| |
| |
| |
Graaf Suwarow,
‘de vriend zijns keizers en zijns volks.’
(Historische schets.)
Onder de mannen, die Alexander II van Rusland bij zijne groote en diep ingrijpende hervormingen onvermoeid en onverschrokken ter zijde staan, bekleedt de tegenwoordige generaalgouverneur van Petersburg, Graaf Suwarow, Vorst Italijski, eene eerste plaats. Wij willen beproeven, hier in enkele breede trekken het beeld te schetsen van dezen man, dien men te recht ‘den vriend des keizers en des volks’ noemt, - voor zoover namelijk de niet dan spaarzaam voorhanden berichten hem aangaande veroorloven: want in zeker opzicht heeft ook het russische rijk zijn grooten muur, die alles hermetisch afsluit, ook wat zonder eenige schade de grenzen zou kunnen overgaan; en zelfs de in het buitenland levende rus geeft niet gaarne inlichtingen op onze vragen over zijne vorsten, zijne staatslieden of over den inwendigen toestand zijns vaderlands. Het allerliefst antwoordt hij met een officieel schouderophalen. Op vragen als: ‘Was keizer Nikolaas werkelijk bemind?’ - of ‘was hij inderdaad de groote man waarvoor velen hem gedurende geheel het vierde deel eener eeuw hebben gehouden?’ - volgt geregeld een schouderophalen; of brengt men het gesprek op de afschaffing van het lijfeigenschap en houdt daarbij een lofrede op den tegenwoordigen keizer, - dan kan men wel zeker zijn wederom een schouderophalen in antwoord te zullen ontvangen, ten minste wanneer men het ongeluk heeft een oud-rus tegenover zich te
| |
| |
hebben. Eene voorname russische dame antwoordde onlangs zulk een onbescheiden vrager: ‘Dat weet ik niet, Mijnheer! - alleen weet ik wel, dat, zoo gij een rus in verlegenheid wilt brengen, gij met hem over politiek moet beginnen te spreken.’
Graaf Alexander Arkadjewitsch Suwarow-Rymnikski, Vorst Italijski, is de neef van den even beroemden als origineelen veldheer van keizerin Katharina II en van keizer Paul, den bestormer van Ismaël, den overwinnaar in Opper-Italie, (waarvan hij ook den bijnaam Italijski kreeg), van den ‘ouden’ Suwarow, wiens matigheid, werkzaamheid en onomkoopbaarheid noch ten huidigen dage als buitengewone deugden door het Russische volk met bewondering worden herdacht, wiens laconisme noch tegenwoordig spreekwoordelijk is, en wiens echte krijgsmans-sprenk: ‘Voorwaarts en Overwin!’ nevens de genoemde eigenschappen ook de leuze is van den tegenwoordigen gouverneur van Petersburg en door hem als een kostbaar erfdeel bewaard en in eere gehouden wordt. De vader van graaf Alexander was de russische luitenant-generaal Arkadji Suwarow, die, terwijl hij het kommando voerde over eene divisie van het Donauleger onder Kutusow, in het riviertje den Rymnik verdronk, en wel ongeveer ter zelfder plaatse waar zijn vader zijn groote overwinning over de Turken had bevochten.
In het vrije Zwitserland, in Fellenberg's Instituut te Hofwyl zon de jonge vorst de eerste grondslagen leggen zijner lichamelijke en geestelijke ontwikkeling; een bijzonderheid die een gunstige getuigenis aflegt van den onbevooroordeelden zin zijns vaders, en tegelijk reeds vooruit het beste doet verwachten van de latere geestesrichting des zoons. Ook bezocht Suwarow de universiteit van Göttingen en gaarne denkt hij terug aan den daar doorgebrachten zaligen tijd. Met trots pleegt hij te zeggen: ‘ook ik ben een duitsch stndent geweest!’ Na volbrachte studiën in zijn vaderland teruggekeerd, trad hij in 1822 als cornet in het garderegiment te paard, dat kort daarop tot versterking van het leger in den Kaukasus vertrok, en waarbij hij zich in den veldtocht tegen Perzië zoo zeer door moed en beleid onderscheidde, dat hij op het slagveld zelf de epauletten verwierf en, als overbrenger der sleutels van Ardebil, bij zijn aankomst te Petersburg tot vleugeladjudant des keizers werd benoemd. Het jaar 1831 zag hem weder in het veld, daar hij den Poolschen krijg in het hoofdkwartier van maarschalk Paske- | |
| |
