eischen behoorlijk te kunnen voldoen. Behalve zachtmoedigheid, geduld, liefderijke dienstvaardigheid, handigheid en andere loffelijke hoedanigheden, wordt er toch in de meeste gevallen, voor het belangrijk werk der ziekenverpleging, dat men teregt eene kunst noemen mag, nog iets meer gevorderd; oefening en bekwaamheid namelijk, deels door eigen ervaring, deels door de teregtwijzing van anderen, door opzettelijk onderrigt, of door eigene studie verkregen. In die overtuiging deelende heeft genoemde engelsche schrijfster in hare Notes on nursing de voornaamste onderwerpen, wier behoorlijke kennis en toepassing den grondslag der ziekenverpleging uitmaakt, op eene beknopte en bevattelijke wijze behandeld, zoo dat men alle tot dat einde door haar gegeven wenken en voorschriften in een boekje van geringen omvang bijeen vindt. Hoewel nu dit werkje niet als een stelselmatig leer- of handboek voor de ziekenverpleging beschouwd kan worden, zoo worden daarin echter hoogst belangrijke zaken ter sprake gebragt, blijkens de dertien afdeelingen of hoofdstukken, die er den inhoud van uitmaken, onder de navolgende opschriften: ‘Luchtverversching en verwarming. De gezondheid der huizen. Zorg voor het kleine. Gedruisch. Afwisseling (verpoozing). Het gebruik van voedsel. Welk voedsel? Bed en beddegoed. Licht. Zindelijkheid van huizen en vertrekken. Zindelijkheid op het lijf. Bezoekers. Waarneming (oplettendheid jegens den lijder). - Die verschillende onderwerpen worden in een lossen en oorspronkelijken vorm door de schrijfster behandeld, die ontegenzeggelijk het talent bezit om hare gedachten in een levendigen en onderhoudenden stijl voor te dragen en het groote gewigt van sommige schijnbare kleinigheden aanschouwelijk te doen uitkomen. Dat zij zich daarbij somtijds aan herhalingen, en niet zelden aan overdrijving schuldig maakt, door hare lievelingsdenkbeelden wat al te sterk te kleuren, is niet te verwonderen. Van dien aard is b.v. de meening der schrijfster, dat
het roodvonk niet aan besmetting, maar aan bedorven lucht, als zijne ware oorzaak, moet worden toegeschreven (bl. 21), en dat het deksel van een zoogenaamd stilletje reeds alleen voldoende is, om eene pestziekte te doen ontstaan (bl. 32). Hetzelfde geldt van de theorie der schrijfster, dat de teering meestal alleen door inademing