| |
| |
| |
Maarschalk Voorwaarts.
Door P. van de Velde Mz.
Eene oneindige reeks van herinneringen verbindt zich aan het jaar 1813. Dit geldt niet van één volk, dit geldt van een geheel werelddeel. Niemand, die eenige beschaving bezit, is onbekend met een gedeelte der gebeurtenissen, welke in dat zoo hoogst merkwaardig jaar voorvielen. De een weet het bij overlevering, door mondelinge mededeeling van vader en grootvader; een ander heeft als kind reeds op de school geleerd, wat er toen gebeurde. Met gloeijende kleuren is 't afgemaald, door dichters bezongen, door penseel en graveerstift vereeuwigd.
Die herinneringen zijn in veler gemoederen aanwezig, maar zij sluimeren; zij zijn eene vonk, die slechts eene enkele oorzaak, eene opflikkering behoeven, om van eene vonk tot eene helle vlam over te gaan. De eene plaats is ruimer daarmede bedeeld dan de andere; de eene plaats nam meer aandeel dan die gebeurtenissen dan de andere, leed meer, had meer redenen om zich te verheugen, telde meer mannen, die in ruime mate het hunne toebragten dan de andere. Maar 't zij weinig of veel; die herinneringen bestaan, die vonk is aanwezig!
En nu schrijven wij 1863 en vijftig jaren zijn verloopen sedert dat gedenkwaardige jaar. De menschen hebben eene bijzondere voorliefde voor de getallen 25 en 50, wanneer er sprake is van feesten of herinneringen van feesten. Getuigen de menigvuldige annonces van zilveren en gouden bruiloften, de eeuwfeesten en dergelijken; en er is eene geldige reden voor die gewoonte. De dagelijksche beslommeringen slepen ons zoo dikwijls, zoo onophoudelijk mede; nu en dan komt de herinnering van deze of gene gebeurtenis even doorschemeren, maar die indruk is al zeer spoedig uitgewischt door den niet te bedwingen loop van eene ontelbaar groote menigte andere gebeurtenissen, en daarom is 't goed, dat men na een bepaald aantal jaren al 't andere ter zijde zet, en zich geheel en al en onverdeeld toewijdt aan de herinnering van eene waarlijk der herinnering waardige zaak!
Ook in Nederland heeft men zulks begrepen en wie zal
| |
| |
't bepalen, hoevele plannen van feestvieringen, hoevele ontwerpen voor verhalen, gedichten enz. enz. reeds tot rijpheid zijn gekomen of wel zijn verongelukt. Vooral in die steden, die kunnen bogen op mannen, welke alles veil hadden voor de herkrijging der verlorene vrijheid zal het daaraan wel niet ontbreken. Elkeen weet, hoe men het denkbeeld heeft opgevat, om door een duurzaam gedenkteeken dat belangwekkend jaar te vereeuwigen - een sprekend bewijs, dat de meesten eene werkelijke behoefte aan die herinnering hebben - en is de maand November dáár, dan zal 't wel niet ontbreken aan redevoeringen enz. enz., die allen zoovele variatiën zijn op het zoo belangrijk thema: Vrijheid en verlossing.
Al wie nog vreemdeling mogt zijn in die gebeurtenissen, kunnen en moeten wij verwijzen naar het zoo uitmuntend werk, dat Gedenkboek van Neerlands verlossing, waarin zoo duidelijk en krachtig wordt aangetoond, hoe men van stap tot stap het heerlijk doel naderde; hoeveel krachtinspanning daartoe werd vereischt, hoevele opofferingen men zich daarvoor moest getroosten, hoevele hinderpalen men uit den weg moest ruimen en hoe de volharding ook hier zegevierde.
