werd de heer Spijker ten vorigen jare tot een anderen werkkring geroepen; door den Koning was hij benoemd tot directeur van de afdeeling: Hervormde en andere Eerediensten, behalve de Roomsch-Catholieke, van het departement van justitie. Was het buitengewoon, dat een man van dien leeftijd, om andere redenen dan ouderdom of zwakheid zijne bediening nederlei; niet minder zeldzaam moest het voor de Amsterdamsche gemeente zijn, het afscheidswoord te hooren van een leeraar, die nog krachtig en ijverig genoeg was om geen emeritaat te verlangen, maar integendeel een ander gewigtig ambt op zich te nemen. Toch was dit buitengewone niet de voorname reden, die eene groote schare zamenbragt in het kerkgebouw, waar dat afscheidswoord gesproken zou worden. Het is bekend hoe hoog Dr. Spijker door velen wordt geacht, door hoe velen ten allen tijd, ondanks het klimmen zijner jaren, zijne heldere, degelijke prediking zeer werd gewaardeerd. Geen wonder dus dat velen zijn laatste woord verlangden te hooren. En gewis niemand, die met gespannen verwachting daarheen ging, is teleurgesteld weêrgekeerd. Want die afscheidsrede is hoogst belangrijk, ernstig en gemoedelijk. Wie haar hoorde zal haar zeker gaarne nog eens lezen, en wie haar niet konden hooren, mogen zich verblijden over de uitgave, die hen in staat stelt ze ook te leeren kennen.
Het doel dat de spreker zich in die ure voorstelde was: zijner gemeente eene laatste leering, eene laatste vermaning, eene laatste bede te doen hooren. De tekst, dien hij zich daartoe had gekozen: 1 Joh. II:18a ‘Kinderkens, het is de laatste ure.’ Het zal wel niet nader behoeven gezegd te worden, dat wij deze rede met groote belangstelling hebben gelezen, en dat wij haar in menig opzigt boven onzen lof verheven achten. Wie degelijk voedsel voor verstand en hart verlangt en echte stichting zoekt, die bevelen wij haar onvoorwaardelijk aan. Toch zij het ons vergund eene enkele aanmerking te maken. Zij betreft de keuze en het gebruik van den tekst. Wat Spijker heeft gezegd om zijne behandeling van het woord des apostels te regtvaardigen, is niet bevredigend en toont dat hij zelf heeft gevoeld daarvoor eene verontschuldiging te moeten aanbrengen. De tekst is niet anders dan een motto. En dit kunnen wij niet goedkeuren.