Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1866
(1866)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 635]
| |
Een drietal vraagstukken op het gebied der marine opgelostGa naar voetnoot1).Sedert ons laatste opstel betreffende de zaken der Ned. Marine geschreven werd, zijn eenige punten uitgemaakt, waarover wij ook nog een woord moeten zeggen. Ten eerste is, op aandringen van de natie, door de engelsche admiraliteit eene kostbare proef genomen, door een der torens van den Royal Sovereign te beschieten met het zwaarste geschut dat europesche schepen voeren, namelijk zoogenaamde 300 ponders, en de toren is zegevierend uit het strijdperk getreden: want, ofschoon men wist, dat een stalen kogel van 250 eng. ponden met 43 pond buskruid op 200 yards (183 el) pantserplaten kan beschadigen en onder sommige omstandigheden doorboren, bleef de toren steeds bruikbaar en kon na de proeven even goed gedraaid worden als daarvoor. Wij laten hier het verslag van de Times vertaald volgen, omdat wij gelegenheid hadden ons van de waarheid der daarin voorkomende opgaven nader te overtuigen. De plaatjes uit de Illustrated London News van 30 Junij zijn, behoudens eenige overdrijving in de ontzetting, goed om een denkbeeld van de zaak te geven.
‘Het kanon van 12½ ton en de toren van den Royal Sovereign.’
‘Het groote tweegevecht tusschen het getrokken stuk van 9 eng. duim, wegende 12½, ton met zijn geweldigen stalen puntkogel | |
[pagina 636]
| |
en lading, en den achtersten toren van den Royal Sovereign, die slechts voor één vuurmond geschikt is, had Vrijdag plaats. De proef had hare aanleiding in den wensch van de Admiraliteit om vertrouwen verdienende gegevens te verkrijgen voor den aanbouw van den Monarch en andere toekomstige torenschepen. Op geen ander veld kon men die gegevens verzamelen. Wij weten alles wat de Amerikanen deden, maar het zoude dwaasheid zijn hunne ondervinding tot rigtsnoer te nemen, daar de omstaudigheden zoo verschillen. De torens van de Amerikaansche schepen zijn over hunne volle hoogte blootgesteld aan 's vijand's vuur en werken op een as die op een beperkt draagvlak rust, even als een bromtol. Wij daarentegen stellen slechts een deel onzer torens bloot en beschermen de rest door het scheepsboord, gepantserde schotten of dekken, en doen ze op veel grooter oppervlak dragen. Dit is een wezenlijk verschil, dat het onbruikbaar worden en klem raken van de torens van onderscheiden Amerikaansche schepen voor Charleston verklaart, daar de schoten de spil of compositie-ring op het dek, waarop de toren rustte, braken, of gebrokeu stnkken ijzer of koper op het dek tusschen de draagringen vlogen. Geen juist programma kon vooraf worden gemaakt, doch vier stalen kogels en zes gegoten ijzeren granaten waren aangevoerd, en de admiraliteit zon beslissen wat te doen. Maar men stelde vast, dat een stalen kogel moest geschoten worden op elke zijde van de poort van den toren, en ook een op het dek digt bij de “well-ring”, welke daar op, rondom den toren, ligt, om zoo mogelijk den toren te doen klemmen en het draaijen te beletten. De Royal Sovereign lag voor Spithead op den zuidoost-raud van Dean Shoal en de Bellerophon er digt bij; het weder was buijig met zuidwestelijke koelte, het water vrij kalm. De schepen lagen voor anker op 200 yards afstand, de Bellerophon met het stuk van 12½ ton, even uit de middelste geschutpoort stekend, en de Royal Sovereign evenwijdig aan het eerste schip, met de verschansing neêrgeslagen en zijn toren dus goed zigtbaar, deze laatste op drie plaatsen gemerkt als wit, waar de kogels treffen moesten. In den toren waren gekruiste latten bevestigd om elke vervorming der zijden aan te wijzen, en voor hetzelfde doel stonden bakken met water op den vloer. Na eene inspectie van den toren werd het programma vastgesteld en uitgevoerd, als volgt: Stuk van 12½ ton, gesmeed uit spiraalsgewijs opgewonden staafijzer, kaliber 9 eng. duim, getrokken kogel no. 1 met kegelvormig vooreinde, van staal, wegende 246 eng. pd.; la- | |