't Is heden de 12e September, en nadenkende over hetgeen voor 50 jaren in ons vaderland plaats had, dwaalden mijne gedachten en herinneringen over 't ruime veld der historie, en zoo kwam ik tot den man, wiens sterfdag het heden is: een man, die wel is waar geen Nederlander is; een man, die niet gezegd kan worden, goed en bloed voor onze vrijheid in 't bijzonder te hebben opgeofferd, maar iemand, die, mijns bedunkens niet mag vergeten worden; een man, die een geducht tegenstander van onzen gemeenschappelijken vijand mag genoemd worden; kortom, ik bedoel den dapperen generaal Blücher, ook genaamd: maarschalk voorwaarts!
De sterfdag van den held gaf mij gereede aanleiding om den lezers der Vaderl. Letteroefeningen eene korte biographie van hem mede te deelen.
Gebhard Leberecht von Blücher werd in 1742 te Rostock geboren. Hij was de zoon van eenen Keur Hessischen ritmeester, trad tegen den wil zijner ouders als jonker in dienst bij een Zweedsch huzaren regiment en werd reeds bij het eerste gevecht gevangen genomen door hetzelfde Pruissische huzaren regiment, waarover hij later het bevel voerde. In het jaar 1760 trad hij
| |
| |
in Pruissische dienst, maar verliet die weder in 1772 om zich geheel aan de landhuishoudkunde toe te wijden.
In 1787 nam hij, na den dood van Frederik II, weder dienst en ontwikkelde als overste in 1793 zijne talenten, tijdens den veldtogt aan den Rijn, daar hij bij die gelegenheid toonde, hoeveel moed en vastberadenheid hij bezat. Die veldtogt der Pruissen vertoonde het beeld van een sterk ligchaam zonder ziel; de held van Krefeld en Minden: de hertog van Brunswijk; de held van Torgan, Möllendorff, waren niet in staat oorlog te voeren tegen de zonen der Gallische vrijheid.
In ontelbare gevechten moedig, dapper, dikwijls de overwinning behalende, hadden de Pruissische bevelhebbers na verloop van drie jaren evenwel geen voet breed grond gewonnen, en daarenboven niet leeren begrijpen, dat er een nieuw geslacht was opgestaan, en de oude manier van oorlogvoeren voorbij was. Voor Blücher, welke de gebreken zijner superieuren als door instinkt gevoelde, was deze korte oorlog eene voortreffelijke leerschool; hij toonde hier reeds, wat men eenmaal van hem kon verwachten.
Zoo brak het jaar 1806 aan; een jaar, ongelukkig voor Pruissen, ongelukkig voor geheel Duitschland. Pruissen, door Napoleon met minachting behandeld, vernederd, zooals geen staat vernederd werd, zag zich eindelijk, wanneer het zijne eer niet geheel en al wilde prijs geven, genoodzaakt, om aan Frankrijk den oorlog te verklaren. Den 14 October 1806 werd de veldslag bij Jena geleverd, maar deze was reeds verloren, voor hij begonnen werd. Een veldslag besliste het lot van de monarchie van den grooten Frederik. Eene grenzenlooze moedeloosheid en laauwheid, welke men bij de nakomelingen van de helden des zevenjarigen oorlogs voor onmogelijk zou gehouden hebben, vertoonde zich overal, en vooral bij de bevelhebbers; de soldaat toonde meer dapperheid dan zij. Vestingen gaven zich over aan vijandelijke legercorpsen zonder geschut; de bevelhebbers haastten zich, om elkander in schaamtelooze lafheid te overtreffen, geheele regimenten gaven zich zonder slag of stoot over, om...bloed te sparen. Men vlugtte van de Saale over den Oder tot achter den Weichsel.
