als zoude tot heden nog geen ministerie van oorlog, naar het model Alderwerelt hebben bestaan. Op bl. 9 en v.v. geeft de heer a. globaal aan hoe alles, naar den eisch, moet zijn ingerigt: ‘men moet die vestingen, stellingen, muren en batterijen eindelijk eens laten rusten, en zich met hart en ziel gaan toeleggen op de verbetering van het personeel van ons krijgswezen, opdat het leger eenmaal in waarheid zij: eene deugdelijke kern, waarom de volkswapening zich scharen kan. ‘Die deugdelijke kern,’ zoo vervolgt de heer a. ‘Wij meenen het te hebben aangetoond’ (dat wil zeggen ter nedergeschreven) ‘bezitten wij thans in ons leger niet.’ Naar deze voorschriften, alzoo, moet het oorlogsbestuur handelen, althans van dezelve uitgaan. Wij keuren al dat geschrijf over schutterij- en legerorganisatie, lotsverbetering van den soldaat, en wat dies meer zij, hetgeen tot de bemoeijingen, uitsluitend van het dep. van oorlog en binnenlandsche zaken behoort, ten eenenmale geheel af, overtuigd als wij zijn dat het hier niet geldt: ‘Wrijving van denkbeelden leiden tot de waarheid,’ maar men schrijve over eene zamenstelling eener wet op schutterij zonder verpligtende oefening; men beproeve hieraan zijne krachten en stelle op den voorgrond: rekenen op vaderlandsliefde en goede trouw, twee krachtige hefboomen voorwaar waarmede men in tijden van gevaar in veel korteren tijd resultaten van oefening zal verkrijgen, dan met verpligtende dienst en door herhaalde plagerijen ontstanen wrevel.
Wij zullen dit ruime veld niet betreden, aangezien - wij herhalen het - dit niet op den weg van dit geacht tijdschrift ligt, en zeggen dus basta.
Zonder iets in het minst te kort te doen aan de theoretische krijgskennis van den generaal Knoop, kunnen wij onze bevreemding niet onderdrukken als wij hem door den heer Alderwerelt, op bl. 4, met de groote schrijvers Clausewitz en Carnot, als uit eenen adem hooren uitspreken.
De oorlogsvoering is geen roman - men moet met praktische kennis zijn toegerust, men moet, en bij herhaling, als handelend persoon in den oorlog - op het slagveld - zijn opgetreden, wil men met vrucht schrijven wat daar gebeurt is - men moet vooral niet als subaltern, maar als voerende eene zelfstandigheid op ruime schaal, hebben