[pagina 637]
| |
ding 43 pd.; afstand 200 yards; een zwarte bal op een witten grond digt bij de geschutpoort en regts daarvan. Het schot trof den kant van de plaat naast de poort, brak een hoekig stuk 12 eng. dm. in diameter, af van de buitenplaat, die 5 eng. dm. dik was, boog en scheurde de daar achter aangebragte plaat van 7½ eng. dm., deukte de houten ruggesteun en binnenhuid en drong door de poort in den toren, het houten model van een kanon dat in de poort geplaatst was brekend, maar viel in den toren neêr zonder van binnen schade aan te rigten. Drie einden met moeren waren gebroken van bouten in den massiven koppelring die rondom den bovenkant des torens loopt, en waaraan de pantserplaten zijn bevestigd. Geen der latten in den toren was ontzet en ook was geen water gestort uit de schaftbalies der matrozen die vol water stonden. De toren had dus niet bewogen onder den geweldigen schok. Na eene inspectie werd de toren gedraaid - en zoo gemakkelijk als ooit. Kogel no. 2, wegend 250 pond, lading 43 pond, afstand 200 yards, wit op een vierde van den omtrek van den toren uit de poort, waar het pantser slechts 5 ½ duim dik was, en juist boven de raderwerken tot het bewegen des torens; dus juist op het zwakste punt. Dit schot trof op den naad van twee platen en dreef de afge. broken stukken 12 duim in het hout daarachter, ongeveer één voet van den bovenrand. Hier keerde het projectiel omhoog en bleef zitten in het hout, juist even zigtbaar. Zeven bouten in den koppelring en verscheidene kleinere schroefbouten braken, en de plaat naast de getroffene was 8 duim naar buiten geweken, ja bijna alle platen waren min of meer ontzet en los - maar de toren draaide zoo goed als ooit. Kogel no. 3, wegende 250 pond, lading 43 pond, afstand 160 yards (146 el), wit op het dek, 8 voet uit den voet des torens, en rigting bijna horizontaal. Het was een hoogst gelukkig schot, dat het krijtmerk trof. De kogel schampte het dek en den liggenden ring daarop bevestigd rondom den toren, en sloeg toen tegen dezen aan. Hij groef een stuk uit de pantserplaten 17 eng. duimen lang, 9 duim wijd en 3 ½ duim diep, als of het met een guds er uit gestoken was; geen andere schade was aangerigt en de toren draaide weder even goed als of hij nieuw was. Dit besloot de proef. Er was bewezen dat geen schot in staat is den toren het werken te beletten. Het voordeel door den toren over het stuk van 12 ½ ton behaald is hoogst gewigtig in zijne gevolgen om vele redenen enz.’ | |
[pagina 638]
| |
Een tweede punt is, dat de Amerikanen een echten Monitor, dragende twee torens, in elk van welke twee stukken, schietende ronde kogels van 450 pond, de Miantonomoh genaamd - met goed gevolg naar Europa hebben gezonden en daardoor het feit, dat een dergelijke Monitor, de Monadnock namelijk, om kaap Hoorn ging, niet meer een geïsoleerd feit is. Wij behoeven dus ook niet meer te vreezen, dat zulke vaartuigen door hun laag boord (zij zijn maar twee voet meestal boven water) zouden belet worden, onze zeegaten te verlaten, bij alle gelegenheden waarbij de vijand aan eene landing op de kust van Holland denken kan. Echter merken wij hier op, dat wij er verre van af zijn juist het Amerikaansch model van Monitors te willen. Het torenstelsel van den Engelschen Captain Coles, nu deugdelijk beproefd, heeft veel voor boven dat van Ericson dat op de Monitors toegepast is, doch, wanneer men kleine en dus niet kostbare scheepjes met geringen diepgang, zwaar geschut en zware pantsering wil doen dragen, zal men van zelf terugkomen op een vorm, weinig van dien der Monitors verschillend.
