| |
Dertien maanden in het leger der Zuidelijke Staten van Noord-Amerika. Uit het Engelsch van William G. Stevenson, door S.J. van den Bergh. (Te) 's Gravenhage, (bij) W.P. van Stockum, 1863. Prijs ƒ 1.60.
Ingevolge het ‘woord vooraf’ vermoed men een allezins belangwekkend verhaal der lotgevallen van eenen engelschman, W.G. Stevenson. De vertaler ‘gelooft, ons, zijne landgenooten, te mogen verzekeren, dat de kennismaking met de lotgevallen des schrijvers hun even aangenaam zal zijn, als die voor hem onder de overzetting was,.....’ waarin dit aangename bestaat is voor ons, die door de geeërde redactie van dit tijdschrift zijn uitgenoodigd dit verhaal te beoordeelen, een raadsel gebleven. De geheele zaak betreft een jongmensch, W.G.S., die zijne geboortestad verlaat, New-York, om zich ‘te gaan vestigen’ in de streken nabij Louisville in Kentucky. Dit gelukt hem evenwel niet, zoodat hij zich verplaatst naar Philips-country in Arkansas. Reeds spoedig ligt hij aldaar onder verdenking van een Noordelijke en abolitionist te zijn, wordt als zoodanig vervoerd naar de stad Jeffersonsville ten einde aldaar voor den lijnchregter te verschijnen, als beschuldigd: te zijn abolitionist, wiens doel het is opstand onder de slaven te bewerken. Na een verhoor van eenige uren te hebben doorgestaan, ten overstaan van een ‘hoop dronken jan hagel, gewapend met dolken en pistolen, die, hoe meer zij dronken, hoe luider zij
| |
| |
schreeuwden als bezetenen: ‘hij moet hangen,’ enz. wordt hij vrij gesproken. Hij reist naar Memphis en wordt aldaar gedwongen vrijwilliger.
Thans volgt eene reeks van wederwaardigheden en ontmoetingen op bivouac, in kantonnement, garnizoen en op 't slagveld. Dit veld is tevens een ruim veld voor hem vooral, wiens scheppende verbeeldingskracht niet geheel verlamd is. Wij, die met de handelingen in 't groot op eenig slagveld, min of meer, en met de werkdadige handelingen in het afgetrokken' meer van nabij bekend zijn, wij aarzelen geen oogenblik, vele ontmoetingen des schrijvers gedurende den slag, zonder ze bepaaldelijk tegen te spreken, althans voor hoogst wonderlijk te verklaren. Evenzoo wonderbaarlijk is het avontuur ‘op een spoortrein:’ de schrijver ‘verruilde’ zijn uniform voor een werkpak en voegde zich bij den machinist (op de locomotief), vast besloten om zoo veel hij kon af te zien hoe men met een locomotief moet omgaan (!) In éénen dag tijds, waarvan nog een geruimen tijd in ‘duister’ gereden, had hij, ‘terwijl alles in volmaakte orde was, de hoeveelheid stoom, die noodig was om den trein te doen loopen en de werking van de verschillende deelen der locomotief bestudeerd, en een goed deel van den weg de locomotief zelf te hebben bestuurd..........’ ‘En nu begon ik mijn leertijd met het besturen van een spoortrein der afgescheiden staten, met een regiment opstandelingen in de wagens. De locomotief gedroeg zich verwonderlijk, en ik begon mij reeds op mijn gemak te gevoelen, want zij gehoorzaamde aan ieder door mij gegeven bevel, als of zij mij voor haren wettigen heer erkende’, (de machinist was intusschen gedeserteerd.)