Zoo was de algemeene toestand, toen Blücher, die den terugtogt dekte en Pruissen voor eene totale vernietiging bewaarde, roemvol te midden van die smadelijke verwarring te voorschijn
| |
| |
trad. Hij had een duidelijk bewustzijn van 't geen hij wilde en doen moest, van 't geen koning en vaderland, tijdgenoot en nakomeling van hem eischten. Een strijd, een eervolle strijd tot op den laatsten man, met opoffering van alle krachten, zoolang er nog redding en tegenstand mogelijk was: dat was zijne zinspreuk, dat zijne leuze. Toen het hem onmogelijk scheen, den Oder te bereiken, daar Hohenlohe zich reeds den 23 October bij Prenzlau met 17000 man aan den vijand had overgegeven, begaf hij zich, door Mecklenburg trekkende, naar Lubeck. Daar ook de Elbe voor hem versperd was, en hij dus den oorlog niet in den rug des vijands kon voortzetten, zoo wilde hij het hem toevertrouwde leger eene veilige stelling verschaffen en de door inspanning en honger uitgeputte soldaten eenige dagen laten uitrusten in de ruimschoots van levensmiddelen voorziene stad. Hier moest hij evenwel het onderspit delven na eenen dapperen tegenstand. Hij gaf zich over, omdat hij zonder kruid en brood was, gelijk het duidelijk in de capitulatie staat uitgedrukt, opdat zijn koning, het leger en de geheele wereld zouden weten, waarom hij tot dezen bitter zwaren stap had moeten overgaan.
Men heeft hem sterk gegispt, omdat hij eene vreedzame, vrije Duitsche rijks en Hanzestad heeft prijs gegeven aan al de rampen des oorlogs, maar men moet wel in 't oog houden, dat het hier niet gold het bestaan van eene geringe legerafdeeling, niet het bestaan eener vreedzame, schijnbaar vrije handelsplaats, maar wel het behoud van den Duitschen volksgeest. Indezen drang der omstandigheden, in dit algemeen ongeluk moest elk middel, dat eenige redding van den bedreigden ondergang aanbood, geregtvaardigd schijnen.
Spoedig na de overgave werd Blücher uitgewisseld tegen den Franschen generaal Victor. Vervolgens was hij in Zweedsch-Pommeren werkzaam aan 't departement van oorlog, maar door toedoen van Napoleon werd hem zijn ontslag gegeven, zoodat hij tot het ambtelooze leven terugkeerde. Sedert de vrede van Tilsit werd Blücher door zijne bevreesde tijdgenooten niet begrepen, ja zelfs om zijne aan 't roekelooze grenzende vermetelheid gevreesd, daar hij niet schroomde, om zich luide te verzetten tegen de onderdrukking van Napoleon. Zijne forsche, ontzag inboezemende gestalte, zijne openhartige, vermetele taal, deed velen zijne tegenwoordigheid vermijden. Hij bezat een
| |
| |
vast, onversaagd karakter dat zonder voor zwarigheden terug te deinzen en zonder bijoogmerken het eenmaal opgevatte plan met alle kracht doorzette. Dat doel was de verlossing van zijn vaderland van de vreemde overheersching.
Zoo komen wij tot het gedenkwaardige jaar 1813 en nu zal 't meer duidelijk worden, waarom Blücher met het volste regt eene plaats verdient onder de mannen, die in de herinnering moeten voortleven en bij eene plegtige herdenking van al het voorgevallene niet mogen vergeten worden.
De algemeene beweging van 1813 plaatste hem aan 't hoofd der Pruisen. Zonder angstig rondom en achter zich te zien, stelde hij alles in 't werk, om zijn doel te bereiken. ‘Napoleon moet ten onder gebragt!’ zoo sprak hij reeds in 't begin van den oorlog, en terwijl hij als bevelhebber allen door moed en dapperheid voorging, zich persoonlijk aan alle gevaren en ontberingen blootstelde, bezielde hij tevens het geheele leger met dien zelfden moed en diezelfde geestdrift.
