vallen. In dezen achtsten druk, zijn door den heer P.K., op vereerend verzoek van den uitgever, hier en daar eenige kleine veranderingen gemaakt, welke hem ter bevordering van de duidelijkheid noodzakelijk voorkwamen, en hierdoor heeft ongetwijfeld het boekje in bruikbaarheid gewonnen.
Vooral eerstbeginnenden behoort men de gronden der moedertaal op eene bevattelijke wijze voor te dragen, wil men vruchten inoogsten van zijnen arbeid. Dit vereischte heeft de heer Hagoort over het algemeen goed in het oog gehouden, en wij gevoelen volkomene vrijheid, zijn werkje met warmte aan te bevelen.
Het leerboekje is ingerigt, volgens de oude methode, dat is: met vragen en antwoorden. Wij willen niet onveinzen dat wij met dezen leervorm niet bijzonder ingenomen zijn; doch, aangezien de oordeelkundige onderwijzers (en zulke zullen er, dunkt ons, wel onder de wet van 1857 in 1863 aanwezig zijn?) zich hieraan niet behoeven te storen, gelooven wij niet, dat het doeltreffende (vooral niet doelmatige, waarde lezers!) gebruik van het boekje er door belemmerd zal worden.
De navolgende opmerkingen mogen bij een' eventuëlen negenden druk eenig nut doen.
1o. Bl. 7. Vraag. Hebben alle zelfstandige naamwoorden het enkel- en meervoudige getal?
Antwoord. Neen; sommige zelfstandige naamwoorden, in eene algemeene beteekenis genomen, hebben uit hunnen aard geen meervoud, zoo als: aarde, asch, vet, ijzer, enz.; terwijl andere nooit in het enkelvoud gebruikt worden, bv. onkosten, gebroeders, gezusters, inkomsten, enz.
(Onzes erachtens, kan het woord inkomsten ook zeer gevoegelijk in het enkelvoud: inkomst, gebruikt worden. De penningmeester in de Burger-Societeit in de stad onzer inwoning bezigt, in zijne jaarlijksche verantwoording, altijd de woorden uitgaven (pluralis) en inkomst (singularis). Deze heer nu is, wel is waar, geene autoriteit op het gebied der Nederlandsche taalkunde; maar wij vinden in deze toevallige omstandigheid een ongezocht bewijs, dat niet-literatoren zelfs het woord inkomst kennen en gebruiken.)
2o. Bl. 19. Vraag. Hoe verdeelt men de werkwoorden? Antwoord. In vijf soorten, als: