Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1863
(1863)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe bestorming der vesting Bergen op Zoom, op den 8sten Maart 1824, beschreven door Jan Egbertus van Gorkum, in leven gepensioneerd generaal majoor. Leiden, F. Hooiberg & Zoon 1862. Prijs ƒ 1,70.Het is eene onbetwistbare waarheid dat alle episodes uit de krijgsgeschiedenis, zoo wel die rakende ons vaderland als wel den vreemden bodem, zoowel uit den ouderen als nieuweren tijd, den krijgsman, vooral den jongeren officier, tot volmaking zijner militaire opvoeding zoo min te ontberen zijn als het voedsel ter zijner ligchaamsontwikkeling. Hiervan zal de in zijnen tijd zoo wakkere van Gorkum ten zeerste doordrongen geweest zijn; immers is het niet te veronderstellen dat de grijsaard, op 81 jarigen leeftijd, in zijn persoon, de held van 1814 aan het publiek zal voorstellen. De man was hiervoor te edel, te nederig. Hij schreef de hier bovenaangekondigde bestorming ter leering. Hij doet hier uitkomen wat intelligentie, gepaard aan zelfstandigheid vermag in tijden van gevaar: hem, den kapitein, wordt door den engelschen generaal Graham gevraagd of Bergen op Zoom, door eenen krachtigen onverhoedschen aanval (attaque de vive force) zoude te nemen zijn. Op zijn bevestigend antwoord wordt van Gorkum, ‘bij kabinetsorder van den Souvereinen Vorst,’ den 24 Januarij 1814 gelast, zich onder de bevelen van den generaal-en-chef van het britsche leger, Graham, te Oudenbosch, te stellen. Van dezen oogenblik af aan, wordt hij belast met het vervaardigen eener figuratieve kaart der landstreek tusschen Braschaet en de Schelde, van Putten tot Merxem, en voorts met een plan der operatie en de leiding derzelve, belast. ‘Ik gevoel mij gedrongen,’ zegt de achtenswaardige, thans | |||||||||
[pagina 46]
| |||||||||
overleden generaal van Gorkum in zijne inleiding, ‘mijne landgenooten naauwkeurige aanteekeningen aan te bieden van hetgeen bij gelegenheid van Neêrlands bevrijding werd in het werk gesteld, om de zelfstandigheid van den staat te bevestigen. Het geldt belangrijke en schier geheel onbekende bijzonderheden; gebeurtenissen, waarvan ik zelf een werkdadig getuige was, die mij dus naauwkeurig bekend zijn en naar mijn gevoelen verdienen voor het nageslacht bewaard te worden. Ik zou mij zelven ook niet voldoen met ze achter te houden; ik zou mij voor mijne kinderen niet genoeg verantwoord achten; terwijl de overweging van de kortheid van levenstijdGa naar voetnoot1), mij volgens menschelijke berekening nog slechts vergund, mij tot eenige bespoediging dringt: “Het krijgsbedrijf, waarvan ik met dit doel verslag wensch te geven, is, met uizondering van het officiëel rapport van den generaal-en-chef van het Britsche leger in de Nederlanden, Sir Thomas Graham, en het uitvoerige doch met grove onnaauwkeurigheden vermengd berigt van den franschen kolonel der genie le Grand,” (destijds opperbevelhebber van Bergen op Zoom) later zoo verschillend en verkeerd voorgedragen, dat dit op zich zelve reden zou zijn er het stilzwijgen niet over te bewaren.’ Behalve de verdiensten, om nuttig te zijn voor den beoefenaar der krijgskunst, zoo eigen aan dit geschrift, bevat het allerbelangrijkste wenken voor den volksvertegenwoordiger, wenken, der behartiging over waard. Wat zegt de beroemde van Gorkum op bl. 34, onder anderen: ‘In tijden van langdurigen vrede is het den Hollanders eigen aan de bestendigheid der rust te gelooven, alle voorzorgen, door het bekende si vis pacem para bellum voorgeschreven, niet alleen als overbodig, maar zelfs als verderflijk voor hunne welvaart, zoo wel de tegenwoordige als toekomstige, te beschouwen. Sedert den dood van prins Frederik Hendrik was het leger en het defensiewezen te lande geheel verwaarloosd; alleen aan het zeewezen werd, tengevolge der oneenigheden met Engeland, de hand gehouden; van daar dat, toen in den | |||||||||
[pagina 47]
| |||||||||