‘Voorwaarts! altijd voorwaarts!’ dat was zijn oorlogskreet. Voor bevreesden en flaauwhartigen mogt zijne handelwijze bedenkelijk, gewaagd, vermetel schijnen, datgene wat zij vermetelheid durfden noemen, was niets anders dan zijn moed, sterk door de geestdrift, die in hem gloeide; verheven, omdat hij streed voor eene heilige zaak; noodzakelijk, omdat hij zich door de lafheid, langzaamheid en besluiteloosheid zijner bondgenooten aan de vijandelijke overmagt zag prijs gegeven. Zijn moed bestond in 't bewustzijn van zijn zedelijk overwigt, in 't gevoel: ‘Wij moeten overwinnen, want wij willen overwinnen!’ Hij handelde onversaagd, met spoed, ja, zelfs met zekere onstuimigheid, want hij kende zich zelven en de kracht van zijn volk; hij wist, wat hij kon wagen, mogt wagen, moest wagen. In dien oorlog ziet men in Blücher en zijn leger het werkende, rusteloos voortstrevende element. Zonder juist in 't strategische uit te munten, wist zijn scherpe blik 't juiste oogenblik aan te grijpen; hij zag den vijand, viel hem aan en sloeg hem. Dit bewees hij bij Lützen, Bautzen en Haynau. Hij bezat het groote talent, om zich door den vijand nooit te laten overrompelen, wat met andere veldheeren zoo dikwijls het geval is. Hij wist even goed den vijand te ontwijken, wannner hij dit geraden oordeelde, als hem - zelfs tegen zijne oorspronkelijke bedoeling - aan te vallen, te verschalken en te verslaan. In 't gevoel zijner
| |
| |
kracht, in dit trotsche bewustzijn was 't hem onverschillig of de vijand vóór of achter hem was; zijne roemrijkste daad was de slag aan de Katzbach (26 augustus 1813), waardoor Europa den bekwamen krijgsman leerde kennen. Blücher wist niet beter of de vijand was aan den linker oever van de Katzbach, en alle maatregelen werden genomen, om hem daar aan te vallen; men rukt voorwaarts, en vindt evenwel de Franschen onder Macdonald reeds op den regter oever, gereed om den aanval te beginnen, terwijl zij de Pruisen onder Langeron en York terug dreven. Zonder in 't minst door deze geheel onverwachte wending van zijn stuk te worden gebragt, ontwerpt Blücher onmiddelijk een geheel nieuw plan van aanval, behaalt eene roemvolle overwinning en zuivert Silezië van vijanden. Naar deze overwinning verkreeg hij later den titel van ‘Vorst van Wahlstadt.’
De stoute en beslissende overtogt van de Elbe bij Wartenburg (3 October 1813), door welken de oorlog op den linkeroever dezer rivier overgebragt en de vereeniging van het Silezische en het Noordelijke leger bewerkstelligd werd, toonde hoe Blücher's voortvarendheid ook anderen wist mede te slepen, want hij noopte den kroonprins van Zweden, die niettegenstaande zijne dubbelzinnige politiek aan 't hoofd van 't Noordelijke leger stond, om insgelijks de Elbe over te trekken, nadat hij niet, zooals hij beloofd had, te gelijk met Blücher den overtogt beproefd, en dezen door zijn talmen in groot gevaar had gebragt.
Met eene edele zelfopoffering willigde Blücher de meeste eischen van den kroonprins in, ten einde alle scheuring en oneenigheid te vermijden. Hij trok over de Mülde en over de Saale en nam met de zijnen het moeijelijkste en zwaarste voor zijne rekening. Dit ging zelfs zoover, dat de kroonprins hem alleen naar Möckern liet gaan, alwaar den 16 October een slag voorviel. De bekende Barnhagen von Ense zegt hieromtrent: ‘de overwinning bij Möckern is minder door Blücher zelf bevochten dan wel voorbereid; zijn stoutmoedig voorwaarts rukken, zijn moedige aanval toonden ook hier weder dien geest van handelen in 't Silezische leger, welks magtige invloed in de volgende gebeurtenissen en vooral in den slag bij Leipzig zoo duidelijk zigtbaar was!’
