van de keuze der bijzonderheden en de wijze waarop zij bijeengevoegd zijn; maar wij weten niet waarom de schrijvers der evangeliën en in 't algemeen die der bijbelsche geschiedenissen deze niet zouden hebben kunnen beschrijven als en omdat het feiten zijn; m.a.w. omdat zij aldus gebeurd zijn.
Bladz. 16. ‘Op leerstellig en zedekundig gebied is het ten eenenmale onverschillig, wie het is, die eenige leering voordraagt, wie eenig voorschrift geeft.’ Op zich zelv' is gewis de waarheid van eene leering of een voorschrift onafhankelijk van den persoon die ze voordraagt; maar gansch iets anders is het gelegen met den ingang dien de waarheid vindt. De krachtigste, welsprekendst opgestelde waarschuwingsrede tegen de onmatigheid blijft op haar zelve waar, door wien zij ook wordt voorgedragen, maar uitgegalmd door de schorre keel van eenen beschonkene die ter naauwernood staan kan - zal de schrijver dan volhouden dat die waarschuwingsrede ‘geldig is om haar zelve, al wordt zij voorgedragen door den meest zedeloozen mensch?’ Men verwarre niet wat veel verschilt: òf eene waarheid op haar zelve, òf de ingang dien de voorgedragen waarheid vindt. En van het laatste, niet van het eerste is aldaar sprake.
Bladz. 35 vindt de schrijver strijd tusschen Mattheus' berigt dat de met Jezus gekruisigde boosdoeners Hem lasterden, en dat van Lukas, die omtrent éénen dier twee een gansch ander berigt geeft. Maar men vergete niet dat Mattheus op meer plaatsen in het algemeen spreekt, gelijk ook hier. Zoo verhaalt hij, dat Jezus na zijne opstanding het eerst aan ‘de vrouwen’ verschenen is (XXVII:9), terwijl Johannes (XX:11 vlg.) breedvoerig en Markus met een woord (XVI:9) dit algemeene: ‘de vrouwen’ tot Maria Magdalena alleen beperkt. Is dat strijd? Dan is er ook strijd tusschen het eene courant-berigt: ‘de geheele bevolking was op straat,’ en het andere: ‘terwijl de meesten op straat waren, verbrandden in dát huis drie kinderen.’
Vrij oppervlakkig is de ‘preek’ van den eerw. Verbeek. Het onderwerp is dan ook niet zeer geschikt om op den christelijken leerstoel in de onderlinge bijeenkomst der christenen behandeld te worden. Wij kennen 's mans gemeente niet, en hiervan hangt veel af; maar in den regel houden wij de openbare godsdienstoefening niet voor de gepaste gelegenheid om cavalièrement de eene of andere rigtingsvlag te hijschen.