wordt gevolgd door eene Hulde aan de nagedachtenis van Rinse Posthumus, voorgelezen in eene winteravondvergadering van het Friesch genootschap door J. van der Zwaag. Beide schrijvers zijn vrienden van den overledene, die in 1790 te Ternaard in Westdongeradeel geboren, in 1859 op zijne standplaats overleden is. Vraagt men mijn oordeel over de wijze, waarop zij den gestorven vriend herdenken, dan moet ik zeggen, dat Halbertsma - kan het ook wel anders - dit op een even geleerde als geestige wijze doet, maar dat in zijn essay geen spoor te vinden is van de hartelijkheid, welke uit de voorlezing van v.d. Zwaag spreekt. Halbertsma, nu hij over den overleden vriend schrijft, neemt gretig de gelegenheid waar, om zijne geleerdheid eens uit te luchten, weinig bekende en merkwaardige dingen mede te deelen, hier en daar zijn talent in 't hatelijk zijn te openbaren, - maar den vriend doet hij weinig eere, dezen vergeet hij en stelt zich zelven en zijne geleerdheid op den voorgrond. Dit neemt niet weg dat zijne verhandeling allermerkwaardigst is, en met evenveel genoegen als vrucht zich laat lezen.
Geheel anders is het met de voorlezing van den heer van der Zwaag gesteld. Het is een goed stuk, maar geen meesterstuk. Hij doet ons een eenvoudige mededeeling van de levensgeschiedenis zijn vriends; hij doet diens geleerdheid, diens verdienste als geleerde op even eenvoudige wijze uitkomen. De voorlezing is geheel zonder eenige pretentie, en alleen eene liefelijke en hartelijke hulde door den vriend aan den overleden vriend gebragt.
Van Halbertsma leeren wij veel en velerlei, maar van der Zwaag verkwikt ons.
Wat den man aangaat, over wien beide stukken handelen, - buiten Friesland is zijn naam naauwelijks doorgedrongen. Dit kan ons niet bevreemden, als wij waarnemen, hoezeer hij eene bepaalde specialiteit was. Toch was hij een even geleerd als geniaal man, een man die zijn tijd verre vooruit was; niet alleen een zeldzaam degelijk taalgeleerde, wiens naam naast dien van Halbertsma mag worden genoemd, maar een man die een open oog had voor de geestelijke behoefte van zijn tijd, toen de meesten er nog blind voor waren. Zelfstandig en onafhankelijk was hij, en hij schroomde niet van traditionele vormen af te wijken, als zijn verstand