Blücher zag hoe noodzakelijk het was, dat het Noordelijke leger aan den slag bij Leipzig deelnam, en daarom voegde hij de helft zijner troepen bij het leger van den altijd nog aarze- | |
| |
lenden Bernadotte, hoewel onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat het geheele leger alsdan tot den aanval moest oprukken. Op deze wijze werd de kroonprins, die nog op twee gedachten hinkte, met geweld tot den strijd overgehaald. Blücher gaf daardoor tevens een voorbeeld van vrijwillige zelfopoffering, door zich zelven op te offeren voor 't algemeen welzijn en zijne eerzucht geheel ter zijde te stellen. Blücher's gedrag jegens den Zweedschen kroonprins van den overtogt bij Wartenburg tot aan de overwinning bij Leipzig op den 18 October, toont niet, zooals men beweerd heeft, ‘een dolle huzarenaard,’ maar integendeel de meest mogelijke inschikkelijkheid, in zooverre daardoor een gewenscht doel was te bereiken.
Door den slag bij Leipzig werd Duitschland tot aan den Rijn van de heerschappij van Napoleon bevrijd. Maar de rivier over te trekken en Frankrijk zelf aan te tasten, dit kwam den voorzigtigen staatsmannen veel te gevaarlijk, ja, als een dollemans werk voor. En nogmaals was het Blücher, die het eerst en met den meesten nadruk op het voortzetten van den krijg aan gene zijde des Rijns aandrong, en op de vredespartij, die verdedigenderwijze aan den oever der genoemde rivier wilde blijven, de overwinning behaalde. Altijd bereid om de daad bij 't woord te voegen, wilde hij reeds den 15 November den Rijn overtrekken, maar op bevel der hooge regering moest hij dit nog eenigen tijd uitstellen. Zijn hardnekkig aanhouden en zijne krachtige taal bragten er evenwel veel toe bij, om vele bezwaren uit den weg te ruimen, zwakken kracht en lafhartigen moed te schenken. In den nieuwjaarsnacht van 1814 ging maarschalk Voorwaarts over den Rijn en drong tot Lotharingen door, al waar hij door zijne wijsheid en geschiktheid eenen zeer goeden indruk bij de bevolking maakte, tot dat latere voorvallen het volk verbitterden.
Bij Brienne stonden Napoleon en Blücher voor 't eerst persoonlijk tegenover elkander; de keizer en de maarschalk Voorwaarts, de kleine korporaal en de oude vader Blücher. De keizer aarzelde; hij hoopte de overwinning niet meer van de wapenen alleen, want de onderhandelingen te Chatillon hadden eenen aanvang genomen. Blücher, die het hoofdcorps onder Schwarzenberg altijd voorui was, drong aan op eenen aanval, op eenen veldslag. Maar juist was er in 't hoofdleger eene groote partij voor den vrede gestemd, ook dáár aarzelde men en gaarn
| |
| |
zoude men Frankrijk - mits volgens de oude grenzen - den keizer hebben laten behouden. Aan de wettige aanspraak der Bourbons dacht de diplomatie nog niet, evenmin als aan den val van Napoleon. Schwarzenberg liet den onstuimigen Blücher vragen, wat toch eigenlijk zijn oogmerk was. ‘Wij moeten naar Parijs,’ was 't antwoord. ‘Napoleon heeft aan alle hoofdsteden van Europa een bezoek gebragt, zullen wij dan minder beleefd zijn? Hij moet van den troon, anders krijgen wij nooit rust!’
Na den onbeslist gebleven slag bij Brienne had op den 1 Februarij 1814 de slag bij La Rothière plaats. Op verlangen van keizer Alexander had vorst Schwarzenberg dien dag het opperbevel aan Blücher afgestaan, en daardoor stonden de beide beroemde mannen persoonlijk tegenover elkander. Op Frankrijks grond toonde Blücher aan de Franschen, dat hun keizer niet meer onverwinnelijk was. Met een verlies van 3000 gevangenen en 70 kanonnen zag Napoleon zich verpligt, om terug te trekken.
Blücher trok nu noordwaarts; het hoofdleger onder Schwarzenberg moest den geslagen vijand vervolgen. Maar even als Blücher vroeger weinig op de ondersteuning van den Zweedschen kroonprins kon rekenen, even zoo weinig had hij nu aan Schwarzenberg, die wel niet zooals Bernadotte zijne eigene staatkunde volgde, maar zich toch moest regelen naar den keizer en diens diplomaten, welke in 't hoofdkwartier de wet stelden. In plaats van voort te trekken, ging het hoofdleger links af, waardoor Blüchers linkerflank geheel prijs gegeven werd; ja! in negen dagen legde het niet meer dan zes mijlen af, zoodat de keizer den noodigen tijd won, om zijne strijdkrachten te verzamelen.
