Aan de lezers van het artikel:
De aarde voor den zondvloed,
door Dr. T.C. Winkler.Ga naar voetnoot1)
In eene verhandeling, geplaatst in het Januar ij-nommer van dit tijdschrift en getiteld: de Aarde voor den Zondvloed, heeft de heer W. mij uitgedaagd, meenende dat ik plutonist was op grond van de door mij gemaakte opmerkingen, die door hem m.i. volstrekt niet zijn weerlegd. Hij vergist zich. Ik ben geen plutonist. Ik ben geen geoloog en het dus niet het regt in die quaestie partij te kiezen. Ik heb alleen de onjuistheid van een paar zijner argumenten gereleveerd, alwaar de schrijver niet op zijn eigen vak, maar op natuur- en sterrekunde zich beroept. Zoo komen ook in zijne laatste verhandeling eenige redeneringen voor, die mij schijnen met bekende physische wetten in strijd te zijn.
Deze hebben echter noch op de hoofdzaak zelve, die ik ongemoeid laat, noch op de zuiver geologische argumenten betrekking: gaarne wil ik gelooven, dat deze laatste aan de door den schrijver verdedigde theorie groote waarschijnlijkheid bijzetten. Ik laat derhalve mijne aanmerkingen achterwege, daar de Redactie meende, en welligt te regt, dat eene uitvoerige wederlegging van bijzaken in haar tijdschrift minder te huis behoorde.
In geen geval kan ik trouwens de mij toegeworpen handschoen, wat de geologische quaestie betreft, opnemen.
Zutphen,
7 Febr. 1866.
Dr. H.W. Schroeder van der Kolk.