officiële geneesheeren een rad voor de oogen wil laten draaijen of zich om den tuin leiden, hij raadplege dan eerst voor dat hij zijn ‘Jubeo’ of ‘Veto’ uitspreekt deze brochure van een verlicht en kundig man, waarin hij deze volgende hoofdbepalingen ontwikkelt:
1o. Vrije uitoefening der geneeskunde, even als elke andere industrie of wetenschap.
2o. Eene lands-akademie om de verschillende geneeswijzen, heel en vroedkunde te kunnen leeren, zoowel practisch als theoretisch.
3o. Voldoende belooning aan de professoren bij die akademie, maar streng verbod om de geneeskunde uit te oefenen, dan alleen tot onderzoek van elke geneeswijze en van de aanbevolen middelen; het collegie-geld daarentegen in 's lands kas te storten. (Protesteert met alle kracht Viri Clarissimi!)
4o. Benoeming van een' inspecteur over die academie, alleen belast met het toezigt over het onderzoek, de onderwijzers en de leerlingen, tevens president van de commissien voor de jaarlijksche en eind-examens, welke door de professoren van die akademie en den inspecteur, bijgestaan door twee, niet tot de akademie behoorende geneeskundigen zullen worden afgenomen.
5o. Tot het eind-examen wordt een ieder toegelaten, onverschillig waar en bij wien hij eene of meer der verschillende geneeswijzen, heel- en vroedkunde geleerd hebbe.
6o. Om als doctor in de genees-, heel- en verloskunst te worden erkend, moet men het bewijs hebben geleverd, voldoende theoretische en practische kennis van (let wel!) alle geneeswijzen en middelen die eenig burgerregt verkregen hebben, benevens van die wetenschappen, bedoeld bij art. 5 en 6 van het wets-ontwerp en de noodige kennis der oude en vooral der meest gebruikelijke levende talen.
Alleen uit dit aangehaalde is duidelijk op te maken wat de schrijver wil, doch of zijn wensch vervuld zal worden, is sterk te betwijfelen, zoolang men nog met den ouden zuurdeesem vervuld is; zonder groote schokken geene verbetering! Het ontwerp, gelijk het aangeboden is, is weinig meer dan een onding en de gestadige indiening en het weder intrekken is wel een bewijs, dat men met het mes in den buik zit en waarlijk de thans nog figerende wet is zoo kwaad