witsch medemaakte. Als diens afgevaardigde onderhandelde hij bij die gelegenheid over de capitulatie van Warschau en bracht ook het bericht dier gebeurtenis naar Petersburg over, waar hij de aanstelling tot Overste ter belooning ontving. In het vervolg meermalen met diplomatische zendingen belast, later echter tot generaal-majoor en commandeur eener brigade grenadiers benoemd, werd hem in 1845 het onderzoek opgedragen der onder de troepen in den Kaukasus ingeslopen misbruiken, die een streng gericht over het hoofd der schuldigen brachten. Groote eer en onderscheiding legde hij bij deze zending in. Door zijne scherpzinnigheid, zijn beleid en energie ontdekte hij de belangrijke en op groote schaal gedreven diefstallen van een brigadier aan de soldij der soldaten gepleegd, welke laatsten alleen ten gevolge van eene
allerschandelijkste behandeling, uit vertwijfeling oproerig waren geworden. Tot generaal-adjudant des keizers verheven, vertrok hij in 1847 met een soortgelijken last naar Kostroma, waar hij eenigen tijd als militair-gouverneur fungeerde, totdat hem in 1848 de post van militair-gouverneur der Oostzeeprovinciën werd aangewezen, in welke betrekking hij het in hem gesteld vertrouwen in alle opzichten op de schitterendste wijze rechtvaardigde, en zich in niet mindere mate de liefde der bevolking wist te winnen, niettegenstaande een deel van deze - de Duitschers - door den stroom van den toenmaligen tijdgeest aangegrepen en medegesleept werd.
In deze hoogst-moeilijke stelling, van den eenen kant omringd van duitsche elementen, die zich met alle kracht verzetten tegen elke poging tot ‘russificatie,’ van den anderen kant door zijn onafwijsbaren plicht, om in den zin en naar den wil der russische regering te handelen, gebonden, gelukte het hem desniettemin om alle deze tegenstrijdige belangen met elkander te verzoenen door het eenige waardoor alle vijandelijke elementen zich op den duur moeten laten overwinnen, door gerechtigheid, gematigdheid, ware humaniteit en eerbied voor den geest van iedere nationaliteit. Wat Suwarow voor Riga heeft gedaan door het slechten der wallen, die vroeger de stad eng omsloten en hare ontwikkeling belemmerden en tegen wier verwijdering keizer Nikolaas zich zoolang had verzet, door begunstiging der havenbouwwerken, door bevordering van handel en nijverheid enz., - dat weten de bewoners van Riga zelven 't best. Diezelfde hoedanigheden nu handhaaft hij met een even schitterend gevolg in
| |
| |
zijne tegenwoordige betrekking als gouverneur van Petersburg; eene betrekking die hij onder zoo buitengewoon bezwarende omstandigheden aanvaardde, dat men nauwelijks de hoop dorst te voeden, in het gansche uitgestrekte Rusland een man te zullen vinden, die daartegen opgewassen was. Hij heeft de kunst verstaan, om in een tijdperk van hevige, wilde gisting, zooals er misschien nooit weder een zal aanbreken, aan de verwachtingen van alle welgezinden te voldoen en zich eene populariteit te verwerven, die, aan den naam van een russischen gouverneur verbonden, schier een onmogelijkheid scheen: want het woord populariteit stond evenmin als het woord humaniteit in het woordenboek van de meeste zijner voorgangers, die de meest onverbiddelijke en oppermachtige alleenheerschappij van hunnen als een god vereerden Nikolaas als het eenige behoorlijke regeeringssysteem erkenden en daarom elke nieuwe wending der dingen, zelfs als zij van den milden opvolger huns afgods afkomstig was, met Argus-oogen beschouwden. De geheele nationale Adel (aan wiens spits de graven Adlerberg staan, de hoofden der russische camarilla) waren woedend over de genade-manifesten van Alexander II niet minder dan over de gelijktijdige keizerlijke bevelen, ‘om van nu aan bij voorkeur zich bezig te houden met het verbeteren van den socialen en materieelen toestand der lagere volksklasse.’ - Alles nieuws, wat met de nieuwe regeering opkwam, was in hunne oogen een snood en schandelijk aantasten van hunne onschendbaarste privilegiën, een vertreden van hunne heiligste overleveringen. En waar deze noode bedwongen onwil hier en daar zelfs waagde tegen den persoon des meesters zich te toonen, hoeveel te heviger moet zij zich openbaren tegen den dienaar, die openlijk en uit overtuiging de nieuwe beginselen huldigt, terwijl hare grondtrekken, gerechtigheid en menschelijkheid, hem bij al zijne handelingen ten
richtsnoer dienen.
