Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1863
(1863)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 288]
| |
sten tijd aan de orde van den dag geweest. Ieder sprak daarover mede, ook al wist hij niets meer van de suiker te zeggen dan dat zij zoet smaakte en vandaar welligt het verschijnsel, dat menigeen zoo begeerig wenscht te happen in een klontje suiker dat hem in den vorm van een contract zou aangeboden worden, en velen zijn dan ook alleen ten gevolge van dien zoeten smaak welgestelde menschen geworden, een bewijs dat voor de genezende en gezondheidmakende kracht bij die lijders die aan eene hardnekkige ‘neediness of money’ laboreerden. Doch scherts ter zijde! Bepalen wij ons tot de aankondiging van een werk dat naar ons bescheiden oordeel eene zeer groote waarde heeft, zoowel voor hem die als planter de meest mogelijke voordeelen wil trekken van de kultuur van het suikerriet als voor den man van wetenschap; den botanicus, den chemicus enz. Men vindt in dit werk, dat van een meesterhand getuigt, naauwkeurig geteekende botanische platen, eene beschrijving van de ontwikkeling, den groei enz. van de plant in 't algemeen en van het suikerriet in 't bijzonder. De planten-physologie, zoo noodig om den aard der planten en gewassen tot in de kleinste bijzonderheden te kunnen nagaan, heeft de schrijver zoo juist beschreven als men eenigzins in een botanisch werk verwachten kon. Willigt is dit in het oog van den suikerplanter overbodig, doch hij vergete niet dat geene industrie zonder de kennis der natuurwetenschappen met goed gevolg beoefend worden. De tijden van den ‘ouden slender’ zijn voorbij; geld alleen is niet meer voldoende; geldbezitters dienen ook kennis van zaken te hebben, zonder dat is de vooruitgang niet mogelijk. Wel is waar, ontmoeten wetenschappelijke mannen dikwijls tegenstand bij hen die tot de trekschuiten-eeuw behooren, gelijk ook onze schrijver hier en daar veel ondervonden heeft, doch wanneer men zich door dezulken niet laat afschrikken moet een volhardende arbeid de zegenrijkste gevolgen hebben. De heer Hering heeft blijkens zijne pennevruoht veel tijd, arbeid en moeite aan de zamenstelling van zijn werk besteed, wij wenschen hem van harte toe dat hij daarvoor eenmaal naar eisch beloond worde en dat bij, niet wat hij schijnt te vreezen ‘in het koude graf erlange wat hem gedurende het leven is ontzegd geworden!’ | |
[pagina 289]
| |
Dat er in deze woorden een diepen zin ligt opgesloten, is buiten kijf, wij vermeten ons echter niet hieruit af te leiden wie en wat de schrijver is als mensch tegenover menschen, daar wij alleen geroepen zijn onze stem uit te brengen over den arbeid van zijn geest, en hieromtrent koesteren wij voor den man bewondering en hoogachting en zeggen hem in naam der wetenschap dank voor een werk dat ongekende waarde heeft en dat met de meest mogelijke naauwkeurigheid in de minste details is afgewerkt. En toch is het bij al het streng wetenschappelijke, waarvan het getuigenis draagt, in een waarlijk populairen (populair-wetenschappelijk n.l.) toon geschreven, zoodat ieder die er zijne studie van maken wil om de kultuur van het suikerriet te kennen, bij de lezing niet alleen niet afgeschrikt, maar zelfs aangelokt zal worden om het begonnen werk ten einde te brengen, daar alles wat maar eenigzins duister kon geacht worden, zoowel door ophelderende noten en appendices als een aantal keurig uitgevoerde platen is verduidelijkt geworden. Reeds uit de bibliographie vóór het werk geplaatst, is op te maken, dat de geleerde S. een aantal uitvoerige werken geraadpleegd heeft en uit het register voor ieder der drie deelen kan men afleiden hoe gewigtig het onderwerp is, dat hier behandeld wordt. Hebben wij alzoo grooten lof voor het werk eens geniälen mans, niet minder aanprijzing verdient de uitgave van den heer Nijgh die het uiterlijke aan het innerlijke heeft doen beantwoorden en zich daarvoor groote opofferingen moet getroost hebben, daar de uitvoering waarlijk voortreffelijk is en de platen duidelijk zijn afgedrukt; zelfs voor het papier is zorg gedragen dat met een zuivere letter gedrukt is en zich dus met genoegen laat lezen. Wij wenschen den wakkeren uitgever een ruim debiet toe, voor zoover dit van wetenschappelijke werken in onze moedertaal denken laat en den geachten schrijver de zelfvoldoening, dat zijn werk in veler handen komen. |
|