Eene derde zaak is de uitkomst door een klein gepantserd torenschip in werkelijke actie verkregen. De Bahia (vroeger Minerva geheeten), een torenschip van 1000 ton B.M. en 140 nom. paardenkrachten, dubbele schroef, dat bij den proeftogt eene snelheid onder stoom van 10½ knoopen bleek te hebben, stoomde van Liverpool naar Rio Janeiro in 30 dagen, met inbegrip der dagen van oponthoud, hetgeen een gemiddelde snelheid van 9 mijl geeft, en hoewel de diepgang slechts 8 voet is, bleek het onder alle omstandigheden van wind en weder een goede zeebouwer te zijn. Omtrent dit scheepje lezen wij in de Army and Navy Gazette van 2 Junij 1866 het volgende:
‘In December laatstleden meldden wij, dat de heeren Laird het gepantserd schip Minerva, met dubbele schroef en toren naar Coles' stelsel hadden voltooid. De Minerva, die een zeer goeden proeftogt maakte, kwam daarop in het bezit van het Braziliaansch gouvernement, dat haar den naam van Bahia gaf. Zij deelde in het gevecht van den 28. en 29. Maart, toen de Braziliaansche en geallieerde vloot de Parana-rivier wilde forceeren in het gezigt der Paraguayaansche versterkingen, welke bestonden in het fort Paso de la Patria, gesteund door drijvende batterijen, gewapend met 68-ponders, en die door hunne sterkte en geringe hoogte boven | |
[pagina 639]
| |
water en de bedrevenheid, waarmede de stukken bediend werden, een geduchten tegenstand leverden. Twee dezer vlotten werden stuk geschoten, en een derde moest wijken; echter deden zij veel kwaad! Behalve de Bahia telde de Braziliaansche vloot de twee gepantserde schepen Tamandaré en Barosso, die gebouwd ziju naar het stelsel van vaste blokhuizen en hunne stukken in de zijden voeren. De Bahia had geene dooden of gekwetsten, behalve den Commodore, die gekwetst werd terwijl hij zich buiten de torens op het dek waagde, en toch werd zij hevig beschoten, gelijk blijkt uit de Journal de Commercio van Rio Janeiro van den 20 April. De groote waarde van de Bahia, zegt dat blad, bleek op den 28. en 29. Maart. Dat schip werd getroffen door negen en dertig 68-ponders, die geen voorwerp op het dek heel lieten, doch de pantsering nergens beschadigden. De Tamandaré had tien dooden en vier-en-twiutig gewonden door twee schoten van een der drijvende batterijen die door de voorste poorten in het blokhuis drongen, en wier uitwerking te moorddadiger werd, door dat zij braken op de platen aan de zijden der poorten, en de kettingen, die als gordijnen voor de poorten hingen om de manschappen tegen geweerkogels te beschermen, op hunne beurt in stukken sloegen. De Barosso had ook zeven ernstig gewonden in het blokhuis, en een van de zware kanonnen ontredderd door een schot in den tromp. Het verschil tusschen een blokhuis en toren is, dat het eerste een vaste vierkante kast is, waarvan de geschutpoorten altijd open naar den vijand zijn gekeerd, terwijl de toren ronddraait na elk schot en dus de manschappen beveiligt voor het vuur; en dit gevecht toont hoeveel beter de bescherming is op deze wijze. Men vergeve ons deze eenvoudige uitlegging van het verschil der stelsels, omdat er meer leerenden dan geleerden in de wereld zijn.’
Nog een voornaam punt moet door de ondervinding opgehelderd worden, en wel de praktische bruikbaarheid van ramschepen tegenover gepantserde vijanden. Welligt zullen Oostenrijkers, Italianen, Pruisen, Franschen, Brazilianen of Peruanen ons spoedig van informatie dienen in dit opzigt.Ga naar voetnoot1) Ook voor de werking van Torpedo's zullen wij, die van alle | |
[pagina 640]
| |
natiën welligt het meest belang hebben bij de zaak, op de proeven van vreemden moeten wachten. Wel hebben wij ons verheugd, dat eene commissie benoemd was om dit onderwerp te onderzoeken, doch indien wij goed zijn ingelicht, heeft deze zich bepaald tot de waarneming, dat men met een miniatuur-torpedo vlak tegen het boord van een vreeselijk-wrakke kanonneerboot gehangen, daarin een gat kon maken, en poogt zij nu, waarschijnlijk steeds vruchteloos, daaruit af te leiden, hoe het resultaat zou zijn, wanneer men een degelijke torpedo (met 500 of 1000 pond kruid bijvoorbeeld) wilde aanwenden tegen een minder gewillig gepantserd vijandelijk schip. Zooveel is zeker, dat stelselmatige proeven niet zijn genomen, en resultaten dus voor als nog niet te wachten zijn. En toch, wat ander middel dan torpedo 's kon nog eenige hoop geven om onze hoofdstad, onze riviermonden, onze koopvaardijvloten te Rotterdam, Dordrecht, Nieuwediep te beschermen tegen een onverwachten aanval? Wat anders konden wij doen, wij, die geen enkel verdedigingsvaartuig hebben, waarop men nog menschen zoude mogen stellen tegenover 's vijands vuur, die geen enkel der