Zoo zien wij Vorst Suwarow bij de uitoefening van zijn ambt van de eene zijde met argwaan bespied en schrede voor schrede belemmerd door die partij, die door oude verroeste overleveringen hare vermeende voorrechten zoekt te doen gelden, die heimelijk nog gaarne droomt van de herstelling eens Strelitzendoms, en wier hoogste roem bestaat in den naam van oud-russische partij, terwijl aan den anderen kant het volk en alle vrienden van Rusland's vooruitgang hem als een vader beschouwen, die zich het geluk zijner kinderen tot levenstaak heeft
| |
| |
gesteld onder de leuze: ‘Voorwaarts en Overwin!’ Maar zijn vriend, keizer Alexander, wien de welvaart van zijn volk meer ter harte gaat dan twijfelachtige krijgsroem, of dan de roem om voor heer of beschermer van het overige Europa te spelen, die zeer goed weet, dat de ijzeren wegen die thans zijn rijk doorkruisen machtiger hefboom der beschaving zijn dan krijgsgeschreeuw en wapengekletter, die door opheffing van het lijfeigenschap zich een kroon heeft op het hoofd gezet als nooit te voren het hoofd van een Czar heeft versierd (eer zijne maatregelen in Polen hem deze weder afrukten) - Alexander staat hem als een machtige beschermheer ter zijde, om te ondersteunen, te verzoenen, omvertewerpen, of ook, als waardigheid en noodzakelijkheid het eischen, te bestrijden, ware 't ook met ijzeren vuist.
In het aangrijpend drama ‘Nur eine Seele’ heeft de helaas! te vroeg gestorven auteur het type van die orthodoxe oud-russische partij in de persoon van ‘Vorst Michel’ met volkomen juistheid voorgesteld. Met een toornigen vloek over de nieuwe orde van dingen zien we daar, tot niet geringe voldoening en onder den luiden bijval des publieks, den ouden moskovietischen Bojaar het onderspit delven. Een soortgelijk onmachtig vloeken en voetstampen moge thans ook van menigen russischen Groote op het tooneel des werkelijken levens gehoord worden, maar het gaat verloren onder het ruischen van de vleugelen des tijds en onder het gelach van het publiek.
Het gezag van een generaal-gouverneur van Petersburg is bijna onbeperkt, ofschoon overeenkomstig de rijkswet in administratieve zaken de generaal-gouverneur noch ondergeschikt is aan den minister van binnenlandsche zaken. Het persoonlijk karakter van zulk een man is dus een zeer gewigtige factor, daar van hem het wel en wee eeuer geheele bevolking afhangt. Civiele en militaire zaken staan onder zijn bestuur, en voor den geringsten winkelier, zoowel als voor den millionair, voor den minsten klerk zoowel als voor den hoogsten staatsbeambte, voor den gemeen-soldaat zoowel als voor den generaal, voor kunstenaars, geleerden en vrouwen van alle standen is iedere week op bepaalde dagen zijn audientie-zaal geopend, om smeekschriften in te dienen, bezwaren in te brengen of dankbetuigingen aan te bieden. Dit alles wordt door den gouverneur-generaal met grooten spoed behandeld en met laconische kortheid beantwoord: want tijd is ook voor hem geld en de beslissing volgt in de
| |
| |
meeste gevallen op het oogenblik zelf. Zulk eene audientie bij Suwarow willen wij beproeven in hare hoofdmomenten te schetsen; behalve haar eigenaardig, vreemd karakter zal zij noch het bijzonder belang hebben van het persoonlijk karakter des vorsten in zijne meest in 't oog springende trekken aanschouwelijk te maken.
De trappen, gangen en voorzalen van het gouvernements paleis zijn reeds van den vroegen morgen af gevnld. Van goud blinkende uniformen vermengen zich met kaftans, elegante vrouwentoiletten met grove linnen kielen, saletjonkers-gezichten met in de zon gebruinde koppen, naar de mode gefatsoeneerde baarden met ruigharige dito's die op een urwoud gelijken. Alle dialecten, alle jargons zijn hier vertegenwoordigd, de meest onderscheiden zeden en gebruiken ontmoeten elkaêr - maar aller doel is één: ‘voor Suwarow te verschijnen,’ - ‘Suwarow te spreken,’ - ‘eindelijk van Suwarow recht te verkrijgen.’ Na eindeloos en geweldig dringen tot aan de audientiezaal gekomen, zien wij door eene groote, openstaande vleugeldeur, die door militairen bezet is, een man in generaalsuniform, groot en slank van gestalte, licht op een tafel leunend. Zijn blik is zacht, de gansche uitdrukking van zijn gelaat is welwillend, zijn wezen heeft niets van die kwalijk aangebrachte brusquerie die helaas! aan zoovele machthebbenden eigen is; veeleer heeft het dat voorname laisser-aller over zich, dat de man van waardigheid en zelfsgevoel kenmerkt. Dat is Vorst Suwarow, wien het onpartijdig oordeel zijner landslieden, als een der edelste mannen in 's keizers omgeving, als een strengen, onomkoopbaren handhaver des rechts, als een waren vriend des volks verheft.
