; Taine, met de onthouding van een evenzeer ten volle door hem verdiende onderscheiding: de toewijzing nl. van het eermetaal, uitgeloofd door de Académie française voor het best geschreven werk van ‘wetenschappelijken’ inhoud. Zijn heterodoxie - en het geval is merkwaardig, als men nagaat uit wat bontgekleurde leden het roemrnchtig lichaam, door wijlen Richelieu in het leven geroepen, is samengesteld; velen van Taine's tegenstanders hadden trouwens het boek in kwestie niet eens gelezen - bleek ditmaal een te gevaarlijke vlag te zijn, dan dat zelfs de leden der ‘Académie’ er de overigens erkend deugdelijke lading meê durfden te dekken. 't Is hier de plaats niet, om over Taine's positivistische, aan Auguste Comte's wijsbegeerte ontleende, theorie,Ga naar voetnoot1) krachtens welke hij de intellectuëele en moreele geschiedenis van ons geslacht uit dezelfde wetten, volgens dezelfde methode poogt te verklaren, als die gangbaar zijn op natuurwetenschappelijk gebied, hier breed uit te weiden. Dat het nu eenmaal niet aangaat, om het onafzienbaar veld der verbeelding en der gedachte eenvoudig in een kolossaal bouwland te herscheppen, waar wasdom en vruchtbaarheid louter door den aard van bodem, mest, klimaat, enz. enz. bepaald wordt, gevoelde ieder terstond min of meer instinctmatig. Dat er letterkundige verschijnselen zijn, die den schrijver, wijl zij in zijn lijst niet pasten, moesten zijn ontsnapt; of die hij, altoos ter wille van zijn eenmaal vooropgezette theorie, eenigszins opzettelijk had moeten over 't hoofd zien of in de schaduw dringen, liet a priori zich gissen. ‘Geniën’ zullen bovendien wel altijd blijven, gelijk Heine ze heeft genoemd: ‘Koningen bij de gratie Gods,’ en alle pogingen om ze uitsluitend volgens eene ‘géographie morale’ in te deelen, ten slotte op de klip van volledige feitenstudie moeten schipbreuk lijden. Intusschen, het viel lichter in het algemeen een afkeurend | |
[pagina 729]
| |
oordeel te vellen, dan dat oordeel in bijzonderheden te staven. Het meesterlijk talent, waarvan Taine in de rangschikking en verwerking zijner stof de blijken had gegeven; de uitgebreidheid dier stof zelve en des schrijvers ongemeene kritische scherpzinnigheid maakten laatstgenoemde taak nog bezwarender. Bovendien, - wie was niet ten halve reeds gewonnen door zijn boeiende wijze van voorstelling? Wien had de gloed van Taine's overtuiging niet min of meer in vuur gezet; wien zijn gespierde stijl en het gehamer zijner physiologische argumenten niet eenigermate verbijsterd? Als het wiel zoo oogverblindend snel wordt rondgedraaid, zoo zonder ophouden of verpoozing doorsnort, wordt het schier onmogelijk, er een spaak in te steken. - Men droeg dan ook vrij algemeen het besef in zich om, dat er aan het kunstig samengesteld werktuig hier of daar iets moest haperen, maar waar? - dit viel niet zoo gemakkelijk aan te wijzen en Taine's meesterwerk (ik geloof hier een eenvoudig feit te constateeren) bleef, ongeacht de zeer verklaarbare bewondering, die het inboezemde, velen niettemin, gelijk men zegt, als een steen in de maag liggen.
