Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1867
(1867)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 722]
| |||||||||||
V.Zoo vermeerdering van de bronnen van arbeid en eene hoogere belooning van den arbeid de welvaart van de nijvere klassen kunnen doen toenemen, niet minder kan daartoe bijbrengen de vermeerdering van de bestaan- en levensmiddelen en hunne goedkoopere productie. In deze reeks bekleeden de voedingsmiddelen eene eerste plaats. De verhouding van den prijs van deze met den standaard der loonen is niet altijd geëvenredigd, en handelcrises of slechte oogsten doen die verhouding voor den handswerkman soms zoo drukkend worden, dat zijn bestaan en dat van zijn gezin er door in gevaar wordt gebragt. De liefdadigheid is ten alle tijde ook in Zwitserland gereed geweest om het evenwigt tusschen beide elementen te herstellen en wel door het verschaffen van levensmiddelen tegen verminderden prijs of zelfs kosteloos aan de betrokkene arbeiders. Te Bazel, Genève, Zurich, Lucern en elders heeft men goedkoope spijskookerijen, waar behoeftigen om niet en andere tegen 5 à 7 centimes eene portie spijs (soep of gestoofde groenten) kunnen | |||||||||||
[pagina 723]
| |||||||||||
erlangen. In den laatsten tijd hebben ook in enkele kantons de arbeiders, vooral de ongehuwde, zich vereenigd, om een fonds bijeen te brengen waaruit goedkoope gaarkeukens zouden tot stand gebragt worden. Een goed voorbeeld daarvan heeft de Cantine ouvrière van St. Imier (Bern), in 1862 opgerigt, gegeven. Een rijkelijk maal wordt daar tegen 40 centimes verschaft. In de eerste maanden verkocht ze 44.000 porties soep en groenten tegen 10 cts., 12.000 porties vleesch en spek tegen 20 cts., te zamen 56.000 porties tot een bedrag van 6.840 frs. Zoo vindt men ook in Lucern, Bern, Genève, Bazel, Soleure en Vaud goedkoope broodbakkerijen, die met even gunstig gevolg werkzaam zijn. Ten einde zich tegen matigen prijs vleesch te verschaffen, gaan vereenigingen van arbeiders te Neuchatel en Locle contracten aan met aldaar gevestigde slagers. Minstens 150 hoofden van huisgezinnen verbinden zich dan bij een zekeren slager tegen verminderd tarief vleesch te nemen en stellen bovendien eene cautie van 30 frs. De vereeniging stelt maandelijks met den aannemer het tarief vast en houdt steeds toezigt, dat vleesch van beste kwaliteit worde afgeleverd. De Société Vaudoise de consommation vereenigt alle drie takken van nijverheid in zich. De actiën van 8 frs. geven 5 pet. rente. In 1865 maakte zij eene winst van 6.718 frs. en thans bezit zij reeds een uitgestrekt vastgoed. In 1864 werd ze opgerigt. In 1865 debiteerde ze 77.291 porties spijs. In sommige kantons worden in onzen tijd door de gemeentebesturen en de fabriekanten levensmiddelen in het groot opgedaan en tegen kostenden prijs aan de werkende klassen overgedaan; soms slaan de verbruikers zelve tijdelijk de handen ineen, om inkoopen in het groot te doen. In het duitsche gedeelte van Zwitserland bloeijen de Consumvereine zeer, die haar werkkring uitstrekken tot den verkoop van alle soorten van levensmiddelen. De aanzienlijkste thans bestaande vereeniging van dien aard werd te Zurich in 1851 door 8 leden van de Societé de Grutli, met een kapitaal van 75 frs., opgerigt. De eerste inkoop bestond in eene waarde van 24 frs. aan sigaren. In weerwil van vele tegenspoeden bezit ze thans in gronden, magazijnen enz. eene waarde van 600.000 frs. In 1865 werd 2.666.787 frs. omgezet, waarop omstreeks 20.000 frs. winst kwamen. In datzelfde jaar werd meer dan voor 1.300.000 frs. aan goederen verkocht. Het aantal aandeelen werd in 1861 op 2350 gesteld, elk lid mogt slechts een bezit- | |||||||||||