‘Iwan Dmitriewitsch Uschakow!’ roept de ordonnansofficier. Een van ouderdom gebogen gestalte treedt uit de menigte naar voren, buigt zich snel ter aarde, murmelt eenige onverstaanbare woorden en wil den rokspand van den vorst kussen. Deze weert dit lachend af en spreekt op goedigen toon: ‘Luider, oudje! ik versta u niet.’ - Maar altijd noch datzelfde onverstaanbaar gemurmel van den ouden man, waarbij hij heftig met de handen gesticuleert. De vorst buigt zich meer en meer naar den suppliant toe: ‘Zoo?’ - gaat hij voort, - ‘dat is erg - en hij wil niet - wat, hij wil niet?! Hoe heet de schoft? - Aha!’ - tot den secretaris: ‘Teeken mij den knaap op! - Nu, oudje, het zal geschieden (en hij legt welwillend de hand op
| |
| |
Uschakow's hoofd), kom overmorgen nader bericht halen.’ De vorst werpt een vragenden blik op de naastbijstaanden. Eene dame in diepen rouw treedt naar voren - het onderhoud wordt in het fransch gevoerd. In des vorsten gebaren en gelaatstrekken wisselen deelneming en terughouding elkander af - de zaak schijnt van kieschen en van moeilijken aard te zijn, want op het gelaat der wederkeerende staat weinig hoop te lezen, terwijl zij op een wenk van den vorst door een dienstdoend officier tot aan de trap wordt teruggeleid.
Nu verschijnt eene gansche deputatie, die in lange nuttelooze tiraden hare belangen begint voor te dragen. ‘Korter, korter,’ valt de vorst haar na een paar minuten in de rede en stampt zachtkens met den voet; - doch de deputatie is eenmaal en train en na eindelooze voorafspraak komt ze eindelijk tot de zaak. Maar een snijdend ‘niets!’ breekt den stroom harer woorden af - ‘niets daarvan, dat wil de keizer niet - schikt u - ik heb gezegd!’
Zoo wisselen de tooneelen in bonte verscheidenheid zich af; zoo gaat het uren lang: hier een invalide, die in de Krim werd gewond en om verhooging van pensioen vraagt, daar een kunstenaar wien gekrenkte trots tot hem heeft gebracht, of een tooneelspeler die hem tot zijn benefiet komt uitnoodigen, of een weduwe die om ondersteuning smeekt, of een officier die zich bij het avancement acht voorbijgegaan. En steeds hoort men daartusschen de luide sonore stem van den vorst, meest tevredenstellend, troostend en hulp beloovend, maar soms ook bevelend en opbruisend, als zijn scherpe blik leugen of bedrog of draaierijen ontdekt. Zoo voer hij eens geweldig uit tegen eene depntatie van kooplieden, die om uitstel verzocht van de opheffing van het brandewijn-monopolie, al ware 't ook maar voor drie maanden, en daarbij een kleine poging tot omkooperij waagde door hem een som van vijftigduizend zilveren roebels aan te bieden; - maar op hetzelfde oogenblik scheen de vorst zich te bezinnen en tot een ander besluit te komen. ‘Wacht!’ roept hij uit - rijdt onmiddelijk naar den keizer: ‘Uwe Majesteit!’ - zegt hij daar - ‘daar verzoeken mij de kooplieden om een uitstel van de opheffing van 't brandewijn-monopolie, zij hebben mij vijftigduizend roebels gegeven, opdat ik het doorzetten zou; ik bid Uwe Majesteit, geef voor drie maanden uwe toestemming, opdat ik het geld behouden - en den armen geven moge.’
| |
| |
Lachend stond de keizer het uitstel toe, en lachend werpt de generaal-gouverneur zich weder in zijne koets en deelt der verbaasde deputatie de keizerlijke toestemming mede.
Bij het streven van den keizer, die eene volledige hervorming van het tegenwoordig regeerings-systeem in Rusland beoogt, is een karakter als dat van Suwarow eene behoefte, en hoe duidelijker de liberale partij dit inziet. des te hooger rijst de man in hare achting en liefde. |
|