‘Je me suis laissé traîner à la remorque, - met deze woorden vangt Sainte-Beuve's jongstverschenen causerieGa naar voetnoot1) over het boek, dat hier ter sprake wordt gebracht, aan -, pour parler de ce livre important: c'est que, malgré le désir que j'avais de lui rendre toute justice, je sentais mon insuffisance pour en juger pertinemment et en pleine connaissance de cause, pour l'explorer et l'embrasser comme il le faudrait, dans ses différentes parties.’ 't Is, dunkt mij, geoorloofd nota te houden van deze buiten pijn en banden afgelegde verklaring. ‘Habemus confitentem!’ Alzoo ook de ‘grootmeester’ der nieuwere kritiek heeft zich een tijd lang niet op zijn gemak gevoeld door de verschijning van Taine's werk en de beoordeeling er van een weinig....op de lange baan geschoven. Gulweg gesproken, - het is haar aan te zien. Sainte-Beuve voelde zich blijkbaar niet op zijn geliefkoosd terrein, toen hij over dit ‘enfant terrible’ van het positivisme zijn | |
[pagina 730]
| |
meening had te uiten. Heeft hij daarom misschien zoovele bladzijden uitsluitend aan den dichter Pope gewijd? Niet, - 't behoeft nauwelijks te worden vermeld, - alsof de reuk van ‘ketterij’ hem eenigszins vervaard kon maken! Hij kiest integendeel te dezen aanzien wakker Taine's partij, ook tegenover zijn medeleden van de Académie française, en keurt ten sterkste het anathema af, dat van alle zijden is aangeheven, als wcrd door Taine's methode aan de moraal, aan 's menschen kiesvrijheid en zedelijke verantwoordelijkheid kort en goed de hals afgesneden. De betrekkelijke waarheid der bewering, dat ieder ‘auteur’ onder den drievoudigen invloed verkeert van het ras, waaruit hij sproot; van de samenleving, in wier schoot hij opwies; van de bepaalde omstandigheden, waaronder hij zijn werken schreef, ligt (meent hij) zoozeer voor de hand, dat het inderdaad belachelijk zou zijn, het tegendeel te willen volhouden. Door een anderen naam aan zijn boek te geven, door het b.v. ‘Histoire de la race et de la civilisation anglaises par la littérature’ te betitelen, zou de schrijver z.i. een menigte van tegenwerpingen gemakkelijk hebben kunnen voorkomen. Sainte-Beuve is trouwens zelf op den beschreven weg - gelijk men zich herinneren zal -, duchtig voorgegaan. ‘En général (zegt hij) quand je lis M. Taine, je suis si entièrement d'accord avec lui sur le fond et le principal, que je me sens vraîment embarrassé à marquer l'endroit précis où commence mon doute et ma dissidence.’.... Wat hem dan in Taine mishaagt, wat hem (en wie met Sainte-Beuve's karakter, gelijk dit uit zijne schriften spreekt, een weinig vertrouwd is, begrijpt zulks zonder moeite) eenigszins ontstemd en vervaard gemaakt heeft - het is blijkbaar...de ijzeren konsekwentie, de strenge, doctrinaire ernst, waarmeê Taine zijn physiologische methode tot een volledig ‘stelsel’ verheft en dit stelsel als sleutel bezigt, waarmede hij verklaart alle, ook de ingewikkeldste zielkundige problemen [de wording van het genie, b.v.] gemakkelijk te kunnen openen en sluiten. Ieder, die geen vreemdeling is in de geschiedenis van het menschelijk hart (de heer D. Huizinga vergunne mij nog voor een enkele maal deze populaire beeldspraak), weet hoe ongaarne oudere meesters van een of andere school zien, dat jongeren met hun kalf een nieuwe ploegmethode in praktijk brengen. Bovendien zijn Taine en Sainte-Beuve, wat beider persoonlijkheid betreft, uit den aard der zake geboren tegenvoeters. De eerste zweert bij syste- | |
[pagina 731]
| |