De keizer spreidde in dezen veldtogt al zijne talenten als veldheer ten toon; van alle kanten bedreigd en aangevallen, biedt hij in eenen wanhopenden strijd het hoofd, en met geringe krachten is hij geducht voor de talrijker legers.
Naauwlijks heeft hij de beweging van Scharzenberg bemerkt, door welke de linkervleugel van het Sïlezische leger als voor hem open ligt, of schielijk het onmogelijke mogelijk makende, op ongebaande wegen voortsnellende en zijne troepen door zijne tegenwoordigheid tot de ongehoordste inspanning aanvurende, valt hij op het daarop niet voorbereide leger van Blücher aan, weet het, als een uitgeleerd veldheer, in twee deelen
| |
| |
te splitsen en deze in vier afzonderlijke gevechten te verslaan. Nu wendde de keizer zich naar het hoofdleger onder Schwarzenberg, dat zonder dapperen wederstand terugtrok, en te vergeefs om eenen wapenstilstand verzocht en vredes voorwaarden voorsloeg.
Blücher was wel overwonnen, maar zijn moed was niet uitgedoofd, zijn ijver niet verkoeld. De verslagene, en door zijne bondgenooten verlatene Blücher snelt Schwarzenberg te hulp en verkondigde den keizer, die, volgens getuigenis van diens Secretaris, Fain, den geslagen veldheer op meer dan 30 uren van zich verwijderd waande, eensklaps zijne tegenwoordigheid. De magt van Napoleon scheen voor Schwarzenberg zoo gevreesd, dat deze al meer en meer terugtrok; maar 't was Blücher en zijnen troepen onmogelijk. Even als toen hij naar Leipzig trok, hij de vereeniging met den kroonprins van Zweden had opgegeven, even zoo besloot hij thans de vereeniging met Schwarzenberg op te geven, de Marne over te trekken en naar Parijs te gaan. Aan den koning schreef hij: ‘ik ben even zoo min bevreesd voor Napoleon als voor zijne maarschalken.’
Door deze stoutheid verbaasd, laat de keizer een gedeelte zijner troepen achter, en tracht met zijne garde en zijne keurbenden Blücher in te halen, die reeds blijde was, dat hij Schwarzenberg van Napoleon had verlost. Nadat Blücher zijn leger met eenige uit Nederland komende troepen onder Bülow en Winzingerode versterkt had, dwong hij Napoleon op den 9den en 10den Maart bij Laon tot den terugtogt. Nu was de weg naar Parijs open, en het hoofdleger, door Napoleons nabijheid niet langer verontrust, rukte voort. Voor 't overige zoude de overwinning bij Laon schitterender zijn geweest, wanneer Blücher juist in dien tijd, tengevolge van de ongehoorde inspanning, niet ziek ware geweest.
Gelukkig begon men nu in 't hoofdleger doortastende maatregelen te nemen, en men besloot met de vereenigde legers naar Parijs op te rukken. Een corps van Blücher bestormde den Montmartre; alle hoogten rondom Parijs werden genomen, de voorsteden bezet, en aan wederstand viel niet meer te denken; de maarschalken Mortier en Marmont onderteekenden in den nacht van 30 op 31 Maart de kapitulatie en moesten terugtrekken; de keizer deed afstand van de regering. Een jaarlijksch inkomen van twee millioenen francs en de souvereiniteit
| |
| |
van Elba werden hem toegelegd en den 20 April 1814 vertrok hij naar zijne nieuwe woonplaats.
De wereld zoude intusschen nog niet in vrede leven en evenmin Blücher, die, nadat hij Engeland bezocht had, en aldaar met de grootste geestdrift ontvangen was, in stille rust op zijne landgoederen in Silizië ging leven.
