in de ziel van den Zigeuner als van den Magyaar kennelijke deugden huisvesten, en bovenal heerlijk zijn sommige hunner liederen als wij ons geheel in hun' toestand verplaatsen; wanneer wij b.v. het volgend lied hooren aanheffen:
‘IJzer houden onze bergen,
IJzer wordt in 't vuur tot staal. -
Durft de vijand ons te tergen,
Szamos kroost is als 't metaal,
Als 't metaal uit zijne bergen.
Uit der bergen diepe kloven,
Stormen we in het dal ter neêr,
Weten have en vee te rooven,
Keeren koel beraden weêr,
Weêr naar onzer bergen kloven.
Als een ring van gloeijend ijzer,
Is de liefde pas ontstaan;
Om het hart van dwaas en wijzer
Past ze en voegt ze willig aan
Als een ring van gloeijend ijzer.
Lief en leed beproeft de liefde,
Zoo als vuur en vocht 't metaal
Doch versterkt door al wat griefde
Hecht en duurzaam meer dan staal,
Is een lang beproefde liefde.’
Wanneer wij zulk een lied vernemen uit den mond van een volk dat door ons, als meer verfijnden in beschaving wordt achtergesteld, dan kunnen wij hier het schoonheidsgevoel niet ontzeggen, dat de zoon der bergen zoo eigenaardig weet uit te drukken en ons aan den onvergelijkelijken Ossian herinnert.
Wij keuren daarom deze tafereelen uit het volksleven der Hongaren en Bohemers, eene plaats waardig op de leestafel van hen die geene gelegenheid laten voorbijgaan om voedsel te zoeken voor hun verstand en hart. Op de vertaling valt weinig aan te merken of 't moest alleen het poëtisch gedeelte gelden, dat ons niet overal even goed voldeed, al schemert er welligt ook de geoefende hand door; immers niet alle stukken van meesters zijn meesterstukken. Het titelvignet is niet meer dan zeer middelmatig, overigens is de uitgave, wat pa-