noodige forten willen bouwen? Wat anders dan torpedo's leggen, die ons een niet noemenswaardig sommetje gelds zonden kosten, vergeleken met de op het spel staande belangen? O, arm, weerloos, blind en onbezonnen, droomend vaderland! Wat zal het ontzettend, akelig grappig zijn, als ge eenmaal, alleen met uw slaapmuts gewapend, tegenover zündnadelgeweer of canon rayé zult staan! O, mogen wij het nimmer zien! Gij denkt dat uw Nationale Werkelijke Schuld u redden zal? Welligt! doch uwe koloniën kan die niet voor u behouden! Pruissen zoude, om maar van onderwerp te veranderen, ons nu niet toestaan kanonnen te doen maken in Westphalen, omdat wij het verzuimden toen het tijd was. Wij hebben bronzen getrokken carronades bij de Marine, doch hoe goed het in een gedicht klinke, om van ‘honderd koperen monden’ te spreken, toch is het, op 1000 el afstand van een gepantserd boord, wenschelijker een goeden ijzeren 300-ponder te hebben, die er een kogel of granaat doorheenzendt. In ons land kunnen wij geen geschut en geen pantserplaten maken. Niet omdat het een geheim is, want de zaak is eenvoudig | |
[pagina 641]
| |
en bekend, maar omdat we de werktuigen niet hebben en ons volk niet oefenden - gebrek aan voorzorg dus! Frankrijk offert, zegt Dupuy de Lôme in het Corps Législatif, 50,000 francs per jaar - eene betrekkelijk geringe som - op, om bij zijn Marine algemeen fransche kolen te doen gebruiken, omdat het tot veel ongemak zou aanleiding geven, als de schepen, aan de engelsche kolen gewend en daarop uitsluitend ingerigt, op eenmaal daarvan verstoken waren. Zouden wij Nederlanders ook niet wel doen, althans eens proeven te nemen met belgische kolen op onze schepen, en ook op het gebruik daarvan te rekenen bij de defensiemiddelen, zoo wij die ooit hebben. Spoedig zullen wij misschien veel digter bij Frankrijk liggen, en niet altijd op Engeland of Pruissen als bondgenooten kunnen rekenen.
Welligt dwalen wij en alle andere stelselontwerpers in vele opzigten, doch het is niet te ontkennen, dat de tegenwoordige toestand onzer Marine der regering het regt ontnomen heeft naar geheim-gehouden (of welligt niet bestaande) stelsels te handelen. Al is het ongetwijfeld waar, dat de nieuw opgetreden Minister van Marine geen de minste schuld kan hebben aan den jammerlijken staat van zaken, toch kan hij alleen hopen op ondersteuning en vertrouwen, wanneer hij in zijne eerste memorie van toelichting met ronde woorden en getallen, en niet in onbestemde uitdrukkingen, zegt, wat hij noodig acht en wil, en met welke middelen hij rekent dat te kunnen verkrijgen. Kritiek zal dan niet achterwege blijven, doch kan niet anders dan goed werken en het niet hebben of niet bekend maken van een stelsel zal waarlijk aan de kritiek niet ontglippen. Reeds nemen wij nota van den tijd, die bij een Europeschen toestand als den tegenwoordigen voorbijgaat, zonder dat aan de torpedo-zaak iets gedaan wordt.
Wij nemen met dit opstel nog niet voor goed afscheid van den lezer die ons volgde, en hoewel wij niet meer elke maand zijn geduld zullen beproeven in een Tijdschrift, op welks bladzijden meer onderhoudende onderwerpen meer gewoon en te huis zijn, zullen wij toch nu en dan een beroep doen op de goedheid der Redactie, om het publiek van tijd tot tijd te doen hooren, | |
[pagina 642]
| |
wat het buitenland doet op het gebied van oorlogs-scheepsbouw, en ook wat onze regering doet, of niet doet, doch had kunnen doen.
Eene enkele opmerking nog zij ons gegund te maken over de financiëele beschouwing in ons vorig opstel, en dit in antwoord op eene aanmerking van een geachte zijde gemaakt. De door ons medegedeelde getallen zijn gegrond op den wensch om het onmisbare (niet het hoogst wenschelijke) te verkrijgen. Men kan beter Monitors maken dan wij voorstelden voor meer geld; doch dit is niet de vraag - het hoofdpunt is: zullen wij ooit het benoodigd getal hebben als wij ze te duur maken? Ook hebben wij niet geschetst, hoe het Budget van Marine zou moeten wezen, want wij hebben het in onze berekeningen (wij gelooven in strijd met art. 121 der Grondwet) belast met schepen, uitsluitend voor de koloniën bestemd, en hebben daarentegen niet gesproken van de kosten der civiele Marine in Indië, van booten voor de landdefensie (bovenrivieren), van monitors voor de defensie van Java. Dit alles heeft ééne oorzaak. Wij wilden aantoonen hoeveel ons plan het hoofdstuk van Marine, zooals het nu is, zou doen vermeerderen, en beschouwden dus de posten, die tegenwoordig daaruit betaald worden. Om verder te gaan hadden wij geheel de hoofdstukken van oorlog en koloniën er bij moeten beschouwen en den lezer nog het dubbel aantal drooge cijfers voorleggen. |
|