Voorloopig poogde de heer Verster hierin te voorzien door het boekje waarvan wij den titel neerschreven, maar ten andere dringt hij er op aan dat ook de regering van hare zijde iets doe.
‘Wanneer er - zegt hij - van regeringswege bij jonge ambtenaren aanzoek werd gedaan om onderrigt te geven, en men vond er slechts één in elk arrondissement, die tweemaal 's weeks er een paar uren voor afzonderde, dan zouden die 34 onderwijzers genoeg zijn om het gansche policiewezen te verbeteren, daar telkenmale nieuwe marechaussées of veldwachters, dáár heen gezonden konden worden waar zich een leermeester bevond.
Zou het bezwarend zijn voor de schatkist, eene toelage aan de onderwijzers toe te staan van bijv. ƒ 300 's jaars? En menigeen zou het zonder remuneratie willen doen, maar van ambtenaren zoo karig bezoldigd als de regterlijke, vooral van de kantonregters kan men niet vergen, dat zij bij hunne andere werkzaamheden ook nog zonder belooning deze voegen?’
Met den schrijver gelooven wij, dat reeds dit middel veel baten zou, en zonder eenig bezwaar kon worden aangewend. De kwaal heeft echter een dieperen grond; zij ligt in 't onvoldoende van ons volksonderwijs. Hetgeen een ambtenaar van politie weten moet - wij zeggen niet om zijne betrekking ook in bijzonderheden goed te vervullen, maar om hem het goede inzigt te geven, dat hij hebben moet, zal hij niet zelfs bij de naauwkeurigste kennis van bijzonderheden geheel werktuigelijk en zonder oordeel te werk gaan - moet ieder burger weten, en tot heden wordt het slechts weinigen geleerd. Men propt onze kinderen op met allerlei wetenswaardigheden, waaraan zij op lateren leeftijd slechts iets zullen hebben, wanneer zij op denzelfden weg kunnen voortgaan, 't geen bij de mindere standen, volstrekt niet het geval is, en menig handwerksman, menig boerenarbeider, zou gaarne het beetje vaderlandsche geschiedenis, dat men hem met veel moeite heeft ingewerkt, ruilen voor eenige juiste begrippen omtrent de gesteldheid der hedendaagsche maatschappij en zijne pligten en regten als burger van den staat.
Wanneer men het thechnische gedeelte meer in 't bijzonder voor den ambtenaar van politie bestemd uitzondert, is er in het boekje van den heer Verster niets, wat eigenlijk niet reeds op onze lagere scholen moest worden geleerd en 't geen er door een verstandig onderwijzer zonder groote moeite, en zonder aan andere werk-