[pagina 724]
| |||||||||||
ten. Zij bezit 9 magazijnen over den, omtrek van het kanton verspreid. Onder meer verkocht zij in 1865 168.887 ponden koffij, 213.191 ponden suiker, 28.046 ponden tabak en meer dan 55000 sigaren, 423.794 ponden meel, 130.596 ponden maïs, meer dan 65000 ponden rijst en gort, 143.889 ponden boter, 114.464 ponden kaas, 130.345 ponden zeep, 1.050.062 ponden brood, 53.183 liter wijn. De in 1865 opgerigte Consumverein te Bazel werkt met even gunstig gevolg. Door een 100tal fabriekarbeiders opgerigt, bezit ze thans 500 leden. De winsten worden belegd en naar gelang van de aankoopen der aandeelhouders in rente uitbetaald. Tegen een intreêgeld van 13 frs. kan ieder toetreden. Met een kapitaal van 3000 frs. heeft men in 15 maanden eene som van 180.000 frs. omgezet, met eene netto winst van gemiddeld 9 pct. Voor de aandeelhouderskoopers is die winst werkelijk 16 pct.; ⅔ der winst wordt ten voordeele der aandeelhouders belegd en ⅓ als waarborgkapitaal. De spaarkas te Genève, tot aankoop van levensmiddelen tegen den winter, heeft in 1866 aan 1756 aandeelhouders voor 33.860 frs. in levensmiddelen gedebiteerd. Eindelijk moeten wij niet vergeten van belang voor de arbeidende klassen te vermelden, dat in deze republiek van inkomende regten en van accijnsen bijna geen sprake is en op de levensmiddelen geenszins drukken. Naast de middelen tot verschaffing van goedkoope levensmiddelen komen in aanmerking de zoodanige tot het verkrijgen van goede en goedkoope woningen. Daar de prijs der woningen zich regelt naar de meerdere of mindere vraag, ontstaande door de opeenhooping van bevolking op eene zekere uitgestrektheid grond, zoo ontstond op die plaatsen eene schaarschte van woningen, waar de nijvere bevolking door vermeerdering van de bronnen van welvaart zich concentreerde. In de laatste jaren zag men dit verschijnsel in vele landelijke districten van Zwitserland, waar de fabriekmatige nijverheid zich aanzienlijk uitbreidde, en de eigenaars van groote fabrieken hunne werklieden in de nabijheid dier inrigtingen gevestigd wenschten te zien. Om in die behoefte te gemoet te komen hebben verscheidene fabriekanten voor hunne rekening arbeiderswoningen laten bouwen. De westelijke en de noordoostelijke distrieten, langs het meer van Constanz, in de kantons van de Soleure, Aargou, Zurich, Schaffhouse en Thurgou, leveren | |||||||||||
[pagina 725]
| |||||||||||
daarvan talrijke voorbeelden op. Een daarvan zijn de woningen door de firma Escher, Wijss en Co. te Zurich gebouwd. Ofschoon de werkplaatsen in de stad zijn gelegen, bevinden zich een 36tal woningen voor hare arbeidersgezinnen in de nabijheid, op het land. Zij bestaan uit drie vertrekken gelijkstraats, een keuken, kelder en zolder, benevens een tuintje; de huurprijs wisselt van 16-22 frs. per maand. Daar deze woningen zeer gezocht zijn, worden ze aan de meesterknechts en de beste werklieden afgestaan. Verscheidene bouwvereenigingen in de steden opgerigt werken tot een gelijk doel. Het stelsel van kasernenwoningen bij sommige aangenomen vindt bij de arbeiders echter weinig ingang. In andere plaatsen ziet men de arbeiders zelven de handen aan het werk slaan. Te Olten bijv. hebben 12 werklieden 12 huisjes gezet, voor 30 à 40 gezinnen. De Société de construction te Lausanne is in 1860 opgerigt, met het doel, 1o. den toestand van den arbeider te verbeteren, door hem eene gezonde, goed ingerigte en luchtige woning te verschaffen, zonder