men en logika, leeft uitsluitend in de boeken en meet alles af naar slechts éénen maatstaf; - de laatste is een geestig causeur, een veelzijdig Goetheaan, een vriend van het ‘leben und leben lassen’, anti-doctrinair in zijn hart, daarbij diplomaat, en allerminst voor ‘martelaar of asceet in de wieg gelegd.’ Beiden zijn zij als 't ware de typen elk van eene geheel verschillende generatie. Men gevoelt, dat deze menschen, al mogen ze in tal van punten overeenstemmen, in den grond der zaak een afstootende kracht op elkander moeten oefenen. ‘M. Taine (zoo schrijft Sainte-Beuve o.a.) a tout le courage de ses jugements. Il n'élude rien, il ne se soucie de rien que de son objet. Il se porte à l'auteur qu'il lit, directement, avec toute sa vigueur d'esprit et y puise une inspiration nette et ferme de première main, de première vue (facie ad faciem); il en tire une eonclusion qui jaillit de source, qui bouillonne et déborde...’ Voorts...‘Je le sais, la doctrine du trop, de l'exagération dite légitime, de la monstruosité même, prise pour marque de génie, est à l'ordre du jour: je demande à n'en être que sous toute réserve; j'habite volontiers en deçà, et j'ai gardé de mes vieilles habitudes littéraires le besoin de ne pas me fatiguer et même le désir de me plaire à ce que j'admire. Lui, la force et la grandeur lui vont, et il s'y attache avec une visible complaisance...’ En elders...‘Ce que M. Taine est surtout et au fond, un savant, l'homme d'une conception générale, d'un système exact, catégorique, enchaîné, qu'il applique à tout et qui le dirige jusque dans ses plus lointaines excursions littéraires. Tout y relève d'une idée première et s'y rattaehe; rien n'est donné au hasard, à la fantaisie, ni comme chez nous autres frivoles, à l'aménité pure.’ Niet wel mogelijk was het fijner en ondeugender, dan vooral in laatstgenoemde zinsnede, de klove aan te geven, die tusschen beider levensbeschouwing gaapt. Ze roept ons onwillekeurig het bekende: Prophete rechts, Prophete links,
Das Weltkind in der Mitte.
voor den geest. Inderdaad - Taine's begrip van zijn letterkundige roeping grenst (in zijn eigen oog althans) bijkans aan het Apostolische; dit dient men in het oog te houden, wil men aan het eenigszins excentrieke | |
[pagina 732]
| |
van zijn persoon recht laten weêrvaren. Zijn ‘Essais de critique et d'histoire,’ zijn ‘Voyages en Italie’, al zijne grootere en kleinere werken hebben eigenlijk allen eene en dezelfde strekking. Litteratuur en kunst, hoe lief hij ze hebbe, hoe diep hij in hun geest en beteekenis moge zijn ingedrongen, worden door hem toch eigenlijk niet beoefend om heurs zelfs wil, maar hoofdzakelijk gebezigd als instruments d'enquête. Mij dunkt, ik zie den glimlach die, bij het overzien van dit lijnrecht tegen zijn eigen richting aandruisend streven, om de lippen van den sceptischen auteur der ‘Causeries du lundi’ moet hebben gezweefd. Van dien glimlach althans getuigt de wijze, waarop hij ons eenige levensbijzonderheden van Henri Taine meêdeelt. Op schertsenden trant nl. verzekert hij, den lust niet te hebben kunnen weêrstaan, om op den schrijver der ‘Histoire de la littérature anglaise’ eens diens eigen methode toe te passen; m.a.w. om de proef te nemen, in hoever het hem gelukken mocht, ook het ontstaan en de ontwikkeling van Taine's talent zelf zuiver en alleen te verklaren uit afkomst, bodem, omgeving, opleiding enz. enz. Daar ik mag onderstellen dat het dezen of genen mijner lezers niet ongevallig zal zijn, zoodoende iets over den schrijver te vernemen, wiens naam, en zoo ik hoop ook wiens werken, hun niet onbekend zijn, deel ik het voornaamste hier mede.
