Boekbeschouwing.
De peinzende Christen, of bundel van stichtelijke gedachten voor de eenzaamheid, door Petrus Broes. Met eene voorrede van J.P. Hasebroek. Achtste druk. Te Amsterdam, bij H. Höveker, 1863.
Dat dit boek ten tijde van zijn eerste verschijnen werkelijk verdiende opgang te maken, gelijk het gedaan heeft - ik wil het gaarne erkennen. Maar dat het in onze dagen weder op nieuw in de wereld gezonden wordt, en lezers vindt - het schijnt vreemd.
Eenmaal moge het als type hebben kunnen gelden van een goed stichtelijk geschrift - nieuwe tijden eischen nieuwe vormen, en niet iedere eeuw is op dezelfde wijze te stichten. Niet gaarne zou ik veroordeeld wezen om elken zondag onder het gehoor te zijn van een prediker uit vroegere eeuwen, al was het Uitenbogaerd of Voetius zelf. Evenmin begeer ik boeken te lezen, welke even als deze Peinzende Christen eene vertaling in het negentiende-eeuwsch behoeven om genietbaar te zijn.
De heer Hasebroek oordeelt anders. In een zeer gezwollen en onnatuurlijk stijltjen verkondigt zijne voorrede de onsterfelijkheid van dit boek. Hij past - is 't profaan? geestig is het niet - op het boek het bekende woord toe: ‘deze jonger sterft niet.’
Van waar die ingenomenheid? Waartoe deze noodelooze reproducktie? - Ook die vragen zijn bij eenig nadenken gemakkelijk te beantwoorden. De heer Hasebroek en zijn geestverwanten zijn ware reactionairen. Vroegere toestanden, verouderde denkbeelden en vormen wenschen zij terug. De wijze waarop de geest van onzen tijd zich openbaart is hun een doorn in 't oog. Het gaz-licht onzer dagen is hun onverdragelijk; zij verbeelden zich het best te kunnen zien bij het weldadige licht der voorvaderlijke vetkaars. Dat de Peinzende Christen verouderd is - dat is in hun oogen zijne deugd. Daarom moet hij noodzakelijk weêr herdrukt worden.
Zij zijn te beklagen, die moeijelijk te stichten zijn in de taal