dat de huur zijne middelen te boven gaat, 2o. om hem in de gelegenheid te stellen met der tijd eigenaar daarvan te worden, 3o. den zin voor huiselijkheid bij hem aan te kweeken, 4o. orde en reinheid, spaarzaamheid en zedelijkheid te bevorderen. Met een kapitaal van 200.000 frs. aangevangen, heeft ze reeds 230.000 frs. aan het bouwen van 3 nieuwe en het herstellen van eene oude woning besteed. Deze huizen bevatten 51 woningen tegen een huurprijs van 150 tot 225 frs., 8 winkelhuizen à 180 en 250 frs., 5 woningen voor 450 à 550 frs. Ofschoon de prijs van sommige dier woningen vrij hoog mag genoemd worden, zoo worden ze echter zeer gezocht, zij 't dan ook door eene hoogere klasse van nijveren. Op zeer uitgebreide schaal heeft men in de stad Locle, een hoofdzetel van de uurwerknijverheid in de Jurastreek, zich met den bouw van arbeiderswoningen bezig gehouden. De Association immobilière aldaar heeft in 1855 eene geheele arbeiderswijk, quartier du Progrès genaamd, gesticht. Elk blok bestaat uit 5 huizen en elk huis bevat 3 woningen met tuintjes, geheel gescheiden. Zij laten ten opzigte van gemakkelijke en gezonde inrigting niets te wenschen over. De straten zijn ruim, er is ruimte in de huizen voor 3 à 400 gezinnen. De huurprijs wisselt tusschen 150 en 400 frs. Een zeer groot getal huurders | |||||||||||
[pagina 726]
| |||||||||||
heeft contracten aangegaan, om door afdoening binnen 15 jaren eigenaars te worden. De prijs der woningen is door die stichting in het algemeen zeer verminderd en dit belemmert de vereeniging wel eenigzins in haren werkkring om in die mate voort te gaan. Het laat zich genoegzaam begrijpen, als men nagaat dat de geheele bevolking dier stad uit slechts 2000 personen bestaat. Te Bazel heeft de Société d'utilité publique eene poging in dien geest gewaagd met niet minder goed gevolg. Van 1854-56 deed ze drie huizen bouwen, waarvan een voor 15 en de overige voor 8 gezinnen bestemd. Elke wouing is geheel gescheiden en bezit een erf van 2500 vierk. voeten Deze omstandigheid doet ze zeer gezocht zijn, zoodat de meeste huurders ze reeds aangekocht hebben tegen een gemiddelden prijs van 4500 frs. De vereeniging had op dien verkoop eene winst van omstreeks 1000 frs. (gebouwd voor 35844 frs. en verkocht voor 36000 frs.) De huur, die 172 frs. bedraagt, vertegenwoordigt een netto opbrengst van 2½ pCt. der bouwkosten. Eene andere reeks van woningen van 2 verdiepingen levert, tegen een huur van 120 frs. voor 2 en van 225 frs. voor 3 vertrekken, eene zuivere winst van 5½ pCt. der bouwkosten. Deze vereeniging heeft zoodoende eene som van 107.000 frs., in actiën verdeeld, aan dien bouw ten koste gelegd. De toenemende digtheid van bevolking in sommige wijken van Zurich, inzonderheid aan den linkeroever van de Limnial, deed de behoefte ontstaan om woningen te bouwen. In 1864 werd tot dat einde eene maatschappij opgerigt, die met een kapitaal van 567.000 frs. 40 huizen, bevattende 100 woningen en 12 winkels, deed zetten. Dit werkte zoo gunstig terug op de bewoners van oude en vervallen woningen, dat de eigenaars als om strijd zich beijverden daarin verbeteringen aan te brengen. Als middel van rentebelegging slaagde deze maatschappij minder gelukkig, omdat zij aan de bewoners bijzondere gemakken moest verzekeren, waardoor de bouwkosten zeer hoog werden. Ook te Bern werd de woningnood in de laatste jaren merkbaar. De bevolking nam steeds toe en de omstandigheid dat de stad op een schiereiland is gebouwd, aan drie zijden door de Aar, aan de vierde zijde door sterke vestingwerken omsloten, hield hare uitbreiding gedurig tegen. In 1861 werden twee maatschappijen in het leven geroepen, om in de behoefte aan woningen te voorzien. De Société pour la construction de demeures ouvières bragt een kapitaal van 300.000 frs. | |||||||||||
