nemen wij uit het voorberigt, dat door den heer Moll uit Deventer, Februarij 1862, gedateerd is, dat wij hier met een nieuw werkje te doen hebben. De schrijver zegt, dat hij hoopt, dat deze bladeren (hij heeft zekerlijk bladen bedoeld; doch uit het geheele boekje blijkt dat de taalkunde zijn fort niet is!) niet geheel en al als vruchteloos (lees: niet als geheel en al) zullen beschouwd worden. Hij verlangt, dat men zijne ‘vormleer’ als een geheel aanmerke, maar belooft tevens een tweede deeltje, indien dit (eerste, in dat geval?) opgang maakt.
Met veel genoegen hebben wij kennis gemaakt met de ‘Vormleer’ van den heer Moll. Hij heeft de volgorde zoodanig weten in te rigten, dat de kweekeling bij het lager onderwijs in elken paragraaf de stof kan vinden voor hetgeen hij geroepen is te onderwijzen. Ook de hoofdonderwijzer kan zijn werkje met nut gebruiken, als verdienstelijken leiddraad, alhoewel de schrijver niet bepaaldelijk heeft aangewezen, wat van iederen § voor de school zelve moet genomen worden. Dit keurt Referent volkomen goed, want elk onderwijzer behoort de krachten zijner leerlingen in het oog te houden, en is de natuurlijke en de beste beoordeelaar om de grens te bepalen, tot welke zijn onderwijs in de vormlcer zich zal uitstrekken.
Vragen en oefeningen zijn bij het werkje niet gevoegd; doch de heer Moll is, volgens hetgeen wij gehoord hebben, voornemens later deze leemte aan te vullen. Naar het in de handleiding geleverde te oordeelen, is hij daartoe in alle opzigten bevoegd en in staat.
De schrijver behandelt achtereenvolgens: het zoeken van het aantal vereenigingslijnen tusschen eenige punten; de lijnen, in betrekking tot hare onderlinge lengte; den betrekkingswijzer; de lijnen, in betrekking tot haren onderlingen stand; het aantal vereenigingspunten tusschen eenige lijnen, 5 tusschenlijnen bij groepen evenwijdig, en tusschen lijnen, waarvan sommige evenwijdig zijn, en andere niet; de uiteinden in de vereenigingspunten; het aantal hoeken, die eenige lijnen kunnen maken; de soorten van hoeken, door eenige lijnen gevormd; hetzelfde door lijnen, waarvan sommige evenwijdig; het meten van hoeken; complement en supplement; de benaming der hoeken, als 2 lijnen door eene derde gesneden worden, en eigenschappen van de hoeken als die 2 lijnen evenwijdig zijn; het aantal vlakken door eenige lijnen in[...] sluiten; de eenvoudigste eigen-