met de Twee vrienden van Schimmel; want hoewel ook de naam van dezen schrijver ons iets zeer aangenaams en degelijks deed verwachten, werd deze verwachting geenszins teleurgesteld. In verschillende tafereelen, die telkens schoone contrasten vormen, schetst hij met het talent, dat hem eigen is, natuurlijk en frisch het zelfzuchtig leven der wereld zonder edele beginselen, en daartegenover het leven van regtschapene edele menschen, wier streven door de drijfveren van eer, pligt en godsdienst wordt gerigt, en doet het treffend uitkomen, hoe het eene rampzalig maakt en het andere waren vrede en rein levensgeluk aanbrengt. Zijne karakterteekening getuigt van zijne menschen- en wereldkennis, elke schildering is uit het leven gegrepen en doet naar eene volgende verlangen, de schoone moraal spreekt tot het hart, en men voelt bij het lezen de liefde voor al wat deugdzaam en edel is op nieuw ontgloeijen. Zulke schetsen, waarin het huiselijk en maatschappelijk leven in zijne ware beteekenis is opgevat, zijn buitengemeen aanlokkelijk en leerrijk, en het doet het vaderlandsch harte goed als zulk een oorspronkelijk werk het licht ziet, dat het meeste van buitenlandschen bodem overgebragt overtreft, en voor het beste daaronder niet behoeft achter te staan. De beide hoofdpersonen vooral zijn in het algemeen meesterlijk geteekend, zoodat zij dan ook den lezer helder voor den geest treden, en hem telkens de erkentenis wordt ontlokt, zoo moesten zulke menschen denken, spreken en handelen. Wél schijnt ons het karakter van Isabella Dumahel wat gezocht, en de gevallen minister in zijne eenzaamheid wat veel van zijne uitstekende schranderheid en fijne menschenkennis ontbloot, maar dit zijn een paar vlekjes, misschien ook slechts in ons oog bestaande, die den indruk van het geheel niet kunnen bederven, en wij moeten ten slotte verklaren, dat naar ons oordeel de ‘Twee vrienden’ elk leesgezelschap en elke bibliotheek tot sieraad moet
verstrekken.