natuurlijke geschiedenis van den mensch door J. van der Hoeven; de beenderenholen door T.C. Winkler; de stoutste onderneming van onzen tijd door P. van der Burg. Het deed ons echter leed dat de heer v.d.B. op blz. 242 juist van eene vinnige en bitse aanmerking gebruik moest maken om ons te vertellen dat hij als bronnen de Illustrirte Zeitung en Dingle's Polytechnisches Journal gebezigd heeft. Zoo iets is niet humaan en de Redactie had zulks ook niet moeten plaatsen. Waaraan wij den palm toekennen, is: de studiën over den olifant door A.W.M. van Hasselt dat vooral ook door populariteit uitmunt. Jammer is het dat vele schrijvers geen tact bezitten om bij hetgeen zij schrijven genoeg af te dalen tot het groot publiek, zij veronderstellen doorgaans òf te veel, en in sommige opzigten te weinig kennis van zaken bij hunne lezers; trouwens de keuze van een onderwerp draagt er ook zeer veel toe bij, doch in dat geval raden wij den heeren medearbeiders liever zulke onderwerpen te kiezen die meer algemeen verstaan en begrepen worden. Men zal ons tegenwerpen dat het Album niet voor een zeker soort van lezers bestemd is, maar in 't algemeen voor ieder, zoodat ook zelfs de geleerde zich niet behoeft te schamen, het werk te raadplegen; ofschoon vrede hebbende met dit argument moeten wij dan toch doen opmerken, dat de meeste onderwerpen hem uit andere buitenlandsche tijdschriften niet vreemd zullen zijn ten minste niet behooren te zijn. Daaronder rekenen wij vooral de bijdrage ‘over den vermoedelijken ouderdom van het menschelijk geslacht door Lubach dat men bijna in ieder buitenlandsch natuur-philosophisch tijdschrift, veel uitvoeriger nog, vinden kan. De Victoria regia eveneens en z.v.a.m. Men wane evenwel niet dat wij iets te kort willen doen aan de erkende talenten van zoovele mannen, wier namen een sieraad voor het werk zijn; integendeel wij brengen hun gaarne ook bij deze onze hulde, en zeggen hun dank voor de vruchten
hunner studie. Behalve in het wetensch. bijblad is de heer Harting ditmaal vrij karig geweest met zijn arbeid daar hij zich slechts tot een paar kleinigheden bepaald heeft waartoe nog wel een wetenschappelijke bedelbrief behoort, tot ondersteuning der uitgave van het kostbare werk over Oost-Indische visschen dat de heer Dr. P. Bleeker voornemens is in het licht te