Taine zag in 1828 te Vouziers in de Ardennen het levenslicht. Ziedaar al vast een eerste gegeven. Die forsche, uitgestrekte bosschen toch, die dicht begroeide, bijkans zonder afwisseling elkander opvolgende heuvelen en dalen; die geheele onloochenbaar grootsche, maar ietwat ernstige en sombere natuur heeft zonder twijfel reeds vroegtijdig een diepen indruk gemaakt op zijn kinderlijke verbeelding. ‘Ce qui est certain, (schrijft S-B.) c'est qu'il y a dans son talent des masses un peu fortes, des suites un peu compactes et continues, et où l'éclat et la magnificence même n'épargnent pas la fatigue. On admire cette drue végétation, cette sève verdoyante, inépnisable, moëlle d'une terre généreuse; mais on lui voudrait parfois plux d'ouvertures et plus d'éclaircies dans ses riches Ardennes.’ In Taine's stijl neemt men hetzelfde verschijnsel waar: 't is een stijl, die vermoeit, die afmat, die eindigt met op de zenuwen te werken; zoodat dan ook een kritikus nog uit de oude school heeft verklaard, dat, zoo dikwijls | |
[pagina 733]
| |
hij Taine leest, een gevoel hem bekruipt, als hoorde hij een ruwen, dichten hagelregen tegen zijn dak aankletteren. In Taine's ouderlijk huis heerschte een eenvoudige, hartelijke, degelijke geest. Zijn vader, rechtsgeleerde van beroep, een man die veel liefhebberij voor studie bezat, onderwees hem in het latijn. Van een uit Amerika teruggekeerden oom leerde hij, als kind reeds op diens knieën gezeten, het Engelsch; zoodat de kennis van laatstgenoemde taal - en zijn ‘Histoire de la littérature anglaise’ stelt dit duidelijk genoeg in het licht - hem, zoo te spreken, al spelende werd ingegoten. Twaalf jaren oud zijnde, verloor hij zijn vader. Daar zijn beide zusters weldra in den echt traden en hij dus de eenig overgeblevene t'huis was, ontwikkelde zich reeds vroeg in hem een geest van zelfstandigheid en trok zich als 't ware al zijn liefde samen op zijne moeder, die hij op de handen draagt. Met die moeder vertrok hij in 1842, dus op veertienjarigen leeftijd, naar Parijs; waar hij, eerst aan het Collége Bourbon, later aan l'Ecole normale, zijne studiën op hoogst loffelijke wijze volbracht. Aan laatstgemelde inrichting van hooger onderwijs, waar hij dagelijks met tal van talentvolle jongelieden, als Prevost-Paradol, Weiss, Edmond About e.a. op gemeenzamen voet verkeerde, woei destijds ('t was gedurende de woelige jaren 1848-1851) de wind uit een zeer liberalen hoek. Wel verre namelijk van de intellectueele opgewondenheid der studerende jeugd ook maar eenigszins aan banden te leggen, leidde veeleer de geestesrichting en de doceermethode van hen, die toen aan het hoofd dier inrichting waren geplaatst, er toe, om deze op alle mogelijke wijze aan te wakkeren en aan hun jeugdigen overmoed vrij spel te geven. ‘C'était une période vraîment marquante dans l'existence de l'Ecole (schrijft, nog opgewonden bij de herinnering, een tijdgenoot van gemelde studiejaren) que celle de ces trois années. Taine lisait Kant et Spinoza pour se distraire et passa le reste de son temps à feuilleter ses camarades; c'était son mot. About nous faisait de beaux contes pour rire, et dans ses moments graves étudiait Homère et la Bible, tout comme Bossuet. Les autres lisaient les journaux ou en faisaient, rimaient des chansons, dont quel-ques-unes sont restées populaires dans l'Université, lisaient Balzac, George Sand ou Proudhon. Nous étions rangés en deux camps, qui s'appelaient voltairiens et athées avec le même esprit de charité que les jeunes gens de l'autre révolution s'appelaient classiques | |
[pagina 734]
| |
et romantiques.....Les exercices les plus pacifiques de l'Ecole devenaient des armes de guerre aux mains des deux partis. La dissertation prenait l'allure agressive.........
