| |
| |
| |
New-York in 1865.
Medegedeeld door H.J. Brill.
Hij die veel van het gedruisch en de drukke bedrijvigheid van Londen houdt, zal zich voorzeker bijzonder op zijne plaats gevoelen te midden van de onophoudelijke beweging, het gejoel, het geratel en geklater van New-York: want, wat het gedruisch betreft, geeft deze stad, bijna geheel tot eene enkele straat bepaald, niets toe aan de Britsche hoofdstad. Er bestaat niets verdoovenders, niets meer zenuwprikkelends, niets bedwelmenders dan eene wandeling op de trottoirs van Broadway, van het opgaan der zon af tot lang nadat de magazijnen gesloten zijn.
Deze Broadway, dat is eene straat van een uur lengte, vereenigt in zich Oxfordstreet, het Strand, King-Williamsstreet en de Londen-bridge. Zij is de groote slagader voor de onrustige circulatie van eene bevolking van een millioen zielen. New-York heeft geen andere verbindingsliju tusschen Old Battery, gelegen aan het vereenigingspunt der beide armen van den Hudson, die hier de schoonste haven der wereld vormen en tevens het verrukkelijkste gezigt opleveren, en het Plein der Unie in het Park. In deze verbindingslijn tusschen beide genoemde punten loopen ontelbare dwarsstraten uit, waaraan men geen einde ziet, en die de hoofdstraat onder regte hoeken snijden, terwijl even onafzienbare straten, die paralel met haar loopen, doch waarin het betrekkelijk eenzaam en stil is, de Belgravia's en de Tyburnia's van het Amerikaansche Londen vormen.
| |
| |
Er is geen omnibus, geen vrachtkar, geen particulier rijtuig, ja, geen voetganger, waar hij ook henen moet, die niet door den stroom van Broadway wordt medegesleept, maar tevens zou ik durven beweren, dat er van de honderd duizenden van New-Yorks bevolking naauwelijks één zou gevonden worden, die zich niet vrijwillig en gaarne door dien stroom zou laten medevoeren, zelfs dan wanneer hij hiertoe door de noodzakelijkheid niet werd verpligt.
Nu is het waar en wij bekennen het volgaarne, dat deze straat, die aan de stad haar karakter van eenigheid schenkt, deze voorliefde harer inwoners ten volle verdient. Niet dat zij op monumenten kan wijzen, die de bewondering van den vreemdeling opwekken, maar zij paart aan de vrolijkheid der boulevards van Parijs, aan het zindelijke en schitterende van Regentstreet te Londen eene zekere verhevenheid en grootschheid, die haar alléén eigen is. Winkels, neen, geen winkels slechts, maar entrepôts van koopwaren, die niet een enkel gebouw, maar ontzaggelijke blokken huizen van de kelders tot de zolders vullen; hôtels, met gevels van honderd vijftig voeten breedte en eene daaraan geëvenredigde hoogte; magazijnen van marmer, schoon en bevallig als paleizen, hecht als sterke kasteelen; kerken, schouwburgen, in één woord, alles wat men in andere steden in verschillende wijken verspreid vindt, tegelijk met hetgeen die andere steden aan het oog pogen te onttrekken, vindt men hier vereenigd in die twee evenwijdig loopende rijen gebouwen, wier bijna regte lijnen evenwel niets eentoonigs hebben.
Het aantrekkelijke van Broadway ligt evenwel niet zoo zeer in al dat marmer, in die massa's steenen en tras, maar in haar gedruisch, in hare levendigheid, hare bezieling om het zoo eens te noemen, in dien ebbe en vloed van den menschenstroom, die haar plaveisel van den vroegen morgen tot laat in den nacht bedekt. Daarbij verhoovaardigt Broadway zich op hare omnibussen; nergens heeft dat model van alle republikeinsche inrigtingen een trap van volmaaktheid bereikt als in dit hoofdkwartier der (zoo lang daarvoor gehouden) model-republiek. De omnibus van New-York is niet ernstig en somber gelijk die van Londen, niet langzaam zoo als die van Parijs, maar bevallig en vrolijk gekleurd. Nu eens schitterend wit met zijn naam in groote letters van goud en rood, dan met de uiterste zorg met landschappen en zeegezigteu beschilderd, met karikaturen of voorstellingen uit de vorige eeuw, in beeldjens die den
| |
| |
staartparuik en driekanten hoed nog dragen. Doch ondanks de sierlijkheid dezer voertuigen is het rijden daarmede niet altijd van gevaar ontbloot. Men ziet er dikwijls drie of vier nevens elkander, die elkaar trachten vooruit te komen, terwijl de koetsiers wilde kreten en vloeken uitstooten, en dan - eensklaps een gekraak, de paarden glijden uit, struikelen en vallen op het plaveisel, bijna even verraderlijk als dat van Napels.
