engelsche fabrieksteden hebben doen gevoelen, ernstig aan is gaan denken, om de katoenteelt ook in de andere streken van den aardbol te bevorderen en aan te wakkeren. Ruim vier millioen menschen in Engeland kennen geen ander middel van bestaan, dan de verwerking van katoen; vóór het uitbarsten van den krijg in Amerika rekende men, dat er in de katoen-nijverheid in Engeland een kapitaal stak van twee honderd millioen ponden sterling, dat is 2400 millioen guldens, en katoenen stoffen vormden een derde van Engelands geheelen uitvoerhandel.
De eerste melding, die wij in de geschiedenis gemaakt vinden van de katoenplant, is bij Herodotus, en hij beschrijft haar als een boom, die wol draagt in Indië. Indië is dan ook werkelijk het vaderland van den katoenboom, en het ontstaan van de katoenteelt in Amerika is van betrekkelijk zeer verschen datum. Tot op het laatst der vorige eeuw, werd in het zuiden zeer weinig katoen geteeld; en eerst in 1791 begon men daarvan een artikel van uitvoer te maken: in den loop van dat jaar werd de onbeduidende hoeveelheid van 189,316 pond verscheept, en in het volgende jaar slechts 138,328 pond. Zoo was het nietige begin van eenen handel, die later eene vlugt heeft genomen, waarvan in de geschiedenis der wereld geen tweede voorbeeld is aan te wijzen. De katoenteelt in Amerika klom in zeven jaren tijds zes-en-dertig-duizend-voudig, en zulks in weerwil, dat het een uitheemsch plantgewas gold. In 1860 werden, uit Amerika, in Engeland ingevoerd 500,000 balen, meer dan het jaar te voren, dus 2,600,000 balen, of dertien honderd millioen ponden amerikaansch katoen. De katoenhandel wordt gerekend in zijnen normalen toestand van de laatste jaren voor de Vereenigde Staten een kapitaal te vertegenwoordigen van 480 millioen guldens. Zes jaren geleden, was in Amerika de katoen-oogst gedeeltelijk mislukt, en werden er slechts 1,482,000 balen uitgevoerd naar Engeland, dat toen nog ruim 1 millioen balen ontving uit andere oorden van de wereld (ruim twee derden daarvan uit Engelsch Indië).
Onze afbeelding geeft het gezigt op eene katoen-plantaadje in de zuid-amerikaansche staten. Het zaad wordt in den grond gebragt door middel van een zaaiploeg, op afstanden van 10 à 12 duim, en zulks in het laatst van Augustus of in het be-