door zekeren Zwolschen pastoor A. Waijer, van dat ontbrekende tweede deel vervaardigd. En van dat excerpt nu, klaarblijkelijk hier en daar gebrekkig - maar vergelijking met het geëxtraheerde is niet mogelijk - geeft het voor ons liggende boek eenen letterlijken afdruk.
Belangstellenden zullen daarvoor de Vereeniging tot beoefening van Overijssels Regt en Geschiedenis dankbaar zijn; maar oneindig meer dank zou de deskundige hebben verdiend, die het stuk met de van elders bekende geschiedenis had vergeleken en deze er uit verrijkt of opgehelderd, en die daarbij andere onuitgegeven bescheiden had geraadpleegd en daarmede de historie van het laatst der XVde tot in drie vierde der XVIde eeuw verrijkt. Doch dat kan nog geschieden, en wij zouden het eene belangrijke aanwinst achten indien iemand er zich toe opgewekt gevoelde. Nu is de afdruk slechts dienstig voor wie op het eene of andere bijzondere punt het uittreksel uit toe Boecop begeert na te slaan.
Aan het slot vindt men eene Geslachtslijst van de familie toe Boecop 1277-1776, welwillend verstrekt door Mr. W.J. baron d'Ablaing van Giessenburg uit eigen aanteekeningen. Trouwens, het gebruik maken van eene, vrij zeker betere geslachtslijst, afkomstig van den baron van Spaan en bij de archiven van den Hoogen Raad van Adel berustende, was door den minister van justitie - welken, wordt niet gezegd - geweigerd. Wij kunnen niet nagaan, welk nadeel de minister in het inwilligen der gevraagde vergunning mag hebben gezien; maar dit ware naar onze overtuiging voor 't minst voegzaam geweest, dat de redenen der weigering waren medegedeeld. En daar men van een ministerie van justitie geene kinderachtigheden of kleingeestigheden verwachten kan, zou dan ook de Vereeniging grond gehad hebben om er in te berusten. Eene ongemotiveerde, hooghartige weigering strookt niet met de begrippen van onzen tijd aangaande dergelijke zaken.