Napoleon werd op dat zoo ongelukkig uitgekozen Elba even zoo goed onderrigt van de oneenigheid, die er op 't Weener congres heerschte, als van de ontevredenheid van 't Fransche volk over de regering der Bourbons, en hierop vertrouwende, besloot hij de kans op nieuw te wagen. Den 26 Februarij 1815 verliet hij Elba met ongeveer 1200 man en landde op den eersten Maart in de golf van Juan in Provence.
Door middel van eene proclamatie maakte hij zijn voornemen bekend, om de kroon weder op te zetten, die hem door het ‘verraad ontroofd was!’ Zijn togt van de kust der Middellandsche zee naar Parijs, was de schoonste, de grootste zegepraal, die ooit een held te beurt viel. Geheel Frankrijk snelde den keizer te gemoet en de Bourbons werden verbannen. Nog eenmaal zouden de wapenen moeten beslissen, of de wereld voortaan één persoon zoude gehoorzamen, of dat er vrede en vrijheid in alle landen zoude heerschen. Geheel Europa rustte zich toe ten strijde en Pruisen vooral en Blücher verscheen in zijne veldmaarschalks uniform onder de linden te Berlijn, bereid om andermaal het bevel over het Pruisische leger op zich te nemen.
In België werd de strijd om Europa's vrijheid beslist. De keizer greep Blücher het eerst aan; ‘want,’ zegt Gourgaud, ‘Blücher zoude Wellington komen helpen, al had hij maar twee bataillons; Wellington daarentegen zoude Blücher niet dan met het geheele leger willen komen helpen.’ Spoedig, onverwacht, en met zijne bekende onstuimigheid viel de keizer aan; de hardnekkigste tegenstand, de dapperheid der Pruissen, niets mogt baten; Wellington verscheen niet, Blücher geraakte door 't vallen van zijn paard in levensgevaar, de slag bij Ligny was verloren en men moest tot den terugtogt besluiten (16 Junij).
En wat zeide Blücher nu? Had hij den moed verloren? In geenen deele; ‘wij hebben klop gehad,’ zeide hij, ‘en daarom moeten wij 't beter maken.’ Inmiddels scheen Napoleon zijn doel, om de vijanden afzonderlijk te verslaan, inderdaad te
| |
| |
zullen bereiken. Nu moest Wellington vernietigd worden. De slag bij Waterloo nam eenen aanvang. Wellington kwam de eer toe, dat hij zijne dappere troepen in eene uitmuntende slagorde had geplaatst. Er ontstond een vreeselijke strijd; gedurig stortten zich nieuwe massa's op de dapper strijdende Engelschen; al voortdringende winnen de Franschen gedurig meer grond, en hoe dapper zij ook zijn, de Engelschen zullen het moeten opgeven. Maar hoe! daar verschijnt de twee dagen vroeger geslagen Blücher, vol moed, en door zijne nederlaag volstrekt niet overwonnen, bij Belle-Alliance, en brengt den keizer eene onverwachte beslissing, den met reikhalzend verlangen wachtenden Wellington hulp en redding, den vijand verderf en ondergang. Ditmaal bekroonde de glansrijkste overwinning de poging van den Duitschen held; de Franschen bezweken voor dien moedigen aanval, hunne adelaars zonken magteloos ter neder, de vrijheid van Europa was gered.
