van begrijpen. 't Is waar, de schuld ligt geheel aan ons, maar men moet dan ook maar moed en lust hebben, om ruim 130 bladzijden mathematische formules gelijk Bierens de Haan ons die te slikken geeft, door te worstelen; wij bekennen ootmoedig en bescheiden, dat onze hersenkast tegen zulk een harde kost niet bestand is. Men duide het ons dan ook niet euvel, dat wij die dansekatertjes voor het vervolg maar niet eens meer zullen aankijken daar ze voor ons ware Medusa-hoofden zijn, ofschoon we er vrede meê hebben, dat er menschen zijn die zich met die integralen- (of garnalen-) soep kunnen verkneuteren. Het ‘berigt omtrent de photographische onderzoekingen aan de sterrewacht te Leiden door F. Kaiser lijkt ons beter, en ofschoon wij het een weinig stuitend vonden voor de 1001 maal ('t is het natellen waard!) te moeten lezen van: ‘mijn zoon dr. P.J. Kaiser die’ en ‘mijn zoon dat’ voldeed ons dit berigt in zooverre, dat wij er uit leerden hoe met betrekkelijk ondoelmatige werktuigen zooveel goeds verrigt werd. De heer K. betreurt het verder, dat de sterrewacht te Leiden nog zoo veel blijft ontberen, en ook wij deelen die meening doch de heer K. vergete niet, dat vele andere inrigtingen aan de hoogeschool dringende verbetering behoeven, die wij toch oneindig veel belangrijker achter n.l. de inrigtingen voor alles wat de geneeskunde betreft, die in Leiden stiefmoederlijk bedeeld zijn en b.v. verre ten achteren zijn bij Amsterdam.
Zoo onbelangrijk in ons oog dit 1e stuk is, van zoo veel te meer gewigt is het daarop volgende, waarin goede bijdragen, of wil men liever, verhandelingen voorkomen, die aanspraak maken op verdienste als: ‘normaal en abnormaal hermaphroditisme bij de visschen’ door H.J. Halbertsma, ‘mededeeling aangaande een bloeijende pandanus spurius Rumph ♀ uit den kruidtuin te Amsterdam’ door C.A.J.A. Oudemans. ‘Opmerkingen over eenige plantaardige geneesmiddelen uit Java’ door H.C. van Hall. Deze opmerkingen van den Groningschen hoogleeraar, een man dien wij een zeer groote achting toedragen, is van een zeer groot belang voor de kennis der Javaansche geneesmiddelen, immers Java, het rijke Java, biedt ons een tal van geneeskrachtige planten aan, die nog weinig als zoodanig bekend en beschreven zijn, en indien het waar is, dat ieder land voor zijne eigenaardige ziekten ook zijne eigene geneesmiddelen oplevert, dan voorzeker kunnen er nog vele Indische ziekten en