En résumé nous disputions beaucoup et nous ne travaillions guère.’ Trouwens, hun disputeer-woede zelve was voor hen een noodwendige prikkel tot degelijk en veelzijdig onderzoek. Taine inzonderheid, een der begaafdsten en met een bewonderenswaardige vlugheid van geest bedeeld, zoodat hij het werk van vier of vijf weken met gemak in een enkele kon volbrengen, besteedde den dus uitgespaarden tijd met schier alles te lezen en te verslinden: philosophie, theologie, patristiek enz.; 't geen hem geen gering overwicht schonk bij de schier dagelijks gevoerde débatten (conférences) over alle hoofdkwestiën van den dag; - débatten, die destijds de eigenlijk gezegde ‘lessen’ (tot zeer gering leedwezen van sommige, niet overijverige, professoren) vervingen en waarbij met al het vuur en de hevigheid der jeugd pro en contra werd gestreden - onder praesidium van een der hoogleeraars. Dat zulk een lnidruchtige polemiek, een dusdanige onophoudelijke wrijving en wisseling van gedachten, bij uitnemendheid geschikt was om de toch reeds niet zeer koele hoofden der studeerende jongelingschap bovenmatig te verhitten, - laat zich gereedelijk begrijpen. Het regende van de zijde der verschillende partijën woedende uitvallen, hevige paradoxen, niet zelden - bloedige hatelijkheden,....'t geen intusschen niet belette, dat men na afloop van het débat elkander vriendschappelijk de hand drukte, ja, - dat soms des avonds al de jongelieden, begeleid door het fluit- en violoncelspel van een paar hunner, met nagenoeg gelijke geestdrift als des morgens, ontspanning zochten in een gemeenschappelijken - dans. Gelukkige jaren, door menigeen hunner later met dankbaarheid herdacht! Als stortbad bovendien voor den geest, als verstandsgymnastiek, als krijgsschool voor aankomende litteratoren, ten einde hen te vormen voor de hen wachtende levenstaak - gewis een heilzame Odyssee! Intusschen, ze had ook haar kleine schaduwzijde; en Sainte-Beuve verzuimt niet, overeenkomstig zijn doel, er eventjes de opmerkzaamheid op te vestigen, ten einde (physiologisch) enkele schadelijke uitwassen van Taine's schrijftrant te verklaren: ‘On n'est pas (zegt hij) impunément élevé dans les | |
[pagina 735]
| |
cris de l'Ecole; on y prend le goût de l'hyperbole. On contractait nécessairement, dans cette vie que j'ai décrite, un peu de violence ou de superbe intellectuelle, trop de confiance dans les livres, trop d'assurance en la plume et ce qui en sort.’...
Niettemin behouden z.i. de ‘voordeelen’ van een zoodanige opvoeding boven de kleinere nadeelen verreweg de overhand. Zij hardt en staalt vroegtijdig het karakter: zij ontwikkelt studie-ernst en énergie. Niemand van al de toenmalige studenten heeft de indrukken van dien tijd getrouwer in eere gehouden dan Taine. ‘Nul (zegt S.-B.) ne fait plus d'honneur à la sévérité de ses origines.’ De uitkomst heeft dit althans getoond. Spoedig toch spatte de jonge vriendengroep uiteen. Het maatschappelijk leven verstrooide hen her- en derwaarts. Ook Taine moest aanvankelijk met de nederige en tijdelijk hem opgedragen betrekking van hulp-docent, achtereenvolgens in een paar kleine provinciesteden, zich tevreden stellen. Toen echter, na afloop daarvan, ondanks zijn herhaalde aanvragen en de ijverige voorspraak van anderen, geene, met zijne bekwaamheden of eerzucht strookende, betrekking zich opdeed, besloot hij eenvoudig vooreerst te Parijs te blijven, en van nieuws om zoo te spreken ‘Student’ te worden. Mathesis, en, - wat hier vooral in aanmerking komt, - physiologie, medicijnen, ook kunst hielden toen beurtelings zijn onderzoekenden geest bezig. Van dat tijdsbestek, van dit drietal jaren te Parijs doorgebracht, dagteekent, zoo 't schijnt, de voltooiing zijner te Nevers reeds aangevangen (zooals hij 't noemt) ‘psychologische’ nasporingen en de bevestiging van dien, zijns erachtens onwrikbaren, positivistischen grondslag, waarop sedert het gebouw zijner kultuurstndiën, tot groote ontsteltenis van velen, steen voor steen is opgetrokken. Weldra toch trad hij als schrijver voor het publiek op. Eerst gaf hij zijn, later ten deele overgewerkte, studie over de fabelen van ‘La Fontaine’ in het licht. Vervolgens zijn doorwrochten in 1855 door de Académie française bekroonden, arbeid over ‘Titus Livius.’ Ten gevolge van overmatige inspanning genoodzaakt, tot herstel zijner gezondheid, de Pyreneën te bezoeken, ontwierp hij zijn (later geheel omgewerkte, en door G. Doré geïllustreerde): ‘Voyage aux Pyrénées.’ En zoo volgde na tal van in dagbladen, tijdschriften enz. in 't licht gegeven voorstudiën, eindelijk als ‘couronnement de l'édifice’ zijn bekend hoofdwerk: ‘de geschiedenis van Engelands letterkunde.’ | |
