Natuur en kunstvoortbrengselen of natuuronderrigt voor de jeugd, 1e, 2e en 3e stukje. Groningen, bij H. Geertsema Jr., 1863. De 3 stukjes ƒ 0.35.
‘Gelukkige jeugd!’ dacht ik bij 't inzien dezer drie eenvoudige boekjes. Wat een verschil bij 50 jaren geleden! Elkeen wedijvert tegenwoordig om de lieve jeugd bekend te maken met alles, wat de natuur oplevert. En toen ik school ging, was er geen ander boekje dan Buijs en eene natuurlijke historie van 't Nut, waaruit ik elken Woensdag eene les moest opzeggen, en als 't meester dan eens niet voegde, dan vertelde hij niets, en zoo moesten wij, arme sukkels! maar zien, dat weer kwamen. En nu!
‘Vind je dat ook niet, Verhorst?’ vroeg ik aan mijn zwager, die juist bij mij zat.
‘Dol of mal,’ antwoordde mijn zwager. ‘Zeg eens, is dat boekje ook weêr van Brug? Die man overstroomt ons tegenwoordig met boekjes over natuur, natuurkennis, en ik weet niet, hoe al die dingen heeten, maar dat weet ik, dat iemands maag tegenwoordig overladen wordt.’
Ik liet mij door de knorrigheid mijns zwagers niet weêrhouden, om de voor mij liggende boekjes in te zien en wat moet ik er nu van zeggen?
Vooreerst, dat ik mij niet kan begrijpen, hoe uitgevers in ons landje nog courage hebben, om variatiën op hetzelfde thema uit te geven, want het aantal werken en werkjes, dat in den laatsten tijd, na de invoering der nieuwe wet, over natuur enz. is uitgekomen, is waarlijk ontelbaar als 't zand aan den oever der zee. De lagere scholen worden er mede als overstroomd, en hoe nuttig de natuurleer ook zij, er is meer te leeren dan dat en alle overdrijving schaadt.
Ten anderen, dat de boekjes in eenen prettigen, aangenamen toon zijn geschreven, dat zij eenen schat van kennis bevatten, dat het wel jammer is, dat andere boekjes hun zijn voorgegaan, en daardoor eene plaats hebben ingenomen, die hun van regtswege toekwam, maar dat ik hoop en wensch, dat de jongens vooral, die nog al een handje hebben om boeken te verslijten, spoedig behoefte zullen gevoelen aan een ander werkje voor natuur en kunstvoortbrengselen, en de onderwijzers alsdan uit den ruimen voorraad, die hun ten dienste staat, 't allereerst een proefje zullen nemen, met de voor mij liggenden.