‘Sedert dien dag,’ zegt Foy, ‘sedert dien 18 Junij, drukte de hand van het buitenland zwaar op Frankrijk.’ Zoo spoedig mogelijk trok Blücher ten tweedenmale naar Parijs. Bij den eersten intogt in Frankrijk, bij den eersten intogt in Parijs, verstonden de bondgenooten de kunst nog niet om als overwinnaars een land binnen te rukken. Ditmaal achtte Blücher zich door niets gebonden; hij beschouwde het als pligt, om alsnu het regt van vergelding te doen gelden. Toen de Parijzenaars even als in 't vorige jaar vrijheid van inkwartiering wilden bedingen, antwoordde Blücher koeltjes: ‘de Franschen hebben jaren lang in Berlijn gelogeerd, geen Pruis zal terugkeeren, of hij moet eerst door de Parijzenaars goed onthaald worden.’ Evenmin wilde hij zijne toestemming geven, dat het Museum onaangeroerd zoude blijven; de geroofde kunstschatten moesten teruggegeven worden. Blücher wilde de brug van Jena laten springen. Uit naam van Talleyrand smeekte men hem, om de brug te sparen. ‘De brug zal ik laten springen,’ was Blücher's antwoord ‘maar aangenaam zoude het mij zijn, wanneer mijnheer Talleyrand er eerst zelf op ging staan!’
Gedurende den bevrijdingsoorlog waren Blücher's daden beslissende momenten. De veldtogt aan den Rijn bewees, dat hij een held, de slag aan de Katzbach dat hij een uitstekend veldheer was. Zijn stoutmoedig overtrekken van de Elbe, zijn togt naar Leipzig, zijn hardnekkig aandringen op het voortzet- | |
| |
ten van den oorlog aan gene zijde des Rijns, zijn voortrukken in Champagne, zijn togt naar Parijs, zijne onverwachte hulp bij la Belle Alliance: al deze daden waren zoovele oorzaken van de bevochtene overwinning.
Hij alleen met zijne ijzeren wil, met zijnen onwrikbaren moed, had over Napoleon gezegevierd en Frankrijks magt gebroken. Alleen een veldheer van zulk eene onvermoeide werkzaamheid, die, al werd hij ook geslagen, zich zelven nooit voor verloren hield, kon met vrucht den strijd tegen Napoleon volhouden. Aartshertog Karel moge grooter krijgskundige geweest zijn, andere veldheeren mogen met hem eenen welverdienden roem verworven bebben, Blücher munt boven allen uit. Wat Duitschland, wat Europa in dien strijd heeft tot stand gebragt, dat is men aan hem verschuldigd, hoewel de held met eene edele bescheidenheid getuigde, dat hij niet meer had gedaan, dan zijn pligt van hem vorderde.
En deze heldennatuur, die den grootsten man zijner eeuw van zijnen zetel wist af te stooten, bezielde hem niet alleen in zijnen mannelijken leeftijd, maar ook in eenen leeftijd, waarin andere menschen rusten van hunnen arbeid. Bij Lubeck vocht hij, toen hij 64 jaar was; in den bevrijdingsoorlog vocht hij als grijsaard, die reeds meer dan 70 jaren telde, met de kracht en de geestdrift eens jongelings, al de ongemakken van den ouderdom vergetende, wanneer de kanonnen donderden, de zwaarden schitterden en zijn wapenkreet: ‘voorwaarts, kinderen!’ de zijnen in helden herschiep. Nooit beangst, nooit zwaartillend, altijd goedsmoeds, ongemak en ontbering verachtende, gevaren niet kennende, sleepte Blücher door zijne geestdrift, zijn leger onwederstaanbaar met zich voort. Allen waren vast overtuigd, dat zij onder zijne aanvoering moesten zegevieren. Blücher was de vertegenwoordiger van den volkshaat tegen Napoleon, de voorvechter in den strijd op leven en dood, en niet ‘de dolle huzaar’ zooals hij door nijd en ijverzucht genoemd werd.
Na het sluiten van den vrede ging Blücher op zijn landgoed Krieblowitz wonen en stierf aldaar op den 12 September 1819. Te Rosbock, Berlein en Breslau zijn gedenkteekenen voor hem opgerigt.
Al was hij geen Nederlander, de zaak voor welke hij streed, was ook de onze; de vrijheid, welke hij hielp verkrijgen,
| |
| |
was ook de onze en daarom mag hij niet vergeten worden in een tijd, waarin allen herdacht worden, die streden voor de heilige zaak, voor de zaak der vrijheid en onafhankelijkheid.
Beek, 12 September 1863.
|
|