worden door mannen, die een plegmatisch gestel hebben en aan bloed-armoede lijden, ofschoon het ons nog meer duidelijk is, of deze ten gevolge van hun plegma niet praedispositie voor het dorre en drooge hebben, dan of de strenge beoefening dier wetenschappen een sanguinisch gestel tot een pompstok kunnen doen uitdroogen. Hoe het echter zij, zooveel is zeker, dat ieder leervak door eene aangename voordragt boeijend kan gemaakt worden, wanneer de gelaatsplooijen niet altijd even strak gespannen staan en zoowel hoorders als lezers van tijd tot tijd door iets meer aangenaams eene kleine scherts of iets dergelijks, de redenaars of schrijvers oplettend gadeslaan. En zóó iets juist meenen wij in deze beginselen der psychologie ontwaard te hebben, in waarheid het werk van Burdach laat zich meer tot uitspanning lezen, dan als een bepaald studieboek. Wij ontveinzen dan ook onze vreugde niet, dat onze welbekende Dr. Dusseau, die ook elders op het gebied der psychologie en microscopie naam gemaakt heeft, het hoogduitsche werk in onze moedertaal heeft overgebragt, waardoor het zeer zeker niet aan waarde verloren heeft. De psychologie van Burdach is alzoo niet uitsluitend voor studerenden en onderwijzers bestemd, maar laat zich met groot gemak lezen en verstaan door ieder, die aanspraak kan maken op eene meer dan alledaagsche ontwikkeling des geestes, zelfs voor den scherpzinnigen handelaar, indien hij zich eenige oogenblikken van zijn duf kantoor durft af te zonderen. Gelijk eenmaal een Nederlandsch hoogleeraar op de vraag: ‘hoe het kwam dat er nog zoovele stompzinnigen in Nederland waren en wat er aan te doen was, om dit te verbeteren,’ antwoordde: ‘Eet veel uijen, mosterd, peper enz!’ Zoo ook roepen wij een ieder, die een ruimeren blik wil slaan in de binnenkameren van het organische leven, ernstig toe, dit werkje met aandacht en belangstelling te lezen, daar het den grondslag leggen kan voor eene onontbeerlijke
ontwikkeling des geestes. Het zal wel niet noodig zijn eene breede opgave te doen van de verschillende hoofdstukken, die er in behandeld worden, weshalve wij het voor genoegzaam achten, alleen de hoofdafdeelingen te vermelden, die er in opgeteekend zijn, t.w.: I de oorsprong der ziel, II het leven der ziel, III het bewust worden, IV de kennis en V de uiting. Het spreekt