[pagina 727]
| |||||||||||
in 1200 aandeelen, bijeen. Daarmede stichtte zij eene geheele nieuwe wijk, de Länggasse. Achtereenvolgens zette zij 68 woningen, een bakkerij, een schrijnwerkerswinkel, een smidswinkel en een schilderswerkplaats. Van die 68 woningen bestaan 23 uit een kamer met keuken en andere gemakken, benevens een kleinen tuin, tegen een huurprijs van 180 frs. 's jaars; 37 bestaan uit 2 kamers, tegen een huurprijs van 240 frs. 's jaars, 8 uit drie kamers à 275 frs. in het jaar. De aandeelhouders ontvangen eene rente van 4 pCt., terwijl nog eene geringe som in de reserverkas wordt afgezonderd. Eene tweede maatschappij zou op grootere schaal hare operatiën beginnen en stichtte de quartier de la Lorraine. Het maatschappelijk kapitaal op een millioen gesteld hebbende, kon ze echter tot dus verre niet meer dan een vierde bekomen. Zij bouwde 35 huizen, voor 613.000 frs., die gemiddeld 266 frs. huur opbrengen. Men volgt twee verschillende stelsels: blokwoningen met 2 verdiepingen, voor zes gezinnen en tuinen voor de bewoners der benedenwoningen; gebouwen van een verdieping voor 4 gezinnen, met tuin en plaats en eigenlijke maisonnettes, woningen alleen gelijkstraats voor 2 gezinnen. De bouwlust van anderen daardoor opgewekt, heeft deze wijk tot een centrum van bevolking gemaakt en de munieipaliteit heeft haar van scholen en fonteinen voorzien. Het geen wij hier vermeld hebben gold slechts de belangen van den gezeten en gehuwden arbeider. Nogtans zijn er velen in Zwitscrland, die aan een ongehuwd een zwervend leven paren. Maar ook deze hebben een onderkomen en verzorging voor het tijdelijk verblijf noodig. Daarin voorziet echter grootendeels de openbare liefdadigheid en het meêwarig karakter van den Zwitserschen burger, zelfs uit de nederigste klassen der maatschappij. Te Bern en in vele gemeenten van Neuchâtel zijn daartoe openbare gestichten ingerigt. Ook heeft men de hospices op de voornaamste toppen der Alpen en de maisons de refuge, langs ongebaande wegen opgeslagen. Bekend zijn die toevlugtsoorden op den St. Bernard, St. Gothard en den Grimsel. Daar worden de doortrekkende gezellen liefderijk opgenomen en verpleegd, zelfs gedurende dagen achtereen, als het slechte weder of ziekte hen belet de reis te vervolgen. In andere streken weder vindt men voor vreemde doortrekkende gezellen kosthuizen, waar ze tegen 6 à 8 frs. 's weeks voeding en verzorging erlangen. | |||||||||||
[pagina 728]
| |||||||||||
VI.Onder de instellingen ter voorziening in de tijdelijke en toekomstige behoeften van den arbeider en zijn gezin, bekleeden eene voorname plaats de spaarbanken en verzekering-maatschappijen. Ook daarvan is Zwitserland ruim voorzien. De spaarinrigtingen vooral nemen eene eervolle plaats in onder de middelen ter bevordering van de welvaart der arbeidende klassen in dit land aangewend. Sommige dagteekenen reeds van ouden datum; die van Genève en Bern van het laatst der vorige eeuw. Eene aanzienlijke vlugt hebben dergelijke instellingen in Zwitserland echter gevonden in de jaren 1851-1860. In 1860 telde Zwitserland 230 spaarinrigtingen, zijnde I op de 10000 inwoners, ofschoon zeer ongelijk verdeeld. Zoo bezit het halve-kanton Appenzell er 18, zijnde I op 2680 inwoners. Het minimum van de inbrengsom is zoodanig gesteld, dat zelfs de behoeftigste zijn penningske