Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1863
(1863)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 134]
| |
weinig verder dan de cirkel die men op het titelblad bepaald vindt en over het algemeen zijn zij dan ook niet zeer gezocht, al is hun inhoud ook nog zoo goed en degelijk; algemeene titels lokken meer tot kennismaking uit dan dezulken die slechts schijnbaar betrekking hebben op een gedeelte des lands, des volks, de eene of andere tak van wetenschap enz. Wanneer men bijv. in aanmerking neemt dat dit jaarboekje 80 blz. bevat die uitsluitend voor Utrecht eenig nut hebben, dan komt deze of gene al ligt tot de gevolgtrekking dat het geheele jaarboekje alleen toepasselijk is op Utrecht en omstreken. Wij voor ons zijn zoo kleingeestig niet, doch het groote publiek oordeelt veelal naar het uiterlijke. Dit jaarboekje is dan ook naar onze bescheiden meening eigenlijk geen volks-almanak daar het bijna geheel aan oudheid- en letterkunde gewijd is. Dit belet echter niet dat wij onze bijzondere tevredenheid betuigen aan den geachten redacteur, die waarlijk met jeugdige krachten aan de zamenstelling van het geheel gearbeid heeft. De beminnaars van oudheidkunde kunnen hunnen smaak zeer bevredigen in het met veel zorg en naauwkeurigheid geschreven: ‘Iets over het kasteel Vredenburg’ waarmede dit boekje door den redacteur geopend wordt; het is eene belangrijke bijdrage ook voor oud-hollandsche taalstudie, terwijl Immerzeel's gedicht: Trijn van Leemput, als behoorende tot de geschiedenis van Vreeburg, er aan toegevoegd is. Ook de daarbij gevoegde platen, voorstellende de belegering van het kasteel Vredenburg door de Utrechtsche burgers, verdienen allen lof. De daarop volgende beschrijving van het St. Cecilia-klooster voldeed ons zeer, alsmede de ontboezeming van den gemoedelijken T. v. Spall: ‘aan mijne geliefde geboortestad Utrecht. Ds. Graadt Jonckerts, die doorgaans altijd kleine kernachtige stukjes levert, geeft ons in zijn ‘boefklok’ het bewijs dat hij geen onbekende is op het gebied der taalstudie en oudheidkunde. Het daarop volgend stukje van dezelfde hand ‘de veeartsenijschool’ getiteld, is o.i. een onbeduidend versje dat volstrekt niet aan den titel beantwoordt. Nog een aantal zeer goede, ja degelijke bijdragen maken den verderen inhoud van het belangrijk boekje uit waaraan nog toegevoegd zijn de levensschetsen van vier hoogleeraren die eenmaal het sieraad onzer Utrechtsche | |
[pagina 135]
| |
hoogeschool uitmaakten, met name B.F. Suerman, J.L.C. Schroeder van der Kolk, H.E. Vinke en J.O. Hulleman. Ons bestek laat ons geene breedere uitweiding toe, genoeg zij het, dat dit jaarboekje eene eerste plaats toekomt in de rij der werkjes van nut en smaak en wij betuigen den geachten redacteur onzen dank voor de genoegelijke oogenblikken die ons de lezing van zijn jaarboekje verschaft hebben. De uitgave laat niets te wenschen over; keurig papier, zeer heldere druk en sierlijke plaatjes waaronder het portret van den beroemden geschiedschrijver Pieter Bor Christiaansz maken het boekje zeer aanbevelenswaard. |
|