Het zou noodeloos, en in onze Vaderl. Letteroef. ongepast zijn, zoo wij van alle bijdragen en verhandelingen, welke in deze stukken te vinden zijn, een breedvoerig verslag gaven. Het werk dat wij aankondigen beantwoordt getrouwelijk aan den naam, dien het draagt, en daarom is een groot deel van de daarin geleverde bijdragen weinig geschikt, om in een beoordeelend verslag te worden genoemd. Er zijn er bij, die alleen in zeer korte mededeelingen bestaan, zeker merkwaardig genoeg, om in een archief aan de vergetelheid te worden ontrukt maar niet zoo van algemeen en oogenblikkelijk belang, om ook bekend te worden gemaakt aan een ruimeren kring van lezers. Evenwel voelen wij ons gedrongen, een paar bijdragen met name te noemen, en wel vooreerst, die van den geleerden redacteur in het tweede stuk: Bisschop Adelbolds commentaar op een metrum van Boëtius. - Bisschop Radbouds officie voor St. Maartens-relatie. Bijdragen tot de kennis van den vroegsten letterarbeid onzer vaderen, uit Handschriften van de elfde en twaalfde eeuw. Zeer verheugen wij ons, dat prof. Moll het besluit genomen heeft, hier te publiceren, waarvoor in de werken der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, ten gevolge van de financiële armoede dezer instelling, geene plaats was. Allerbelangrijkst toch mag deze mededeeling heeten, zoowel voor de literatuurhistorie, als voor de kerkgeschiedenis der elfde en twaalfde eeuw. De inleiding en toelichting van den schrijver behoeft men maar te lezen, om in te zien, waartoe het openbaarmaken en onderzoeken van documenten als deze nuttig is.
De andere bijdrage, waarvan wij meenden niet te mogen zwijgen, hebben wij te danken aan den geleerden G.H.M. Delprat. Zij wordt gevonden in het derde stuk, en is getiteld: Het bisdom Utrecht en het graafschap Holland onder kerkelijken ban, ten jare 1280-1283, fragment der kerkgeschiedenis van Noord-Nederland, naar onuitgegeven oorspronkelijke bescheiden, berustende in 's Rijks Archief. Ook hier mogen de lezers van het kerkhistorisch Archief zich verheugen over den financiëlen nood der koninklijke akademie, voor welker werken ook deze verhandeling oorspronkelijk bestemd was. Het stuk van den heer Delprat is eene rijke en belangrijke bijdrage tot de kennis van den kerkelijken toestand in de dertiende eeuw, op welke wij de aandacht vestigen van alle