kan aanvoeren. Vele nemen gelden beneden 1 fr., enkele niet minder dan 5 frs. aan. Het aantal depôts is in den laatsten tijd zoo toegenomen, dat bijna geen plaats er van verstoken is. Allengs namen de geestelijken, onderwijzers en andere welgezinden de taak der inning vrijwillig op zich Het aantal inleggers verschilt daarom veel naar gelang van de plaats waar een groot voorstander dier zaak wordt aangetroffen en wisselt tusschen ⅓-⅛ der bevolking. Ofschoon de regering zich veeltijds daarmede inlaat, zoo bekleedt echter het initiatief der burgerij daarin eene groote rol. In het oostelijk deel van Zwitscrland vervullen vele hoofden van fabrieken die taak ten opzigte hunner werklieden; in het kanton Glaris geschiedt zulks door vrijwillige kortingen op de loonen. Vele inrigtingen hebben de geldbelegging vergemakkelijkt door het voordeelig omzetten der gelden, het verleenen van eene hoogere rente en het afschaffen van lastige formaliteiten. Daardoor is de bloei van vele dier inrigtingen toegenomen. In de stad Zurich neemt de helft der bevolking daaraan deel. Ook in de industrieele kantons Bazel, Glaris en anderen nemen ze sterk toe. Elke inlegger bezat in 1862 een kapitaal van gemiddeld 372 frs. In 1854 bedroeg het gezamenlijk kapitaal van inleg 60 millioen, in 1864 130 millioen. Men heeft ook spaarbanken voor kinderen en jongelieden; het kanton Glaris telt 8 zoodanige. Deze instellingen werken voortreffelijk en strekken tot aankweeking van den zin voor spaar- | |||||||||||
[pagina 729]
| |||||||||||
zaamheid bij den aanstaanden werkman en huisvader. De gespaarde gelden dienen veelal tot aankoop van eenig kleedingstuk of sieraad. Eene andere soort van spaarinrigtingen zijn de tontine-kassen, die tevens als hulpbanken werken; van de zoodanige treft men verscheidene in de kantons Bern en Aargou aan. In andere weder heeft men spaarkassen, tot aanschaffing van levensmiddelen voor den winter. Eindelijk heeft men spaarinrigtingen waaruit huurgelden voor woning worden betaald. Deze worden gewoonlijk door gegoede burgers gesubsidieerd en strekken tot gemoetkoming in een deel van de huur van behoeftige arbeiders. De verzekerings-maatschappijen worden onderscheiden in die tot verzekering van het goed en van het leven. De eersten vinden alom meer bijval dan de laatsten, ofschoon de man uit het volk dringende behoefte heeft, om zich en zijn gezin, bij de noodlottige gevolgen van ziekte, ouderdom en een vroegtijdig afsterven, eene, zij het ook geringe, tegemoetkoming te verzekeren. Hij, die bekend is met het treurig lot, dat den vlijtigen en bekwamen huisvader uit den werkmansstand veelal wacht in dagen van ziekte en mindere werkvatbaarheid, zal die behoefte aan afzondering van eenig kapitaal voor die dagen van tegenspoed gereedelijk erkennen. En toch, hoe luttel ziet men hem dien voorzorgsmaatregel in toepassing brengen? De verdiensten van den werkman zijn in den regel te gering en zijne behoeften te groot, om nog eene som te kunnen afzonderen, die voldoende is om zijne toekomst en die van zijn gezin te verzekeren, zoo hooren wij ons tegenvoeren. Dit moge waar zijn voor velen, misschien voor de meesten, maar toch zouden nog meerdere van die gelegenheid hun aangeboden, gebruik moeten maken, dan thans het geval is. Zij, die het meeste verdienen, zijn niet de spaarzaamste en genieten niet altijd de meeste welvaart; integendeel, hun wacht, belaas! in hun ouderdom een al te treurig lot, omdat zij de deugd der spaarzaamheid in goede dagen niet op prijs stelden en beoefenden. In Zwitserland is het daarmede niet zoo ongunstig gesteld als elders op het vaste land. De verzekering van huis en erve is in Zwitserland vrij algemeen, omdat de staat dit verpligtend heeft gemaakt, en deze als eene belasting zich heeft toegeëigend. Daarin deelt een groot deel van de arbeidende klassen, die de landelijke districten be- | |||||||||||