diepgezonken en kommervollen toestand des vaderlands in 1672, zoo vele sterke steden uit gebrek aan voorzorg (!) in handen van den vijand vielen, voor de bezetting althans van Bergen op Zoom en der linie van Steenbergen zoo wel was gewaakt geworden, dat de franschen de provincie Zeeland, in welker zeehavens men eene veilige verblijfplaats voor de vloot wilde bewaren, als ook de provincie Holland aan deze zijde en aan den zeekant, onaangeroerd moesten laten. Wanneer wij bij deze beschouwing den toenmaligen staat van tegenweer op dit punt van het frontier, tot behoud van eene zoo belangrijke provincie en van de landen achter de linie van Bergen op Zoom tot Steenbergen gelegen, vergelijken met de hedendaagsche verdedigingswerken en de onverschilligheid daaromtrent of verwaarloozing daarvan, zien wij ons in eenen toestand verplaatst, die eenen nog droeviger tijd voor Nederland voorspelt dan die van de Witt in 1672, wanneer Nederland thans met dezelfde veroverzieke natie in oorlog mogt geraken.’ ‘De vestingwerken van Steenbergen in een gedeelte der linie bij Bergen op Zoom zijn geslecht. De in die linie gelegene forten Rover, Prins en Moermont, met de sluis en waterwerken dezer linie en het riviertje de Zoom, die de inundatie voor deze vesting en linie moeten formeren, worden niet alleen niet onderhouden, maar zijn verlaten (in 1857 geheel geslecht en in bouwland herschapen), en vervallen zoodat gansch Zeeland en het beheer der Zeeuwsche stroomen en wateren, die naar het hart van Holland voeren aan vermeestering prijs gegeven zijn; gevolglijk is ook naar Bergen op Zoom de toevoer, die de voornaamste sterkte dezer vesting uitmaakt, geheel aan afsnijding blootgesteld. En toch gelooven wij geen te groot vermogen aan deze vesting en linie toe te kennen, als wij beweren, dat zij het behoud van Holland en Zeeland in de rampvolle tijden ven 1672 gewaarborgd en daardoor tot behoud van de onafhankelijkheid van den staat niet weinig bijgedragen hebben.’ Vóór het jaar 1784 waren de keelen der forten Moermont, Prinsen en Rover gesloten, door welke omstandigheid de generaal van Löwendahl bij de belegering van Bergen op Zoom in 1747 de Steenbergsche linie niet had durven aan- | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
vallen, omdat na de vermeestering der gebastioneerde linie dan nog de geslotene forten, ieder op zich zelf ter belegering overig bleven. Evenwel werden de keelen geopend....en, ten gevolge dezer zoo dwaze maatregelen zegt de generaal van Gorkum op bladz. 44: ‘De militaire commissie uit den Raad van Staten, aan welke de voorschreven ontsluiting van de keelen der forten voorgedragen was, keurde dit voorstel af, en verzette zich aanvankelijk op klemmende gronden daar tegen, maar den last ontvangen hebbende van zooveel doenlijk geld te laten verwerken, stond zij eindelijk dit openen der keelen aan de genie toe.’ ‘Wie heeft in onzen tijd,’ (dit schreef de generaal van Gorkum, let wel, in 1862) ‘bij minder of wel geen overvloed van geld, niet dezelfde verkeerdheden bij den vestingbouw opgemerkt?’ Sedert de onderwerping van Holland aan het Fransche bewind, na 1795, meer bijzonder na de inlijving van Holland in het Fransche keizerrijk, of sedert de lente van 1810 was het verdedigingsfront der vesting Bergen op Zoom geheel omgekeerd; dewijl het niet meer tegen het zuiden of tegen Frankrijk, maar tegen het noorden in den schakel der vestingen ter verdediging van het Fransche rijk moest dienen, moesten de Franschen te regt wenschen, dat de linie van Steenbergen - die tegen het Zuiden gerigt, den toegang voor de Franschen naar Nederland afsloot - werd verlaten en geslecht. ‘Maar die ontruiming’ - zegt de generaal van Gorkum op bl. 46 - ‘en thans helaas! de slechting door ons bewind in Franschen zin, verwezentlijkt, zal wel door ieder vaderlander, en in het bijzonder door hen, die het krijgsbelang van Nederland op dit punt kennen, als bedroevend en voor onze toekomst als zeer bedenkelijk geoordeeld worden.’ Dit nu, is de beschouwing eens mans, in het vak der vestingwerken grijs geworden, die de bewijzen van zuivere verdiensten op de borst droeg. Zou dan in dezen tijd die stem niet een gewigt in de schaal der landsverdediging leggen?....Helaas! Wij vreezen er voor! Wij wenschen dan dit boek hartelijk welkom! en koesteren tevens de hoop, dat het tot in de harten der volksvertegenwoordigers moge doordringen en weerklank vinden. Bij het doorlezen vielen ons de navolgende drukfeilen in 't oog: | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
De beeldtenis van den grooten generaal is treffend gelijkend en meesterlijk teruggegeven. De schets der vesting en omstreken doet de steendrukkerij der uitgevers T. Hooiberg & Zoon de meest mogelijke eer aan. x2. |
|