[pagina 736]
| |
Maar wat hij ook schreef, welk genre hij in zijn ‘Essais’ ook behandelde; in welke stroomingen van menschelijke kennis hij achtereenvolgens het dieplood uitwierp, - altoos en immer was het hem te doen om voedsel te vinden, om nieuwe bewijzen te zamelen en aan den dag te brengen voor zijn eenmaal vaststaande wijsgeerige théorie. Inderdaad, de wereld kon hij nu eenmaal niet anders meer aanzien dan als een onmetelijk laboratorium. Overal zag hij bevestiging van zijn physiologische opvatting. De menschen anders dan als ‘des théorêmes qui marchent’ te beschouwen, zou zijn een geheele verbrijzeling van den grondslag, waarop zijn overtuiging rust, dat nl. het mechanisme der psychische wereld op volmaakt dezelfde wijze in elkander zit als dat der physische; of, om het met zijn eigene woorden uit te drukken: que l'histoire humaine a des lois aussi sûres, que la chimie ou la botanique.’ Nu reeds volle tien jaren is hij bezig, de juistheid dezer stelling, met behulp van al de hem ten dienste staande middelen en gaven, manibus pedibusque, van alle zijden toe te lichten en van haar overwegend belang de wereld te overtuigen. Zelfs zijn werkzaamheid als Professeur à l'Ecole des beaux-arts, welke betrekking hij sinds eenigen tijd met glans bekleedt, heeft (getuige zijne overigens prachtig geschreven ‘Voyages en Italie’, alsmede zijn boekje: ‘De l'idéal de l'art’) geene verandering in zijn programma teweeg gebracht. - De vormen wisselen gedurig af, maar de inhoud van zijn geschrijf blijft onveranderlijk dezelfde. Op physiologisch standpunt zich plaatsende en Taine steeds naar zijn eigen methode beoordeelende, zou men volgens onzen gids ook voor deze singuliere vasthoudendheid, voor dit halsstarrig dogmatisme, in de bijzonderheden van zijn leven wel eenige determineerende oorzaken kunnen vinden. Nooit of zelden b.v. heeft Taine zich, gelijk men het pleegt te noemen, ‘in de wereld,’ onder menschen bewogen. Hij ‘ziet’ daardoor het leven slechts van één kant. Zijn boeken, zijn studiecel, afgewisseld door zijn geliefkoosde Ardennen-wouden, of wetenschappelijke diskussiën met gelijkgezinde studiegenooten, kunstenaars, medici, - jongelieden uitsluitend van zijn eigen denkwijze en richting, - waren reeds als student en ook later, het kringetje, waarbinnen hij zich opsloot. Hij en het geslacht, waaronder hij is opgegroeid, hebben daarbij, om zoo te zeggen, zich hun eigen terrein moeten veroveren. IJzeren wilskracht, noeste, stalen arbeid alleen konden | |
[pagina 737]
| |
hen brengen, waar zij wezen wilden. Voor onvruchtbare bespiegelingen, onbestemde droomerijen (gelijk in de zalige dagen der Romantiek) of voor meer wereldsche genoegens was in den kring hunner ernstige bemoeiingen geen plaats. Zij waren vroeg reeds de periode der jeugd ontwassen. Van meet af, gespeend aan de romaneske illusies eener oudere school, gevoelden zij zich aan de spits staan eener nieuwe orde van zaken, die bezig was te ontkiemen en voerden zij het woord: ‘historische kritiek’ als eenige leuze in hun banier. Zoo verkrijgt men ongevoelig een aanmerkelijke dosis eenzijdigheid. Zoo laat het zich met name in een Logika-aanbidder als Taine verklaren, dat hij, eenmaal ingemetseld in zijn vast, welsluitend systeem, weldra met een niets ontzienden ijver het Apostolaat van gemelde kritiek en wel in haar meest realistische beteekenis heeft aanvaard. ‘Ces laborienx, ces éloquents, ces dévoreurs de livres, (schrijft S-B.), ont gagné du moins à cette abstinence (aan hun spening namelijk van de min afgetrokken genietingen der wereld) de ne point s'amollir et se briser comme d'autres, en leurs plus vertes années....Leur force active cérérale est restée intègre. Ils avaient tout d'abord un grand poids à soulever; ils s'y sont mis tout entiers et y ont réussi; le poids soulevé, ils ont pu se croire vieux de coeur et se sentir lassés; le duvet de la jeunesse s'était envolé déja; le pli était pris, c'est le pli de la force, et de l'austère virilité: on la paye de quelques sacrifices.’ Overigens laat hij hier onmiddellijk, en bij wijze van correctief, op volgen: ‘M. Taine, quand on a le plaisir de le connaître personnellement, après l'avoir lu, a un charme à lui, particulier, qui le distingue entre ces jeunes stoïciens de l'étude et de la pensée. A toutes ses maturités précoces, il a su joindre une vraie candeur de coeur, une certaine innocence morale conservée. Il m'offre en lui l'image toute contraire à celle du poète (Alfred de Musset?), qui parle: “d'un fruit déjà mûr sur une tige toute jeune et tendre;” ici, c'est une fleur tendre et délicate sur une branche un pen rude.’