Het is te midden van dit gedrang van menschen, omnibussen, vrachtwagens en karren, (de cabs zijn in Amerika nog niet ingevoerd en de weinige fiacres die er zijn, ziet men zelden, omdat zij de reizigers afschrikken door de buitensporige hoogte van hun tarief) het is te midden van dit ontzettend gedrang, zeg ik, dat de aangelegenheden der geheele Westerwereld behandeld worden. Ieder is aan dat gedrang en gedruisch gewoon, en toch is het eene vrij wat gevaarlijker onderneming om bij Astor-house of op den hoek van Wallstreet de straat regt over te steken, dan te Londen in Piccadilly of Cheepside. Voor vrouwen zou dit zelfs ten eenemale onmogelijk zijn zonder de hulp van groote sterke mannen, in gesloten jassen en met lederen petten, die den uniform en den naam van policemen dragen, doch die men, naar hunne manieren, voor volmaakte gentlemen zou houden. De eenige roeping van dezen is de vrouwen te beschermen. Zoodra zij er eene in verlegenheid zien, grijpen zij beleefd haren arm, storten zich met haar in de menschenmassa, en laten haar niet los vóór zij haar behouden en veilig op het trottoir aan de overzijde hebben gebragt.
Deze chaos van mannen, vrouwen en zaken, die de gewone physionomie van New-York uitmaakt, werd in de laatste jaren van oorlog dikwijls nog verwarder gemaakt, nu door een regiment infanterie of een batterij artillerie, wier langzame en afgemeten bewegingen de opstoppingen ten top voerden, en nu is het nog telkens een enkele of eene geheele reeks van brandspuiten, met al wat er toe behoort, getrokken door mannen zonder hoed, in hemdsmouwen, met zwarte aangezigten, demonen in menschelijke gedaante, die alles wat hun in den weg komt omver werpen en wier wild gehuil, dat zij aan Indianen hebben ontleend, het bloed in de aderen doet verstijven. De brigade der brandweer is in New-York een alledaagsch schouwspel, daar hare hulp dan hier en dan daar wordt vereischt. Zij is ook de triomf der Amerikanen, want het handwerk van spuitgast, dat, hier vooral,
| |
| |
behendigheid en stoutheid vordert, is meer dan eenig ander in overeenstemming met het karakter van een volk, dat, ofschoon het zegt de zaak der menschelijkheid en beschaving voor te staan, zich, uit instinct, toch het meest verlustigt in tooneelen van wanorde en vernieling. Wat de spuiten of brandbluschmachines aangaat, deze zijn allervoortreffelijkst en zien er altijd uit, alsof zij regtstreeks naar de een of andere tentoonstelling van werktuigen moesten worden gebragt.
Zóó is het uiterlijk aanzien van New-York, eene stad aan wier grootheid en bloei geene grenzen schijnen gesteld te zijn. Inderdaad, laat ons de geheele Unie verbreken en van de staten die haar nu zamenstellen evenzooveel van elkander onaf hankelijke rijken maken; laat ons in New-York niets anders zien dan de hoofdstad van den staat wiens naam zij draagt; doen wij haar afdalen tot den rang van eene eenvoudige hanze-stad, toch zal zij het middelpunt van het handelsleven in Noord-Amerika blijven. Hare haven, hare rivier, hare ligging tusschen de Alleghani-, de Witte- en de Groene-bergen verzekeren haar het handelsoverwigt in de nieuwe wereld. De aloude belangrijkheid, als zeehavens, van Salem en Portland, van Boston zelfs, de vroegere financiële belangrijkheid van Philadelphia, dit alles dreigt verzwolgen te worden door hare mededingster, en welke de toekomst zij van Nieuw Orleans, aan de golf van Mexiko, van San Francisco, aan de Stille Oceaan, New-York zal nooit hare oppermagt over de Atlantische zee met eenige andere stad deelen. Zelfs de opstand der zuidelijke staten heeft aan de snelle en aanhoudende ontwikkeling, aan het onbeschaamd geluk van deze alles verzwelgende stad geenszins kwaad gedaan maar daaraan veeleer een nieuwen en krachtigen stoot gegeven.