[pagina 730]
| |||||||||||
wonen, deels van den landbouw, deels van de nijverheid leven en hun arbeid aan huis verrigten. Deze zijn gewoonlijk eigenaars hunner woning. De verzekering van roerende goederen is als een uitzondering verpligtend door den staat gemaakt; de eigenlijke arbeidende klasse neemt daar dan ook voor een gering aantal deel aan. De verzekering van landbouwproducten vindt over het algemeen weinig ingang, die van vee veelvuldig. De verzekering bij overlijden vindt bij de arbeidende klassen in Zwitserland weinig toepassing. Het zijn slechts enkele werklieden uit hoogere rangen, die daaraan deel nemen. De duitsche kantons maken hier echter eene uitzondering op, en dat gedeeltelijk omdat de waarde der contracten daar lager dan in romaansch Zwitserland is gesteld. De geëmployeerden van groote administraten nemen daaraan het meeste deel. Onder anderen hebben 1000 beambten van den N.-Westelijken spoorweg een gemiddelden inleg van 738 frs. en 122 beambten van de industriele Jura gemiddeld 3.414 frs. Sommige hoofden van fabrieken hebben zulks ook beproefd voor hunne werklieden, door deze in te koopen in groote levensverzekerings-maatschappijen, waar ze onder zekere voordeelige voorwaarden werden opgenomen. Wanneer die geringe sympathie voor die goede zaak bevreemding moge wekken, dan zoeke men hare oplossing eenigzins in den tegenstand dien ze bij den staat zelf ondervindt, door het oprigten van dergelijke maatschappijen tegen te werken. Tal van vereenigingen bestaan daarentegen onder den naam van Sociétés de secours mutuels tot tegemoetkoming in geval van ziekte, ongelukken, onwerkvatbaarheid, ouderdom of overlijden. Het aantal thans bekende in 19 kantons, met eene bevolking van 1,489,834 zielen, is 446. Men kan het geheele aantal evenwel op 580 schatten, zijnde 1 op 4457 inwoners. Het ledental van de vereenigingen, in de 19 eerstbedoelde kantons gevestigd, bedraagt 78.061, dat is gemiddeld 1 op de 25 inwoners. Het menigvuldigst zijn zij in:
Die verhouding is voor de 3 eerstgenoemde kantons zoo sterk, | |||||||||||
[pagina 731]
| |||||||||||
omdat dezelfde persoon soms lid in verscheidene vereenigingen is. De kassen van vele dier vereenigingen worden jaarlijks gestijfd door aanzienlijke vrijwillige giften. Onder de personen, die tot die vereenigingen toetreden, moeten gebragt worden fabriekarbeiders en hunne vrouwen, dienstboden, vrijgezellen uit vreemde oorden afkomstig, die tot geene andere maatschappijen kunnen toetreden. In het kanton Unterwald bestaat eene verpligting, van regeringswege aan elken vreemden arbeider opgelegd, aandeel te nemen in eene daar bestaande onderstandskas, waaruit hij in geval van ziekte of overlijden geholpen wordt. Elke vreemdeling is verpligt na 14 dagen verblijf zich daar te laten inschrijven, na een geneeskundig onderzoek ondergaan te hebben. Wordt hij goedgekeurd dan betaalt hij 10 cts. entréegeld en 15 cts. wekelijksche contributie. In sommige streken wordt dit beginsel zoo streng gehandhaafd, dat geen fabrikant een werkman aanneemt, die niet bewijzen kan, dat hij lid van de eene of andere vereeniging is. Bij de landbouw-bevolking wordt weinig of geen zin tot onderlingen bijstand door vereenigingen aangetroffen. De caisses pour compagnons