later, toen ik keizer was geworden, stelde ik een en ander ter hand aan den schrijver van verschillende tragediën, den zeer geleerden professor aan het Collége de Navarre, Jean Charles Luce de Lancival, dien ik om zijn klassieke vorming had leeren hoogschatten. Ik verzocht hem tevens mijn arbeid na te zien, een weinig bij te werken en zorg te dragen, dat het stuk op het Théâtre Français zou worden ten tooneele gebracht.
Het comité voor 't lezen en keuren der ingezonden stukken echter, in 't minst niet vermoedende, dat de schets en meerdere scènes dezer tragedie van mij waren, besloot: het ding ter zijde te leggen. Ik was daarover zeer ontevreden. Ik ontbood den professor en schreef op het afgewezen stuk met eigen hand het bevel: “de tooneelisten van het Théâtre Français zullen de tragedie, die hun comité heeft afgewezen, binnen 14 dagen spelen.”
Veertien dagen later, den 1sten Februarij 1809, zeilde mijn wel wat logge “Hector” onder de vlag van den Heer Luce de Lancival uit, door de gevaarlijke branding van het Théâtre Français, en zonder twijfel zou hij de meest volkomen schipbreuk geleden hebben, had niet het onvergelijkelijk schoone spel van mijn vriend Talma het aan alle kanten lekke schip boven water gehouden.
Bij de eerste voorstelling, die ik in hevige spanning bijwoonde, kreeg ik de zekerheid, dat onze voor gemeenschappelijke rekening gebouwde “Hector”, oprecht gesproken, zeer log en zwaar van gang was, en inderdaad zeer sterk riekte naar langwijligheid.
Een korten tijd echter heb ik toen in den schoonen waan geleefd, uit het hout gesneden te zijn, waarvan de tijd de groote dichters maakt; maar sedert ik dezen langwijligen “Hector” eens gezien had, met het oog niet des dichters maar des publieks, was ik tot de overtuiging gekomen, dat ik voor dichter evenmin aanleg had als mijn zeer geleerde professor en zoo menig ander. Om het fiasco, dat ons gemeenschappelijk product had geleden, goed te maken, gaf ik den Heer Luce de Lancival en den Heer von Jouy (schrijver van het treurspel: Tippo-Saib - Belisario en Sylla) die in de Gazette de France een zeer verschoonende kritiek van ons stuk geschreven had, de orde van het Legioen van Eer en daarmede was de zaak uit.’