men en geen hooger eer en genot kennen dan met den adel te mogen verkeeren. Het angstig en rusteloos najagen van aanzien en grootheid, de bittere teleurstellingen en vele vernederingen, die er de noodwendige gevolgen van zijn, worden naar waarheid geschilderd, en leveren de stof tot een boeijend en voor velen leerzaam verhaal.’ Dat de proeve goed gelukt is, wie twijfelt er aan, die Meiszner kent uit zijne dramatische pennevruchten?
De grilzieke coquette Marie von Rosenstein, zoowel als haar ongelukkige, geadelden, vader; de onbeduidende graaf von Wellenburg, zoowel als de verstandige en onbevangene Solm; de afschuwelijke baron von Borr, zoowel als ieder ander persoon, waarmede men kennis maakt, noopt u om verder en verder te lezen, tot dat gij het einde bereikt hebt en het werk zeer voldaan uit de hand legt.
Wij geven geene schets der intrigue, die in dezen roman is weggelegd, wij gunnen onzen lezer veel liever de verrassing zelve. Maar wij kunnen en durven hem gerust aanraden dat werk zich aan te schaffen.
Op enkele vlekjes in de vertaling, hoe zij ons ook verwonderden van den heer van Deventer, willen wij niet vitten. Doch aan den uitgever kunnen wij den raad niet onthouden, om voortaan geen romans meer in afleveringen af te geven, want dit bevalt over het algemeen niet.
Druk en uitvoering strekt anders tot aanbeveling voor den heer Morks, terwijl de vignetten de steendrukkerij van Emrik en Binger te Haarlem alle eer aandoen.
L.
H.