Ondanks dit alles staat New-York toch niet in eene reuk van heiligheid bij de inboorlingen. Zij zelfs, die haar bewonen, beschouwen haar als het brandpunt der ellende en der bedorvenheid, uit het buitenland ingevoerd, als de schuilplaats der Iersche vagebonden, der goddelooze Duitschers, in één woord, van het schuim der gelukzoekers van de oude wereld. Er zijn weinig New-Yorkers die zieh te New-York te huis gevoelen. Allen zijn er gekomen om rijk te worden, en als zij het zijn, blijven zij er niet langer dan noodig is om hunne fortuin te gelde te maken. Het is eene vlottende bevolking, die geene wortels in den grond heeft geschoten, die daartoe den tijd niet heeft gehad
| |
| |
en het ook niet heeft gewild. De banden die elders den mensch onderling verbinden bestaan daar niet. De stad is een onmetelijke winkel, een reusachtig kantoor, een oord, geheel ingerigt om geld te winnen en geld te verteeren, maar niemand zou verlangen er rust te zoeken na een werkzaam leven, er zijne dagen te eindigen of zijne kinderen op te voeden.
Ondanks dit nomadisch karakter der bevolking is New-York toch altijd overbevolkt. Thans meer dan ooit. Het aantal hôtels, reeds zoo aanzienlijk, is evenwel niet genoegzaam; men bouwt er nog vijf of zes op eene ontzaggelijke schaal, en de appartementen daarin zijn van nu af reeds verhuurd, en niet aan personen die eenigen tijd in de stad denken te vertoeven, maar aan familiën, in de stad woonachtig. De ontzettende duurte der bouwterreinen, de buitensporig hooge arbeidsloonen, de schaarschte der brandstoffen en de moeijelijkheid om goede bedienden te bekomen, dit alles werkt zamen met het den Amerikaan ingeschapen instinkt van gezelligheid, om hem dit gemeenschappelijke leven boven het bezit van eigen dak te doen verkiezen. Geheel New-York zal spoedig een onmetelijk logement, een reusachtige gemeene-haard, een onbegrensde gelagkamer worden; het huisselijke leven in den schoot des huisgezins begint hoe langer hoe meer tot de uitzonderingen te behooren.
Het kan niet anders of deze vrije, zorglooze levenswijze moet de vruchtbare moeder zijn van ijdele, buitensporige gewoonten. De inwoners van New-York leven ook bij den dag, en stapelen met koortsachtige drift het eene vermaak op het andere. Men beroemt er zich op, dat men twintig schouwburgen bezit, engelsche, italiaansche, fransche en duitsche schouwburgen, maar alle, volgens bevoegde beoordeelaars, van den tweeden, zoo niet van nog lageren rang. De westelijke wereldstad overtreft Londen en wedijvert met Parijs in het aantal van dergelijke inrigtingen. De zucht naar het schouwtooneel is, sinds het uitbreken van den oorlog, eene ware woede geworden. Alle publieke zalen zijn doorgaans reeds lang vooruit verhuurd voor het speelsaisoen dat met October begint en met April eindigt. Er zijn reeds twee of drie duitsche theaters, die zelfs des Zondags voorstellingen geven.
Nergens ter wereld misschien vindt men de dorst naar rijkdommen zoo naauw vereenigd met de diepste verachting voor het geld. Men zou zeggen dat New-York een onmetelijk speelhuis is, dat alles afhankelijk is van de wisselende kansen van rouge-et-noir
| |
| |
en roulette. Zoo men, bij voorbeeld, Zondagsmiddags een wandeling doet door het nieuwe Central-park, zal men daar honderden schitterende, splinternieuwe equipages zien, die op tooverachtig snel verkregen fortuinen wijzen, maar die ook weêr even spoedig zullen verdwijnen, ja, den dag van morgen misschien niet eens zullen beleven. Doch met de gedachte aan den dag van morgen houdt hier niemand zich bezig. Er is geen inwoner van New-York die gezond verstand heeft, die niet eene dreigende geldcatastrophe te gemoet ziet, doch het is juist omdat de voorspoed van stad en gewest zoo onzeker, zoo vlugtig zijn en als het ware aan zulk een zijden draad hangen, dat ieder zijn deel in de vermaken en genietingen van het tegenwoordige zoekt.