In den laatsten tijd zijn er ook andere stemmen in Frankrijk over Taine's arbeid opgegaan. Of b.v. de wetenschap der kritiek door zijn methode wezenlijk is gebaat; of haar naturalistische | |
[pagina 738]
| |
tooi wel van een zoo splinternieuwe stof is als de schrijver heeft beweerd; of het te verwachten is, dat Taine's inzichten, in hun geheel genomen, zullen blijken een kiem van duurzaam leven in zich te bevatten, - deze en meer andere vragen, men zal 't zich herinneren, zijn nog zeer kort geleden, bij monde van een kritikus van een gansch anderen stempel dan Sainte Beuve, door den heer Charles de Mazade nl., opgeworpen en door dezen publicist op de meest ontkennende wijze beantwoord. De Mazade had blijkbaar reeds met Sainte-Beuve's opstel (waarvan ik hier trouwens slechts den aanhef heb meêgedeeld), eer hij het zijne op het papier wierp, kennis gemaakt, gelijk uit enkele gelijkluidende opmerkingen blijkt. 't Is echter, geheel overeenkomstig zijn welbekend karakter, op een veel warmeren, meer stelligen en beslisten toon geschreven. Naar zijne meening is de betrekkelijke waarheid, die aan Taine's methode ten grondslag ligt, zoo oud als de weg naar Rome en voor niemand een diep geheim, en zijn alleen de ‘overdrijving’, het schromelijk ‘misbruik’ van die waarheid gemaakt, toevoegsels van Taine's eigen vinding. Maar dat kwasi-nieuwe zelfs ‘au lieu d'éclaircir et de simplifier le problème de la civilisation intellectuelle, ne fait que le compliquer, l'altérer et l'obscurcir.’ Taine's fatalistisch systeem toch, wel verre van een nieuwen gezichteinder voor de kritiek te openen, zou, konsekwent toegepast, moeten leiden tot geheele vernietiging en opheffing dier koninklijke wetenschap. Want - den weg inslaande, dien hij haar voorschrijft, zou zij, in stede van leidsvrouw te zijn, zich eenvoudig tot een speelbal zien vernederd in de handen cener blinde natuur-noodwendigheid; en alzoo feitelijk iederen zweem van raison d'être verliezen. Wel verre dan ook van in Taine den stichter eener nieuwe kritische school te begroeten, meent de Mazade dat, met het afsterven des meesters, bij tijd en wijle ook zijn ‘stelsel’ den weg van alle vleesch zal gaan. Overigens prijst hij telkenmale, wanneer hij hem leest, zich zalig, van voor zich zelv' er geen enkel wijsgeerig systeem op na te houden, maar eenvoudig iemand te zijn, die voelt en denkt; die zich door zijne natuurlijke indrukken laat leiden; die de menschen gadeslaat zoo als zij zijn (niet als machines) in hun oneindige verscheidenheid; die het schoone geniet, waar hij het vindt - zelfs al liep hij gevaar van uit dien hoofde voor een ‘stumperd’ te worden aangezien. Immers Taine's boeken zelve geven op nieuw het onwedersprekelijk | |
[pagina 739]
| |