‘Ik kon niet anders dan eene huivering gevoelen wanneer ik dacht aan den toestand, waarin ik mij geplaatst zag.’ (hij was dus niet op zijn gemak) ‘In mijne hand, toch, beruste het leven van meer dan duizend menschen, die in een vijf en twintigtal wagens vervoerd werden langs een weg, dien ik nooit had gezien, op een trein zonder hoofdlantaarn en op zulk een donkeren weg, dat ik slechts een paar roeden voor mij uit kon zien, en, wat de kroon op alles zette, schier ten eenenmale onbekend met de zaak.’ Eindelijk na een eind weegs, met eene snelheid van tien mijlen (engelsche?) in het uur, te hebben afgelegd, komen ze aan een houten
| |
| |
hangbrug, ‘die diende om den trein over een vijftig voet diepe kloof heen te voeren,’ en na over die brug te zijn gestoomd ‘loopt het voorste van den trein op eenen anderen in,’ hetgeen met eenige schade aan denzelven en de schrik der passagiers afloopt. Hier verklaart de schrijver aan den kolonel kommandant van het regiment opstandelingen, dat hij officier is bij de artillerie, belast met het overbrengen van ‘ammunitie’ naar Bowling Grun; terwijl hij - op bl. 48 vermeldende eene bevordering tot onderofficier - van geene nadere bevordering spreekt, welke gebeurtenis toch wel, o.i., bij de vermelding van lotgevallen behoort. Voorts wordt hij bij de kavallerie overgeplaatst en neemt bij voortduring deel aan den guerilla-oorlog, waarbij het weder niet aan avonturen ontbreekt. De schrijver wordt benoemd tot adjudant, woont eenen veldslag bij en beschrijft de akeligheden van den oorlog, waarbij hij tusschen de stervenden slaapt (!!) Thans neemt de schrijver de dienst waar van aide-chirurgijn te Corinthe; van Corinthe trekt hij naar Mobile, waar hij te vergeefsch eene ontvlugting beproefd; wordt van Mobile naar Selma verplaatst; vertrekt met verlof naar Richmond om zijn traktement ‘te gaan ontvangen;’ gaat naar Selma terug en ontvlugt van daar, onder eene reeks van aan het wonderbaarlijke grenzende wederwaardigheden en ontmoetingen, en komt eindelijk te huis, te New-York.
Alhoewel men volgens de aankondiging in het ‘woord vooraf’ ‘een inzigt’ verwacht ‘in dien verbazing wekkenden opstand hetwelk (inzigt) niet verkrijgbaar is voor iemand in het Noorden en die de zaken met een Noorderlijk oog beziet,’ zoo wordt de lezer over 't algemeen hierin teleurgesteld; evenwel wordt hier en daar het gordijn even weggeschoven om als 't ware steelsgewijze een blik te slaan in den oorsprong en geschiedenis van dezen opstand; bijv. op bl. 32 zegt de schrijver: ‘....De planters (in het Zuiden) zijn het die dezen opstand het meeste en krachtigste aanvuren; en na mijne terugkomst in het Noorden is het mijne meening, dat het grootste van de voorstanders der unie hier in slaap ligt verzonken, omdat het de strekking en de ernstige gevolgen van den opstand van (in) het Zuiden niet geheel en al inziet.’ (1861.) ‘Hier in het Noorden begrijpt men het ernstige van de zaak lang zoo niet als dit het geval is
| |
| |
in de in opstand zijnde staten. Beschaafde en christelijke vrouwen, duchtende dat de Noordelijke legers hare woningen overvallen, hare echtgenooten en broeders van hare zijde weg slepen, en hare eigendommen rooven zullen, zijn genoodzaakt een levendiger belang te stellen in den strijd, dan waartoe de meesten van het Noorden in staat zijn, de wijl deze zich op verre afstand van het oorlogstooneel bevinden, en zich ter naauwernood de ellende en de gruwelen van den strijd kunnen voorstellen. Ik twijfel er waarlijk geen oogenblik aan of er zouden regimenten van vrouwen zich vormen, wanneer zij in staat waren iets ten bate van de zaak van het Zuiden te kunnen uitrigten. Dat zij allen ongelijk hebben en blind zijn door zich tegen de wettige overheid aan te kanten, maakt hen misschien nog wel zoo hevig en opgewonden.
Op bl. 50 vinden wij eene aanwijzing der hulpbronnen der opstandelingen: ‘...Gedurende zes weken dat ik bij de artillerie was geplaatst,’ zegt de schrijver, ‘leerde ik eenige feiten, die van belang zijn door het Noorden gekend te worden. Nadat ik weder bij de mijnen was teruggekeerd, hoorde ik over twee dingen de grootste verwondering aan den dag leggen: de onvermoeide geestkracht van het Zuiden en de onuitputtelijke hulpbronnen, die het bezit, vooral in het verkrijgen van kanonnen, draagbare wapens en krijgsbehoeften. Hoe hebben zij, tijdens zulk eene langdurige en vernielende worsteling, een met de behoefte evenredig aantal van deze kunnen verkrijgen en vervaardigen?’
‘Het zij mij veroorloofd in antwoord op deze vragen te zeggen: De aanzienlijke voorraad van kanonnen - om hiervan het eerst te spreken - door dien beruchten dief Floyd zoo verraderlijk in de Zuidelijke forten en arsenalen gedurende zijn diensttijd opgestapeld, was een goed begin voor dit gedeelte der krijgsbehoeften. Ook werd er door Zuidelijke officieren verhaald, dat een groot aantal der in den Mexikaanschen oorlog gebruikte kanonnen van het Zuiden en bepaaldelijk, naar ik heb hooren zeggen, te Point Isabel was opgeslagen. Deze werden spoedig in gebruik genomen. Menig oud Mexikaansch en koperen kanon werd weldra tot modern veldgeschut vergoten,’ (hergoten?) ‘Men zegt dat deze de beste stukken in het leger der opstandelingen ge- | |
| |
weest zijn, omdat in het metaal een groot deel zilver aanwezig was.’