De New-Yorkers, en dit zou in het algemeen van alle Amerikanen, met uitzondering van de inwoners van Boston kunnen gezegd worden, wenden alle pogingen aan om hunne engelsche afkomst te verbergen, en streven er naar, doch niet met bijzonder gelukkig gevolg, om zich de fransche manieren eigen te maken. Men vindt, wel is waar, op den bodem veel van dien onderne mingsgeest, van die volharding, die onvermoeide nijverheid die het Angelsaksische ras kenmerken, maar in den vorm aapt het jonge Amerika de fransche ligtzinnigheid na en toont eene groote voorliefde voor de parijsche keuken, de parijsche modes en confituren. De Amerikaan is een half gefranciseerde John Bull; men zou hem kunnen vergelijken bij een deftigen engelschen huisvader, die een paar weken op het continent gaat doorbrengen, en die zich daar, medegesleept door de feestelijkheden der Cursaal van de eene of andere badplaats, dwaasheden veroorlooft, waarover hij zich in zijn eigen land schamen zou.
Nu heeft te New-York alles, wat geen winkel of bankierskantoor is, veel dat aan de groote badplaatsen met haren lediggang en gansch niet voorbeeldige zeden doet denken. Ik zal hier niet verhalen, wat men in de dagbladen van naburige steden en vooral in die van het naijverige Philadelphia kan lezen, betrekkelijk de zwermen van dieven en opligters die de straten der stad onveilig maken, en ook van andere, nog afzigtelijker wonden der maatschappij zwijgen. De eerlijkste inwoners zijn de eersten die bekennen, dat hunne stad niet beter is dan zij is, maar zij laten toch onmiddelijk op deze bekentenis volgen, dat al wat er goeds gevonden wordt er oorspronkelijk is, terwijl al het kwade uit den vreemde is ingevoerd.
| |
| |
Wanneer men, na eenige afwezigheid, omstreeks het begin van October te New-York terugkomt, is men verbaasd de inwoners der stad, na een kort verblijf op hunne buitenverblijven te Saratoga en Newport, reeds weder binnen hare muren teruggekeerd te zien. Het buitenleven schijnt voor den Amerikaan weinig aantrekkelijks te hebben. De stedeling, na gedurende tien maanden in het een of ander elegant hôtel te zijn opgesloten geweest, kan nog niet besluiten de stad te verlaten zonder zijn vrienden, zijn kennissen, zijn hôtel, zijn theater, in één woord zonder de geheele stad mede te nemen. En dan gaat hij nog met tegenzin naar de zeekust en dikwijls alleen om den zin zijner vrouw te doen, die hoopt nog schitterender toiletten, nog omvangrijker crinolines onder de zuilengangen van Ocean-house ten toon te spreiden dan zij ooit op de trottoirs van Broadway heeft vertoond. Niet dat dit aan de buitenverblijven zelve zou te wijten zijn; de kust van Jersey en de omstreken der baai van New-York zijn bezaaid met de bevalligste villa's vol lommer en frischheid, vol bevalligheid en koelte, die tot rust en levensgenot uitnoodigen.
Des winters, even als des zomers, kan men, door het veer op eenige minuten afstands van Wallstreet te passeeren, zich te midden van die uitlokkende natuur verplaatsen; maar de ware New-Yorker kan zijn Broadway evenmin missen als de Parijzenaar zijn boulevards, en de schoone buitenverblijven aan de baai zijn bijna alle betrokken door familiën, die zich eerst sedert kort in de nieuwe wereld hebben gevestigd. De Engelschen zelven nemen na een kort verblijf mede de gewoonten van den New-Yorker aan, en de natuur moge in October en November in al de pracht van de weelderigste en schitterendste herfst prijken, toch wordt het, zegt men, buiten ondragelijk, toch trekt alles naar de stad terug.
Nu moet het ook gezegd worden dat het onmogelijk is, zich een schooner klimaat dan dat van New-York te denken. De helderheid van den hemel wordt naauwelijks door dien van Italië geëvenaard, en de millioenen vuren, die des winters branden, schaden niet het minst aan die doorzigtige helderheid, want die bevoorregte schepselen zijn in het bezit van de beste anthraciet, eene brandstof, die een aangename warmte verspreidt en dat- zonder rook. |
|