bewijs, hoe treurig de dogmatiek steeds haren meester loont. Zijn niet te loochenen ‘eentonigheid’ toch, zijn ‘ruwheden’ hier en daar (zoo als de benaming ‘bel animal’, o.a. door Taine zoo herhaaldelijk aan de Italiaansche schoonen gegeven), zijn gemis aan innerlijke warmte, zijn schromelijke ‘eenzijdigheid’ - 't zijn altegader gebreken, die hoofdzakelijk, zoo niet uitsluitend wortelen in den bodem zijner tot de spits gedreven konsekwentie-zucht. 't Geen echter met dat al - zoomin als Sainte-Beuve - de Mazade een enkel oogenblik weigert te erkennen, 't is de onmiskenbare grootschheid, de degelijkheid, de over 't geheel meesterlijke bouw van Taine's veel besproken boek; de wetenschappelijke ernst, die in al zijn schriften op verkwikkelijke wijze doorstraalt. - Zoo schitterend is bovendien ook z.i. het ‘talent’ van dezen jeugdigen franschen geleerde dat, in weêrwil van het hinderlijke van zijn systeem, steeds de indruk van het ontvangen ‘aesthetisch’ genot in het gemoed bovendrijft en men ieder oogenblik den physioloog vergeet om slechts den schrijver, den beeldhouwer in Taine te bewonderen en te genieten.
Mutatis mutandis hebben zeker niet weinigen in het meêgedeelde van de beide fransche letterkundigen sommigen hunner geheime gedachten uitgesproken gevonden. Wie Taine's bewonderenswaardig schoone, zij 't ook wat eenzijdige, studies over de Renaissance-eeuw, over Shakespeare, over de Engelsche. ‘Romantiek’, over Tennyson, enz. enz. eenmaal genoten heeft, vergeet niet licht de inzichten, die hij aan dien maestro te danken heeft, noch wat zijn blik aan omvang en scherpte door den zijnen heeft gewonnen. Maar ook evenzeer voelde hij zich menigmaal teleurgesteld, ja gegriefd, door een scheeve en z.i. onbillijke beoordeeling van letterkundige sommiteiten, hem van jongs af aan het hart gegroeid, maar die nu eenmaal in Taine's cadre blijkbaar niet pasten. Niemand zou wenschen, zijn kritische methode algemeen ingang te zien vinden, en toch - van hoeveel schoons, hoeveel waars en vruchtbaars is zij niet de moeder! De omstandigheid, dat over 't geheel een zoo merkwaardige verschijning als de zijne door velen betrekkelijk zoo langen tijd met stilzwijgen is voorbijgegaan, is voorts misschien alleen hieruit te verklaren, dat eensdeels zijn werken de vrucht zijn van | |
[pagina 740]
| |
ontzachelijk veelomvattende (moeilijk na te pluizen) studiën; anderdeels uit het donker besef, 't welk ieder onwillekeurig in zich omdraagt, dat men in de kwestiën door hem behandeld roerende, onmiddellijk een andere, veel neteliger kwestie voor zich ziet oprijzen - welke ook ik thans liefst natuurlijk wil vermijden, - de uralte vraag namelijk naar de geheimzinnige betrekking tusschen Geest en Stof...Sapienti sat!
Genoeg, zoo ik voor een oogenblik en niet dan hoogst vluchtig uw opmerkzaamheid heb mogen vestigen op een schrijver, die, hoe wijd uiteenloopend de oordeelen over hem ook mogen zijn, ontegenzeggelijk een der degelijkste, oorspronkelijkste en scherpzinnigste denkers is, op wier bezit het jonge Frankrijk in onzen tijd mag bogen en wiens zeldzame kritische verdiensten door Sainte-Beuve in deze weinige, maar juiste woorden zijn samengevat: ‘M. Taine a fait avancer grandement l'analyse littéraire, et celui qui après lui étudiera un grand écrivain étranger, ne s'y prendra plus désormais de la même manière, ni aussi à son aise, qu'il l'aurait fait à la veille de son livre.’
Velp. P. Bruijn. |
|