dagteekenen reeds van ouden datum, vooral in de steden; men heeft er die, als overblijfsels van de gilden, twee eeuwen oud zijn. Te Glaris wordt de toetreding voor fabriekarbeiders tot dergelijke vereenigingen bevorderd door eene verminderde contributie, indien al de werklieden van eene fabriek daaraan deelnemen. Het aantal vereenigingen uitsluitend voor arbeiders bestemd, bedraagt nogtans slechts 58 pct. van de bestaande. Vele worden gesteund door bijdragen van patroons en meesters. Het Bestuur dezer vereenigingen wordt gewoonlijk uit de leden gekozen. De finantieele staat dier vereenigingen mag over 't algemeen zeer gunstig genoemd worden en kan op omstreeks 6⅔ millioen frs. gesteld worden, zijnde 14.920 frs. voor elke vereeniging, of 85 fr. 30 per lid. Ten slotte wenschen wij de inrigting en werking van de voornaamste instellingen van dien aard beknopt uit een te zetten. Zoo kan elk gezond burger van Bazel toetreden tot de Algemeine Krankenpflege dezer stad tegen eene jaarlijksche contributie van 6 frs. voor elk hoofd en kostwinner van een gezin. De leden eens gezins buiten beroep betalen slechts 4, 3, 2 en al de overige 1 fr. per hoofd. Het | |||||||||||
[pagina 732]
| |||||||||||
dienstpersoneel en de werklieden van fabrieken daaronder begrepen. De leden hebben de keuze over een aanzienlijk getal geneesheeren. De behandeling kan aan huis of in de gasthuizen voor rekening der vereeniging geschieden. De tarieven der geneeskundigen en apothekers zijn zeer laag gesteld en de eventuele deficitten worden jaarlijks gedekt door eene reductie op de rekeningen van het geneeskundig personeel. Een reservefonds is aangelegd en voortgebragt uit toelagen der honoraire leden, jaarlijksche winsten en eene reductie van 10 pet. op de rekeningen van het geneeskundig personeel. De jaarlijksche algemeene vergadering wordt vertegenwoordigd door den afgevaardigde der geneeskundige autoriteiten van het kanton in de stad, de geestelijken der kerspelen, de honoraire leden en 25 afgevaardigden uit de deelnemers. Een comité van 9 leden is met het dagelijksch bestuur belast. De vereeniging telde in 1865, het 2de jaar van haar bestaan, gemiddeld 5000 deelnemers, zijnde ⅛ gedeelte der bazelsche bevolking. De ontvangsten bedroegen 37,568 frs. De uitgaven houden gewoonlijk gelijken tred met de ontvangsten. Het reserve kapitaal bedraagt 134.710 frs. In gelijken geest werkt de Société vaudoise de secours mutuels, te Lausanne in 1844 opgerigt. De maatschappij is in sectiën verdeeld: zoodra zich 50 personen in eene plaats aan haar aansluiten, vormen zij eene afdeeling. Men betaalt een intréegeld van 5-8 frs. naar gelang van den leeftijd en eene jaarlijksche contributie van 12 frs. Een lid van 65 jaar, die gedurende 20 jaar geregeld heeft bijgedragen, wordt daarvan verder vrijgesteld, indien hij bewijzen kan daartoe niet meer in staat te zijn. In de eerste 3 maanden eener ziekte wordt 1.50 frs. per dag uitbetaald, later 1 fr. en tot de 12de maand 50 cts. In 1865 telde die maatschappij 3100 leden. Het kapitaal bedroeg 50.000 frs. De Caisse de rentes viagères pour ouvriers de fabrique te Glaris in 1855 gesticht, geeft een jaarlijksch pensioen aan hare leden, zoodra ze een zekeren leeftijd hebben bereikt: de mannen van 55, de vrouwen van 50 jaar, mits 10 jaren geregeld bijgedragen hebbende. De hoofden van fabrieken betalen bij eene toetreding van hun geheel personeel, voor elk lid slechts 3 frs. 55, de overige leden 4 frs. 55. Men kan zich ook tot een hooger dan het gewone bedrag doen verzekeren. Eindelijk nog een woord over dergelijke vereenigingen door | |||||||||||