‘In de eerste dagen van den opstand bestond er een uitgestrekte geschutgieterij in New-Orleans, waardoor uitstekende batterijen geleverd werden. Deze batterijen heb ik in verschillende gedeelten van het leger gezien. Deze geschutgieterij werd door Noordelijke en vreemde werktuigkundigen bestuurd. Memphis leverde een aantal twee-en-dertig en vier-en-zestig ponders, alsmede een goed deel ijzeren Parrotkanonnen. Deze werden op de maritieme werf van Street en Hungerford gegoten. Te Mashville, Tennessee, bezorgde de firma F.M. Brennan & Comp. een groote hoeveelheid ligt geschut van verschillend kaliber, en kort (korten tijd?) voor (vóór?) dat Farhville ontruimd werd, bestond daar een voortreffelijke machine tot het vervaardigen van gegroefd geschut, die ik zelf heb gezien. Zij zonden een spion naar het Noorden, die, naar mij verhaald werd, op de gieterij te fort Pitt de teekeningen en bijzondere voorschriften wist magtig te worden, waardoor hunne werklieden in staat gesteld werden deze machine te vervaardigen. Dit (deze) kostbare en voor hen onschatbare machine werd naar Georgie, overgebragt.’
......‘Na de door de opstandelingen geleden tegenspoeden te fort Henry en Donelson en den terugtogt van Bowling-Green en Narhville, toen generaal Beauregard het bevel over het leger van de Mississipi-vallei aanvaardde, verzocht hij in een oproeping aan de burgers om klokken van allerhande grootte. In sommige steden stond iedere kerk hare klok af. Buitenplaatsen, fabrieken, openbare instellingen en plantaadjes zonden de hunne, en de bevolking verschafte groote massa's oud koper van allerhanden aard, zoo als: vuurbokken, kandelaars, gaz-ornamenten, ja tot zelfs deurknoppen toe.’
‘Maar het beste geschut is uit Engeland.’
‘In het vervaardigen van wapens hebben de Zuidelijken meer kracht ontwikkeld dan de Noordelijken wel hebben gelieven te gelooven.’
‘In April 1861, terwijl Floyd secretaris van oorlog was, werd er in Memphis reeds begonnen aan het veranderen van een onnoemelijk getal geweren van den ouden stempel.
| |
| |
Zelfs voor dat de scheiding nog een fait accompli was, heb ik daar dat werk zien verrigten. New-Orleans heeft de beste geweren geleverd, die ik ooit in het Zuiden heb aangetroffen. Zij waren volkomen gelijk aan de Fransche miniégeweren, en voorzien van uitstekende zwaardbajonetten.’
Ons bestek laat niet toe, meerdere aanhalingen, betreffende den politieken toestand der Vereenigde Staten, over te nemen. Zij vormen geen geheel, en zijn over 't algemeen zeer zuinig tusschen de lotgevallen des schrijvers ingevlogten.
Verscheidene taalfouten trokken onze aandacht, terwijl de correctie insgelijks veel te wenschen overlaat: Wij vinden onder anderen op bl. 7 ‘die vervolekte Yankee!’ lees: vervloekte; bl. 10, ‘greep er een ongemeen spoedige omkeer plaatsen werd ik bijna,’ lees: plaats en werd ik, enz.; bl. 35, ‘terwijl hij hun hun gebrek aan vaderlandsliefde verweet; bl. 50, ‘Mexiaanschen,’ lees: Mexicaanschen; bl. 61, ‘ten uitooer,’ lees: ten uitvoer; bl. 87, ‘met gevoel begiftigde menschen,’ waarom niet: met gevoel bezielde menschen? bl. 120, ‘waar er er een arm of been was afgezet stierven er acht van de tien;’ bl. 124, ‘zijne oogen geblinddoekt;’ bl. 139, ‘deze soldaat was desserteur;’ bl. 148, ‘beginsel van afsche(i)ding.’ Ook veroorzaakt de weglating van leesteekens hier en daar onzin, bijv. bl. 13, r. 5 o. en meer andere plaatsen.
Als een onderhoudend, boeijend werk mag het niet worden aanbevolen; belangwekkende zaken behelst het evenmin. Papier en druk zijn goed.
x2
|
|