[pagina 733]
| |||||||||||
de hoofden van uitgebreide fabrieken ten behoeve hunner werklieden opgerigt. Als voorbeeld van de in dien geest in Zwitserland bestaande zullen wij de 3 vereenigingen noemen door de firma Eischer, Wijss & Co. te Zurich opgerigt. De eerste, tot onderstand in ziekte of ongeval, in 1835 tot stand gebragt, is bestemd voor elken arbeider die bij dit huis gedurende 4 weken heeft gewerkt, minstens 2 frs. 30 daags verdient en geen lid van eene andere vereeniging is. Het entreegeld bedraagt 1 fr. 80, de contributie wordt gesteld naar een maandelijkschen omslag en is zoodanig berekend, dat de kasgelden nimmer beneden 2000 frs. mogen dalen. De leden ontvangen 4 frs. 20 voor de eerste week ziek-zijn en elken dag daarenboven 1 fr. 20 tot de 18de maand. Bij overlijden wordt aan de betrekkingen 60-100 frs. uitgekeerd, naar gelang van de jaren dat de overledene lid was. Het aantal leden bedroeg in 1866, 602, de ontvangsten waren 11.061 frs. De tweede, voor leerlingen en dagwerkers bestemd, vordert eene gelijksoortige contributie als de vorige en geeft ingeval van ziekte 3 frs. 50 voor de eerste week en 6 frs. voor de volgende tot een vol jaar. Bij overlijden wordt 50 frs. uitgekeerd. Het aantal leden bedroeg in 1866 408, de ontvangsten waren 6.092 frs. De derde vereeniging omvat al de werklieden van dit huis en is bestemd, om door onderlinge bijdragen een fonds te vormen, waaruit geldelijke bijdragen door de leden of hunne gezinnen worden verstrekt ingeval van ongelukken, onwerkvatbaarheid, ouderdom en gebreken. De contributie wordt maandelijks geregeld naar de verdiensten der leden en de uitgaven van het fonds. Het aantal leden bedroeg in 1866 ruim 1000, het actief 25.817 frs. en de ontvangsten 8.068, de uitgaven 7.546 frs.
Zoo hebben wij dan eene schets gegeven van den toestand der arbeidende klassen eener natie, die naauwelijks 2½ millioen zielen tellende, uit drie verschillende rassen is zaamgesteld en een betrekkelijk kleine plek gronds, van 41.418 vierkante mijlen, door eendragtige zamenwerking tot een toonbeeld voor andere aanzienlijke volken maakt. Een vrijzinnig bestuur, door de algemeene volksstem gekozen, tracht zooveel mogelijk aller belangen gelijkelijk te behartigen en door de weldaden van een goed onderwijs met krachtige hand onder alle rangen der maatschappij te verspreiden, ieder in de gelegenheid te stellen eigen welvaart deelachtig te worden | |||||||||||
[pagina 734]
| |||||||||||
en daardoor tevens de algemeene welvaart te bevorderen. Innige gehechtheid aan den vaderlandschen grond geeft vaak aanleiding tot eene krachtsontwikkeling, die men zelden elders, bij rijker door de natuur bedeelde natiën, zoo zal aantreffen. Aan die energie paart zich eene edele zucht naar zelfstandigheid, die daden wrocht even eervol voor den burger als roemvol voor den staat, waarvan hij een deel uitmaakt. Ons goede Nederland levert met Zwitserland vele treffende punten van overeenkomst, maar ook niet weinige van verschil. Veel zouden wij van dit volkje, kleiner in aantal dan het onze, doch magtiger in strijdkrachten op het gebied van nijverheid, nog kunnen leeren. Bovenal waar het geldt de leer der vrijheid en onafhankelijkheid in zake de nijverheid. Geene belemmerende regten maar ook geene verzwakkende monopoliën, die elken krachtigen vooruitgang dooden. Hoe zelfstandiger de nijverheid zich ontwikkele, des te meer welvaart de nijvere klassen door alle rangen heen, deelachtig zullen worden. Het kleine Zwitserland strekke daarvan ten bewijze! |
|